mag ik nog even toevoegen:
Citaat:
Omgevingstemperatuur
Wilde paarden overal ter wereld, in koude en warme streken, worden hun hele leven blootgesteld aan weer, wind, zon, storm en schommelende temperaturen. Toch zoeken de dieren geen afgesloten plaatsen op als beschutting, enkel struikgewas of groepen bomen. Door een ingenieus systeem kan het paard zijn lichaamstemperatuur onder al die omstandigheden handhaven op 38 graden.
1. Vacht: de vacht die zich tweemaal per jaar vernieuwt, past zich aan de verschillende basistemperatuur per seizoen aan. Ook kan het paard door kleine spiervezels die met de haarschachten verbonden zijn de haren oprichten of platleggen. Door het omhoogzetten van de haren kan een paard lucht vasthouden tussen de haren, dit werkt als een extra isolatielaag (denk maar aan dubbel glas!)
2. Aders: (Slag)aders kunnen uitzetten, waardoor het bloed dichter naar het huidoppervlak gebracht wordt, waar het bloed zich kan afkoelen aan de buitenlucht.
3. Zweten: Het paard is een van de weinige zoogdieren dat via de huid kan zweten. Zweet dat verdampt, koelt de huid af.
Paarden die in stallen worden gehouden, ondervinden abrupte temperatuursveranderingen. Bijvoorbeeld in de winter: als het op stal 20 graden is en je gaat een buitenrit maken op een koude winterdag met -2 graden. Als het paard buiten de stal komt ervaart het paard een temperatuursverschil van 20 graden binnen enkele seconden. Hoewel in de natuur ook extreme schommelinge voorkomen (woestijn ’s nachts vorst en overdag 40 graden) verloopt dat vele malen geleidelijker.
Knippen en scheren is volgens Strasser niet alleen onnodig, maar ook nadelig: een geschoren vacht is veel minder effectief en in een korte vacht kan een paard minder lucht vasthouden als het de haren rechtop zet bij kou. Het meest verraderlijk is het als een paard slechts deels geschoren is: de niet geschoren gedeeltes zullen te warm zijn en de geschoren gedeeltes te koud. Ditzelfde geldt voor dekens: niet bedekte gedeeltes raken onderkoeld en bedekte gedeeltes oververhit.
Beweging
Gemiddeld leggen wilde paarden zo’n 15 tot 25 km per dag af, al grazend. Een paard dat in een box leeft en een uur per dag bereden wordt, beweegt hooguit een paar kilometer per dag. Deze beweging is dan ook nog eens geconcentreerd in een kleine deel van het etmaal. Met andere woorden; beweging is niet verspreid over het hele etmaal. Dit leidt tot verminderde doorbloeding van het hele paard, dus ook de hoeven en botafbraak als gevolg van deze verminderde doorbloeding. Een paard mag onder de ruiter ook zelden een natuurlijke houding aannemen. Een verzameld dressuurpaard wordt in een onnatuurlijke houding gedwongen, net als IJslanders die met opgeheven hoofd moeten tölten. (Hier later meer over)
Voeding
De voedselopname is vrijwel continu door constant grazen. Paarden die twee à driemaal per dag worden gevoerd, hebben niet alleen pijnlijke honger (die kan resulteren in luchtzuigen, kribbebijten etc), maar lopen ook het risico op darm- en maagproblemen (maagzuur, koliek etc). Ook tandproblemen kunnen worden veroorzaakt doordat er te weinig speeksel wordt aangemaakt waarmee de tanden worden beschermd. Bovendien zitten in krachtvoer vaak suikers. Een opgestald paard dat zich tussen de maaltijden te goed doet aan stro kan hiermee de lever beschadigen; bij het verteren van grote hoeveelheden stro worden ammoniakcomponenten (ammonia en ammonium) in de darmen gevormd dat via de darmwand en het bloed de lever bereikt.
Lichaamshouding
Een paard kent geen vast dag- en nachtritme, zoals de mens. Paarden slapen ongeveer vier tot zes uur verdeeld over het hele etmaal. Het grazen wordt op verschillende momenten onderbroken voor korte periodes van rust die van een paar minuten tot een half uur duren, met uitzondering van veulens die langer kunnen slapen. Paarden slapen veelaal staand; ze gebruiken nauwelijks energie om rechtop te staan. Dit komt doordat de gewrichten van het been in een bepaalde hoek gefixeerd kunnen worden.
Wanneer het paard het hoofd laag heeft, draagt de voorhand het meeste gewicht en de tenen dragen meer gewicht dan de hielen van de hoef, maar ook wanneer het paard in stap of in draf beweegt blijft het hoofd laag en wordt het hoofd niet hoger gedragen dan de eigen schoft.
Traditioneel opgestalde paarden zullen hun hoofd grote delen van het etmaal omhoog hebben, omdat ze met het hoofd omlaag in de box geen soortgenoten kunnen zien. In een box zullen ze hun hoofd vaak over de boxdeur houden om oogcontact te hebben met andere paarden. Hierdoor verschuift het zwaartepunt van het paard in zijn lichaam, maar ook in zijn hoeven.
Ook het eten uit voerbakken of ruifen leidt tot problemen, deze staan meestal niet op de grond. Met het hoofd laag zijn de luchtpijp en slokdarm vrij, ruim en lopen in één lijn door. Met opgeheven hoofd ontstaat een bocht in de luchtpijp en slokdarm waardoor het paard zich sneller kan verslikken en voedsel blijft hangen.
Contact hoeven met water en vet en olie
In het wild hebben paarden dagelijks meerdere malen contact met water met hun hoeven: tijdens het drinken in meertjes, het lopen over natte ondergronden, regen en dauw (vrijwel elke ochtend aanwezig!). Hoeven van traditioneel opgestalde paarden komen hooguit enkel malen per week in contact met water, bij het afspuiten van het (bezwete) paard. Absorptie van water maakt de hoeven elastisch en soepel, dat op zijn beurt overmatige slijtage voorkomt. Vergelijk het maar met een natte spons die je over straat ‘schraapt’ en een knetterharde opgedroogde spons die je over straat schraapt.
Bij opgestalde paarden drogen de hoeven uit, doordat er in boxen, rijbakken, paddocks etc geen water aanwezig is. Bovendien onttrekken veel bodembedekkers in stallen vocht aan de hoef, omdat ze ontwikkeld zijn om zoveel mogelijk urine op te nemen. Uitgedroogde/droge hoeven slijten sneller en zijn minder elastisch, kunnen daardoor ook minder goed schokken absorberen en het hoefmechanisme wordt hierdoor aanzienlijk verminderd.
Bij veel paarden wordt ook nog eens de hoef wekelijks met vet of olie ingevet. Olie en vet stoten water af en zullen zo de hoef nog sneller uitdrogen.
Rustplaatsen
Rustplaatsen van paarden in de natuur zien er in de ogen van mensen weinig comfortabel uit: geen dak, geen zachte ligplaats, weinig beschutting etc. Echter, paarden zijn prooidieren die zich niet verschuilen, hun leven hangt af van het snel kunnen wegrennen van het roofdier. Júist als zij slapen is het belangrijk dat ze de omgeving goed kunnen overzien en hun soortgenoten goed kunnen zien, omdat die op wacht staan. Paarden kiezen uit zichzelf als beschutting vaak de helling van een heuvel op of gaan een bos binnen wanneer zij last hebben van insecten. Wind en frisse lucht zijn altijd aanwezig. In veel stallen is te weinig luchtcirculatie. Behalve met opsluiting wordt een paard in een box ook nog geconfronteerd met verveling waaruit weer allerlei stal’ondeugden’ ontstaan. Het feit dat een paard min of meer gehoorzaam in zijn stal staat, zegt alleen iets over dat het paard weet waar het z’n eten kan vinden en het feit dat zijn instincten kunnen worden onderdrukt.
Ondergrond voor hoeven
In het wild komen hoeven in aanraking met verschillende ondergronden, hard en onregematig. Opgestalde paarden staan een groot deel van de dag op zachte bodembedekking in hun box (stro, vlas, zaagsel etc) en veel bodems van rijhallen en rijbakken zijn ook van zacht materiaal. Hoeven ondervinden hier te weinig slijtage en tegendruk.
Sociale contacten met andere paarden
Paarden in het wild leven in kuddeverband. Een paard alleen is ten dode opgeschreven. De kudde biedt bescherming, verzorging en sociale contacten. Bij traditioneel opgestalde paarden, worden paarden gefrustreerd in hun behoefte aan sociaal contact. Boxen worden gescheiden door tralies of dichte zijwanden en kunnen elkaar niet overal aanraken en besnuffelen. Ook ‘groomen’, net zo belangrijk als ‘vlooien’ bij apen voor het onderhouden van sociale contacten, wordt onmogelijk gemaakt. Veules worden afgespeend in plaats van dat zij zich langzaam in de kudde losmaken van hun moeder. Een paard moet soortgenoten kunnen zien, aanraken, ermee spelen en omgaan. Als aan deze voorwaarden niet voldaan is, zal de lichamelijke en geestelijke gezondheid eronder leiden. Seksueel contact wordt gefrustreerd omdat het normale proces van ‘elkaar het hof maken’ niet toegestaan wordt. Hengsten wordt hun sperma kunstmatig afhandig gemaakt op een kunstmerrie die zij dekken. Het sperma wordt vervolgens ingebracht bij de merrie zonder dat de hengst hier nog aan te pas komt. In de gevallen waarbij nog wel gedekt wordt, is het contact met de hengst vaak maar kort en is er vaak sprake van een gedwongen dekking waarbij de merrie vastgebonden wordt. Uit recente wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat dergelijke dekkingen traumatisch zijn voor de merrie.
‘Bescherming’
Afgezien van opgedroogde modder (insectenwerend) kan het paard zich in de natuur nergens mee bedekken. Onder ‘omgevingstemperatuur’ is al verteld welk effect scheren en dekens hebben op warmtehuishouding van een paard.
bron:“Een paardenleven lang gezond” Dr. Hiltrud Strasser, 2000