Grote ogen en open monden staren me aan. Ik heb het toegegeven, kom maar op. Iemand durft te spreken. De allereerste vraag: “maar... wat eet je dan?” Ik antwoord dat ik echt vanalles eet, onder andere broodjes hamburger met mayo en melkchocolade. Nu er één schaap over de dam is, volgen er meer, en iedereen vraagt wat ik dan nog meer eet en vooral, wat ik allemaal níet eet. Terloops wordt opgemerkt dat ik helemaal niet bleek, zwak, ziek en graatmager ben, zoals een ‘echte’ veganist, terwijl het toch echt niet gezond kan zijn want mensen zijn van nature alleseters.
Na het gedeelte voeding wordt de rest onder de loep genomen, om te beginnen mijn schoenen, met de vraag of ze van leer zijn. Nee. Vervolgens onderwerpt men mij aan een kruisverhoor over mijn make-up en nagellak. Zijn die proefdiervrij? Ja. En mijn haarverf? Nee, die niet. “Aha!” wordt er triomfantelijk geroepen, “je bent dus geen echte!”. Ik zeg dat ik nu eenmaal niet alles in de hand heb, en dat ik meteen veganistische proefdiervrije blauwe haarverf zou kopen, mocht ik het ooit tegenkomen. Er komen nog wat vragen over shampoo, tandpasta, tijdschriften en condooms (“ja, er bestaan veganistische condooms, ook speciaal voor anale seks, en je hebt ze ook met smaakjes, maar die zijn niet voor anaal.”) Er wordt iets gemompeld over dat ik paardrijd, en dat dat toch ook niet veganistisch verantwoord is. Daarna wordt er gevraagd hoeveel pillen ik op een dag moet slikken, wat ik doe met sporen van melk, en hoe het dan precies zit met honing.
Dan komt de hamvraag: “maar waaróm?” Ik zeg dat ik me inzet voor een beter milieu, dierenwelzijn en mensenwelzijn. Het hele bio-industrieverhaal dat vegetariërs ook standaard te horen krijgt komt voorbij. Ik zeg dat er ook mensen zijn die het voor hun eigen gezondheid doen, waarop me verteld wordt dat ik rook, alsof ik dat nog niet wist. Iemand biedt me een dropje aan, en verontschuldigt zich. “Oh nee, sorry, dat mag je niet.” Er worden nog enkele producten genoemd die ik van de Allesziende, Alleswetende, Omnipotente, Omnipresente Vega-God kennelijk niet mag. Er wordt gevraagd of ik dan wel brood mag? Nee, dat wil ik niet. “Maar wat zit daar nou weer in dan?!” Dat wil je niet weten. Vervolgens komt er een hypothetische situatie waarin ik een dierlijk product zou moeten gebruiken om te overleven, meestal iets in de trant van verdwaald in de jungle een stuk kaas vinden. Opnieuw word ik ervan beschuldigd dat ik een pony heb. Er wordt gezegd dat het zo knap is dat ik het kan volhouden. Ik grap dat ik voor het eten altijd het Onze Biologische Fair Trade Broccoli zeg en een stuk uit Ecofabulous lees, hopend dat zich een bloedonderzoekswonder geschiedt. Iemand vraagt wat ik doe met dingen als uit eten gaan, of bij andere mensen eten. Ik zeg dat ik dat niet doe, omdat ik restaurants niet vertrouw en andere mensen niet wil opzadelen met mijn levensstijl. Nadat mij verweten is dat ik ongezellig ben, word ik voor extremist uitgemaakt. Het eindigt met het statement “nou... ik zou dat dus echt nooit kunnen.”
Het is een groot geluk dat ik toch al niet zo sociaal was, want als ik dit nog vaker moest meemaken, zou ik gek worden. Ik krijg steeds meer de neiging om maar gewoon te zeggen dat ik een dodelijke allergie heb voor alles dat dierlijk is, want dit is echt heel erg vermoeiend. Geen vlees eten wordt kennelijk nog wel getolereerd, geen vis eten is ook nog wel tot daar aan toe. Maar veganist zijn? Da’s toch niet normaal...
Hoe denken jullie erover? Waarom anti-veganisme, of juist voor maar het zelf niet doen? Waar komt het idee vandaan dat veganisten geitenwollensokkentypes zijn? Veganisten dragen toch per definitie al geen geitenwol...
Waarom is het niet gangbaar en zelfs problematisch om voor een duurzame levensstijl te kiezen?
Voor de goede orde: ik wil hier niemand mee aanvallen. Ieder maakt zijn eigen keuzes, en ik weet ondertussen wel hoe het is om erop afgezeken te worden
