Inmiddels zijn we weer even verder. Ik heb 2 hele goede weken achter de rug, met af en toe een mindere dag maar sinds zaterdag is het gewoon buh. Maar dat komt doordat ik steeds dichterbij kom bij mijn kern van PTSS. En dat is behoorlijk heftig, maar ik ben ergens ook wel blij. De kern is intens verdrietig, ik heb het opgeschreven.
Citaat:
Ik wroet met mijn handen in de grond. Zonder enige gedachte plaats in de viool waar ik hem wil hebben. Ik graaf een kuiltje met mijn hand, schuif wat aarde weg en plaats het viooltje in de grond. Voorzichtig schuif ik de aarde terug en druk ik het aan om de viool heen. Ik doe dit delicaat en voorzichtig, zodat ik de viool niet beschadig. Dan druk ik mijn wijsvinger in de aarde richting de wortels van de viool en stop er wat mest bij. De korrels stinken aan de ene kant, maar aan de andere kant staat de lucht me toch aan. Het geeft het gevoel van buiten, van vrijheid, van de boerderij.
Nadat ik de mest in de grond heb gestopt, druk ik het zand definitief aan en leun ik even achterover om te kijken naar de zes viooltjes die ik heb gepland. Ik voel me tevreden en ik zucht diep. Op de achtergrond hoor ik mijn man druk bezig met harken en vegen. Wanneer ik hem hoor zuchten en steunen, spits ik mijn oren naar hem toe. Ik voel mezelf verstijven. ‘Mijn schuld. Ik doe het fout.’ Mijn gevoel praat tegen me, iets wat er altijd is. Maar vandaag hoor ik voor het eerst de woorden door mijn lichaam resoneren. En mijn hele lijf verzuurt. Ik word misselijk en voel de tranen opwellen in mijn ogen. Heel even ben ik helemaal alleen in de tuin, op de wereld. En ik ben heel klein en ik voel me in stukken uit elkaar vallen. Mijn lichaam is niet meer een, ik ben kapot. Mijn gevoel van angst en verdriet implodeert in mijn buik en ik, ik voel me loodzwaar. Het verdriet en de angst giert door mijn lijf en ik probeer mezelf te herpakken.
Nog steeds zit ik in de tuin, op mijn hurken. Ik wil omhoog komen, maar mijn lichaam zit vast. Zuur, pijn, verdriet, kots. Dat is het enige wat nu sterk is in mijn lichaam. Die gevoelens wil ik uitkotsen, ze moeten uit mijn lichaam, maar het zit vast. Ik weet dat ik het terug moet duwen, dat ik het moet dragen. Want het is teveel om nu te verwerken, het is de kern van mijn bestaan. Dat voel ik in alle vezels van mijn lichaam. En dan kom ik weer terug op de wereld zoals hij is en ik kan weer nadenken. Mijn brein probeert te relativeren, maar ergens voel ik dat dit er even moet zijn. Want dit is de kern van de ui, die ik al die jaren heb afgepeld. Jarenlang horen, voelen en ervaren dat mijn mening er niet mag zijn, dat wat ik doe toch niet goed genoeg is, of misschien wel fout is. Dat wat ik wil, volgens hem toch niet haalbaar is. Dat wat ik ervaar, volgens hem niet waar is. Alles wat je denkt te zien, te voelen, te horen, te krijgen, wordt direct ondermijnd.
Elke keer wanneer je land op aarde, wordt de grond direct onder je voeten weggeslagen en zwem je weer rond in de lucht van haat en pijn. Waar je na een tijdje niet eens meer van schrikt, maar waar je naar schikt. Het stopte me niet, ik bleef doen wat ik wilde doen, maar elke keer met de kernwaarde dat ik niet zou slagen, dat ik niet goed genoeg zou zijn. Altijd ging ik situaties aan met een onderbewustzijn dat het toch niet zou lukken, dat ik er toch niet bij zou horen, dat ik toch niet goed genoeg was. Dus kan het leven dan wel slagen, als je die kernwaarde hebt? Nee, dat kan niet, want de grond is nog steeds weg, nog steeds zweef ik rond. Wel als een sterke engel, met veel kracht en met goede mensen om me heen. Want zij droegen mij, zij zorgde ervoor dat als ik dan maar moest zweven, dat ik het goed deed.
Maar nu is het tijd om te landen, want ik wil gewoon met beide benen op de grond staan. En ik wil weten dat ik goed genoeg ben, nee voelen. Ik weet het, maar het gevoel is te diep, te sterk. Mijn hoofd kan niet opboksen tegen de kracht van het gevoel. Dat gevoel aard in mijn buik, en straalt uit door mijn hele lijf. Het maakt me moe, want het is een verlammend gevoel wat ervoor zorgt dat het leven oneerlijk zwaar wordt. Want eigenlijk zegt het gevoel, ‘jij hoort hier niet’. De dood is soms geen oplossing, maar volgens het gevoel is het wel waar je hoort te zijn, omdat de gevoelens bij leven je het leven niet gunnen. Ik wil alleen niet dood, gelukkig maar, want gelukkig is er teveel om voor te leven. Maar het leven is wel ondoenlijk zwaar, waardoor de dood soms aanklopt of hij wat voor je kan betekenen. Gelukkig zette dat moment vaak wel een goed perspectief over het leven. Dat niet alles poedersuiker is in het leven, en dat ik ondanks mijn kernwaardes nog wel momenten in het leven heb dat ik geniet.