Citaat:Er rust in Nederland „een soort wetenschappelijk taboe” op onderzoek naar de relatie tussen zedenmisdrijven en de herkomst van de daders. Dat zegt forensisch psycholoog Wineke Smid, voorzitter van NL-ATSA, de Nederlandstalige vereniging voor preventie van zedendelicten. Ze werkt bij De Forensische Zorgspecialisten.
Het debat over de eventuele relatie tussen herkomst en zedendelinquentie is opgelaaid na de massale aanrandingen in Keulen, Hamburg en Stockholm, waarbij onder anderen vluchtelingen vrouwen betastten en, in enkele gevallen, verkrachtten. Harde cijfers over hoe vaak dat voorkomt zijn zeer lastig te vinden.
Voor haar eigen proefschrift (uit 2014) deed Wineke Smid onderzoek naar de daders bij zedenmisdrijven. Zij constateert uit een steekproef van daders tussen 1996 en 2008, dat verkrachtingen in Nederland relatief vaak worden gepleegd door niet-westerse allochtonen. Autochtonen zijn juist weer oververtegenwoordigd als het aankomt op kindermisbruik.
Citaat:Dit zijn ruwe data, waarschuwt onderzoeker Roel Jennissen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). In 2007 deed Jennissen, als eerste, hier gedetailleerd onderzoek naar. Zijn conclusie: niet-westerse allochtonen plegen relatief vaker zedenmisdrijven dan autochtonen. De uitschieters zijn mensen van Antilliaanse komaf, die 6,5 keer vaker een zedendelict plegen, gevolgd door mensen uit sub-Sahara Afrika (6 keer) en Arabische landen (5 keer). Jennissen: „Die groepen bestaan uit relatief jonge mensen. Corrigeer je de data voor leeftijd en geslacht, dan neemt de oververtegenwoordiging af, maar verdwijnt ze niet.”
Uit 2008 dateert een onderzoek op basis van politiegegevens, van criminologen Anton van Wijk en Arjan Blokland. Zij onderzochten de etniciteit van zedendelinquenten in het jaar 2005. Hun conclusie: alle etnische minderheden zijn oververtegenwoordigd, op Indonesiërs na.
https://archive.ph/90FVR