

1.

2.

3. De stempels aan de achterzijde van de lepel. Als je goed kijkt zie je in het metaal een kleine "2" staan. De "2" staat ook zowel links als rechts in het leer gestempeld en geeft de boommaat van het zadel aan. Links onder de 2: een adelaar en WaA136 (Waffenamt nummer). Rechts onder de 2: hoy 43 (afkorting van maker en jaartal).

4. De onderkant van het zadel.

5. Mijn paard wilde wel als War Horse poseren... Een bijzonder moment, de geschiedenis van mijn specifieke zadel is bekend en het is door een Nederlandse boer ontvreemd van de Duitse bezetter. Hier lag het voor het eerst sinds 74 jaar weer te paard. Het gaat enkel nog op een paardenrug voor foto's, niet meer voor gebruik


6.
Algemene informatie
Het Armeesattel 25 (afgekort M25 of AS25, letterlijk vertaald ‘legerzadel’) is een Duits militair zadel ontworpen in 1925. Het model is in februari 1926 in algemeen gebruik genomen en tot het eind van de Tweede Wereldoorlog in gebruik gebleven. Om een zeer korte geschiedenis te schetsen; voor 1889 bestond er in Duitsland geen algemeen ‘cavaleriezadel’. Er waren diverse bereden eenheden binnen het leger die allen gebruik maakten van hun eigen type zadels, de zogeheten ‘Bocksattels’. In de jaren ’80 van de 19e eeuw is de uitrusting voor paarden gestandaardiseerd en in 1889 is het Armeesattel 89 (afgekort M89 of AS89) ontworpen, het eerste algemene Duitse legerzadel. Deze Armeesattels waren zwaar, robuust, ontworpen om lang in te kunnen zitten en veel bepakking aan te kunnen bevestigen. Ondanks het gestandaardiseerde Armeesattel 89 werden er gelijktijdig andere modellen zadels gebruikt, met name officieren lieten in eigen beheer een lichter, hanteerbaarder en comfortabeler zadel maken. Ook bepaalde eenheden voorzagen in hun eigen zadels. Zo heeft Stübben vanaf de oprichting in 1894 zadels gemaakt voor een Lansierseenheid uit Krefeld, hetzelfde model werd vervolgens overgenomen binnen diverse eenheden. Deze 'veelzijdigheidszadels' werden voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog voornamelijk besteld door officieren in de modellen die we nu kennen als Stübben Siegfried en Wotan, al is deze naamgeving pas na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen. De officierszadels waren aanzienlijk lichter van gewicht dan de Armeesattels en waren meer gericht op comfort voor de ruiter dan het kunnen bevestigen van veel bepakking. Het is overigens een misstand dat alle Armeesattels, of het nu een AS89 of AS25 model betreft, ‘cavaleriezadels’ zijn. Paarden werden binnen in het leger veel breder ingezet en er was maar één type zadel beschikbaar. Armeesattels werden dan ook niet alleen voor de cavalerie gebruikt, maar ook voor bereden artillerie, trek- en lastdieren en bijvoorbeeld bereden politie-eenheden.
Het Armeesattel 25 is de opvolger van het eerdere militaire model AS89. Een van de verschillen tussen het AS25 en zijn voorganger zijn de kussens. De panelen van een AS89 waren bekleed met vilt, meer als hedendaagse westernzadels waar een dikke pad onder nodig is, waardoor het lastig passend te maken was op individuele paardenruggen. Het Armeesattel 25 heeft kussens in een meer 'Engelse' vorm, gevuld met haar, wol of ander vulmateriaal. Daarnaast is het AS25 lichter van gewicht, waarmee eerdere plannen voor een nieuw officierszadel kwamen te vervallen, en heeft het zadel een verder teruggesneden kamer.
Opvallend is dat een Armeesattel geheel en eenvoudig in losse onderdelen uit elkaar te halen is zonder ook maar één naad los te hoeven halen. Het is als het ware een puzzel van de losse onderdelen, wat onderhoud en vervanging vergemakkelijkte. De vier basisonderdelen waaruit het zadel bestaat zijn als volgt: de boom; de kussens (links en rechts); de zweetbladen (links en rechts); en de zitting. Met deze onderdelen werd het basiszadel in elkaar gezet en hier konden vervolgens de losse toevoegingen zoals singel, beugelriemen, beugels, überwurf en paktassen etc. aan worden bevestigd. Het Armeesattel kwam in vijf verschillende groottes aangeduid met een cijfer.
1 = voor smalle paarden met hoge schoft
2 = voor smalle paarden met rechte rug
3 = voor middelzware paarden met hoge schoft
4 = voor middelzware paarden met rechte rug
5 = voor zware paarden (koudbloeden)
Legereenheden die de zwaarste paarden/koudbloeden gebruikten waarop een grootte 5 zadel niet paste, werden uitgerust met ‘zitkussens’ (een soort boomloze zadels).
In theorie zou de breedte van de boom voor nummer 1 en 2 gelijk moeten zijn en zou alleen de welving moeten verschillen. Hetzelfde geldt dan voor de nummers 3 en 4, maar ik heb er nog geen duidelijk antwoord op kunnen vinden. Hiervoor zou nog eens een onderzoekje ingesteld moeten worden!
De zadels zijn met de hand gemaakt. Dit was dusdanig arbeidsintensief en de vraag naar de zadels was zo groot, dat de vervaardiging ervan niet gecentraliseerd was. Er zijn talloze zadel/tuigmakers en leerbewerkers door het gehele Duitse rijk geweest die Armeesattels aan het Duitse leger leverden. Over het algemeen zijn de zadels van verschillende makelij niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Er werd wel goed gedocumenteerd, zo heeft een Armeesattel 25 in ieder geval áltijd de grootte van de boom (1-5) eenmaal op de boom zelf en tweemaal in het leer gestempeld staan, aan de achterzijde van de lepel. Daarnaast staat daar vanaf +- 1927 een Waffenamt (WaA)nummer bij, vaak ook een drieletterige code waarmee de maker van het zadel te herleiden is en het jaartal van vervaardiging.
De uitrusting voor een rijpaard was natuurlijk niet compleet met enkel een zadel. Onder het zadel werd een ‘woilach’, een in zessen gevouwen wollen deken, gebruikt. Het zadel heeft lange stegen, hierdoor wordt het gewicht over een groter oppervlak verspreid en is er meer ruimte om bepakking te bevestigen. Zo kunnen er door de bevestiging van een ‘überwurf’ twee paktassen aan de voorkant van het zadel worden meegenomen, een mantel kon aan de achterzijde van het zadel worden gegespt. In voorschriften staat beschreven hoe in de linker paktas de paardenspullen moesten zitten (hoefijzers, nagels, kalkoenen, dekensingel, aanbindring etc.) en in de rechter paktas spullen voor de ruiter (schoenen, kleding, touw, voeding etc). Tijdens de oorlog werden deze voorschriften niet altijd nageleefd en werden de paktassen ook aan de achterzijde van het zadel bevestigd. Zoals al eerder genoemd is het Armeesattel 25 lichter ten opzichte van zijn voorganger, maar de totale uitrusting van een paard was (naar moderne maatstaven) toch behoorlijk zwaar. Enkele jaren geleden heeft iemand haar paard eens opgezadeld met een zo compleet mogelijke uitrusting bestaande uit het zadel met alle toebehoren, hoofdstel met stang en trens, halsriem, de paktassen en mantel en ik ben ongetwijfeld nog wat vergeten. In ieder geval, dit kwam zónder inhoud (de paktassen waren leeg!!) al op een kleine 31 kilo. Tel daar de inhoud en ruiter bij op… Over de gebruikte hoofdstellen en bitten is nog ontzettend veel meer te schrijven. In het kort was de basisoptoming een hoofdstel met stang (S-kandare) en trens en halsriem. Voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak betekende een cavalerieopleiding ruim 3000 uur in het zadel voor je als volwaardige ruiter werd beschouwd. Aangezien deze uren tijdens de oorlog bij lange na niet gehaald werden, gebruikte men een simpelere versie van het hoofdstel met een gebroken (vierrings) trens. De stang en trenscombinatie werd uiteraard nog wel gebruikt, maar met name binnen de cavalerie.
Ik hoop dat ik hiermee wat basis achtergrondinformatie heb kunnen geven over de zadels en hun gebruik. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend, haha! Mochten er nog verzoeken voor foto's of vragen zijn, dan hoor ik ze natuurlijk graag!!
En mocht er animo voor zijn om het zadel in “uit elkaar gehaalde” staat te zien, wil ik dit best een keer doen en voor jullie vastleggen


7. Het zadel van bovenaf gezien zonder de zitting. Je kijkt hier op de boom.