Citaat uit een artikel in de Vk van vandaag, geschreven door oud-directeur van het Pieter Baan Centrum Hjalmar van Marle. Hij pleit voor aanpassing van het medisch beroepsgeheim omdat hij vindt dat in de psychiatrische hulpverlening de verhouding tussen patiëntenrechten en publieke veiligheid zoek is:
Citaat:
Telkens blijkt bij geweld door psychisch gestoorden dat in de contacten met de psychiatrie hun gevaarlijkheid is onderschat. En door het rigide karakter van het beroepsgeheim, werd onderling niet gemeld dat een potentieel gevaarlijke cliënt buiten de instelling verbleef. Meestal ging en gaat het goed, maar terecht zegt men: één geval van ernstig geweld is al te veel.
Het beroepsgeheim is een groot goed, een pijler onder de medische zorg: iedereen moet de zorg krijgen die nodig is en daarvan niet worden weerhouden uit angst elders bekend te worden. Niettemin: datzelfde beroepsgeheim maakt de ggz ook tot een slechte gesprekspartner, want in elk gesprek of overleg staat de virtuele barrière van het beroepsgeheim, soms tot grote frustratie van de gesprekspartners. Er mag niet over patiënts belangrijkste kenmerken gesproken worden, tenzij er acuut gevaar is. Terwijl er zwarte lijsten zijn van lastige horecabezoekers of verzekeringsfraudeurs, zijn die er niet van mensen met psychische geweldsproblematiek: ‘want dat is medisch’.