IMJ schreef:Geen namenbingo..
Nee, nog geen Bingo, Ing! We missen nog onze Bekende Nederlandse Koningshuisspecialiste
Dan is het pas echt Bingo. Maar die komt nog hahahaha
Zal ook weer een date-verhaal posten dit weekend, dat is echt heerlijk schrijven hahahaha (niemand wil meer met me op date na het lezen maar oké. Bedankt voor het vertrouwen. Heb gelukkig nog een heel archief om uit te putten).
17.
16 februari 2021
Of: hoe ik met pennywafelkruimels in mijn haar ja zei tegen alles wat ik niet wilde.
Toen ik wakker werd met een klodder honing in mijn haar en een koala-knuffel van Intertorys in mijn armen, wist ik dat het een avond was geweest met slechte beslissingen en te weinig water. Het was een combinatie die zowel absurd als geruststellend voelde. Dat gevoel verdampte acuut toen ik zag waar ik lag: in een bed vol maagdelijk witte designerkussens. Ooit bedoeld voor een interieurshoot, nu vooral een crime scene van NC346 Gucci foundation en iets wat verdacht veel op satésaus leek.
Sh¡t. Mijn make-up.
Ik hees mezelf omhoog en strompelde naar de spiegel. ‘Wow, wat een leuk jurkje!’ riep ik uit. Toen zag ik dat ik hem achterstevoren aan had. Typisch. Het was er één van Els. Het lumineuze idee om de hele wijnvoorraad volledig te decimeren werd gevolgd door een ander lumineus idee om dan maar te blijven slapen.
Ik veeg de pennywafelkruimels van mijn gezicht en probeer in de resten van mijn geheugen te graven. Na de rijsttafel had ik eigenhandig een coupe gepleegd op de voorraadkast, een actie waar mijn maag nu protest tegen aantekent.
Tom zou dit dus nooit doen. Die kreeg al morele rimpels toen ik hem laatst een foto van mijn pizza stuurde. Het was maar een kleintje, zei ik nog. Tja, zo kom ik natuurlijk nooit aan een goddelijk lichaam.
Ik moet echt even decompresseren. Gelukkig kreeg ik van het universum een mentale snipperochtend cadeau en ben ik vrijgesteld van direct presteren—Tom gaat altijd eerst slapen nadat hij is geland. Dus terwijl hij horizontaal bijkomt, heb ik mooi de gelegenheid om mijn appartement te hergroeperen. Mijn nieuwe schoonmaakster was namelijk in mijn afwezigheid geweest. In theorie voor twee uur. In de praktijk: dertig minuten. Ik zag het op mijn camera, waarvan ze wéét dat ik hem heb. Twee uur, zei ze, dat zou nét genoeg zijn. Voor wat dan? Eén symbolische dans met de Swiffer en een peptalk aan de wc-bril? Het was in elk geval genoeg om mijn router uit het lood te schoppen en mijn deodorant te verstoppen.
Maar goed, iets ervan zeggen durf ik niet.
Straks moet ik zelf weer dweilen.
Dan schiet er een herinnering binnen die nog verontrustender is dan pennywafel in je haar. Heb ik gisteravond—nee toch?—heb ik echt Prem geappt? Met Els’ telefoon? Els’ echtgenoot is natuurlijk bevriend met Prem. Dus natuurlijk kwam hij weer voorbij. Prem komt altijd voorbij. Een plotselinge golf van spijt overspoelt me. Wijn & WhatsApp—wat een hels duo.
Waarom doe ik dit toch altijd? Waarom denk ik altijd dat wijn en communicatie een gouden combinatie is? Alsof ik na twee glazen plots de kracht heb om relaties te helen, trauma’s op te lossen én het Midden-Oostenconflict op te lossen.
Els probeert me gerust te stellen. ‘Volgens mij viel het mee. Prem vond het niet erg,’ zegt ze. Ik hoor aan haar stem: het viel totaal niet mee.
Ik besluit plechtig—alweer—dat dit nóóit meer gebeurt. Geen wijn. Geen appjes. En bovenal: geen Prem. Vooral geen Prem.
Dan herinner ik me iets verontrustenders: had ik Tom vanochtend óók niet een appje gestuurd?
‘Hey saaie,’ lees ik. Ik was waarschijnlijk even vergeten dat ik bij Prem op eieren liep, maar bij Tom loop ik op punaisepunten. ‘Ben je al wakker?’
‘Saaie?’ appte hij terug. ‘Ik werk me kapot om jou te zien en dan noem jij me saai?’
Een prachtig begin.
Ik bedoelde het helemaal niet zo. Ik wilde gewoon aandacht. Maar bij Tom is een verkeerde woordkeuze gelijk een tactisch nadeel.
Met gepaste trots jegens mijn progressie in punctualiteit parkeer ik precies om vier uur ’s middags voor het hotel. Hij kan niet ontkennen dat ik er niet alles aan doe om een eventuele luttele confrontatie uit de weg te gaan. Er is geen spoor van Tom. Natuurlijk niet. Eindelijk een keer op tijd, en niemand om mijn glorie mee te delen. Behalve het hotelpersoneel, dat mijn beweging nauwlettend waarneemt, met in mijn hand een briefje.
Het briefje.
Waarop ik heb geschreven wat ik wil. Het is iets waar hij al vaak naar gevraagd heeft, dus heb ik het op advies van Nienke opgeschreven. ‘Dat komt stabieler over dan krijsen,’ zei ze.
Citaat:
Ik vind je heel leuk, ik wil niet dat dit gesprek betekent dat ik je kwijtraak. Ik weet niet of kinderen echt een definitieve nee zijn voor mij. Nu is geen voor altijd. Maar zelfs als jij bij nee blijft, en ik verander, wil ik er voor open staan.
Maar tijd om het voor te lezen krijg ik niet.
‘Sorry schatje, van net,’ begint hij zacht, terwijl hij over zijn gezicht wrijft, duidelijk nog aangetast door jetleg. ‘Ik ben de laatste tijd zo moe. Ik hoop dat je daar een beetje rekening mee kunt houden.’
Natuurlijk.
Hij is de piloot.
Ik ben de stewardess.
Niet in functie, maar de balans staat al vast. De spreekwoordelijke zijden handschoentjes had ik inmiddels meegenomen, al is dit wel iets waar ik erg aan moet wennen.
Overigens mag ik die ook direct uittrekken, tegelijk met de rest van mijn garderobe.
‘Je bent alles voor me,’ fluistert hij in mijn oor, zijn stem lager dan mijn eigenwaarde op dit moment. ‘Ik wil alles met je.’
Zijn hand volgt de kromming van mijn rug, langzaam, doelbewust. Alsof hij mijn lichaam al uit zijn hoofd kent. Mijn adem hapert.
Hij kust me. Eerst zacht, bijna verontschuldigend. Dan steviger. Diep. Alsof hij alles wil uitwissen wat hij eerder zei.
Ik geef me over.
Mijn lichaam is hem al voor.
Ik smelt tegen hem aan. Geen wil. Geen rem. Alleen hij. Zijn geur. Zijn stem. Zijn grip.
‘Ik wil een baby met je,’ fluistert hij, terwijl zijn hand onder mijn blouse glijdt. Zijn vingers spreken vloeiender dan zijn mond ooit heeft gedaan.
En ergens—ergens diep in mij—buigt iets mee.
Een geruststellend stemmetje dat zegt: Zie je wel. Hij kiest jou. Dit is echt. Dit is geen spel.
Laat iedereen maar praten. Laat ze denken dat hij in elk continent een liefje heeft. Hier is hij. Bij mij. Met dit moment als bewijs.
Maar een ander stukje in mij—gescherpt, gehavend, alert—houdt zijn adem in.
Alleen is het tegen zijn borstkas, met zijn adem in mijn hals en zijn handen op plekken die zelfs ik vergeten was, verdomd moeilijk om nog helder te denken.
To be continued...
De (witte) rijsttafel

Het briefje
(I was searching)

Nog even aansluitend op mijn vorige post:

(wilde hier iets typen, maar laat het nog even achterwege).