levendehave.nl
Slacht 'oplossing' voor gedragsproblemen
Tussen de tien en dertig procent van de paarden vertoont stereotiep gedrag. Dertig procent van de paarden die naar de slacht gaan, heeft gedragsproblemen. Die zijn vrijwel allemaal te herleiden tot gebrekkige huisvesting, te weinig beweging, onjuiste voeding en fouten in de opvoeding.
In het decembernummer van het magazine Levende Have doet biologe en paardengedragsdeskundige Machteld van Dierendonck een aantal voorstellen om het welzijn van paarden te verbeteren en daarmee de gedragsproblemen te verminderen. Verschillende studies wijzen op een samenhang tussen stereotypieën (luchtzuigen, kribbenbijten, weven), voeding (weinig ruwvoer, afwezigheid van stro, veel krachtvoer) en huisvesting (stallen die weinig sociaal contact toelaten). Van Dierendonck pleit voor regelgeving die voorschrijft dat paarden minimaal een paar uur per dag naar buiten moeten en die het houden van één paard op één locatie verbiedt.
De Federatie Nederlandse Ruiter Sportcentra FNRS zou het bestaande sterrensysteem voor maneges kunnen aanpassen of uitbereiden, aldus Van Dierendonck. Alleen de stallen op de minimale maat maken, is meestal niet voldoende. Er moeten hogere eisen worden gesteld aan huisvesting en management, zodat de paarden meer en vaker contact kunnen hebben met elkaar en meer kunnen bewegen. Ook is het van belang dat het voeraanbod verandert en beter wordt verspreid over de dag. Verder is het volgens Van Dierendonck noodzakelijk dat ¨de hele paardenwereld moet nadenken over de trainingsmethoden en middelen die men hanteert¨, zegt ze in Levende Have.
Landbouwminister Gerda Verburg wil binnen een jaar een plan van aanpak zien, waarmee de sector de welzijnsproblemen van paarden te lijf te gaat, zo blijkt uit de onlangs gepresenteerde nota Dierenwelzijn. Of de sector in staat is zelf noodzakelijke maatregelen op te stellen en uit te voeren? Van Dierendonck: ¨Er zijn zeker verschuivingen gaande, maar het besef dat er wat moet gebeuren, kan nog verder groeien.¨
Update:
Klik hier voor het volledige artikel.
Citaat:bron: http://www.levendehave.nl
Heel wat ‘wevers’ zijn geholpen door een andere manier van voeren
Regelmatig optredende gedragproblemen in het meest ‘’paarddichte’’ land ter wereld
Het grote verschil tussen samen in de wei of in de stal
Tussen de tien en dertig procent van de paarden vertoont stereotyp gedrag. Dertig procent van de paarden die naar de slacht gaan, heeft gedragsproblemen. Die zijn vrijwel allemaal te herleiden tot gebrekkige huisvesting, te weinig beweging, onjuiste voeding en fouten in de opvoeding.
door Jinke Hesterman
Het is een uitdrukking van een jaar of wat geleden en Machteld van Dierendonck weet niet precies wie het als eerste heeft gezegd, maar ze heeft ‘m in haar oren geknoopt en citeert ‘m graag: ‘’De laatste vijftig jaar is er een toename van het aantal mensen met paarden en een afname van het aantal paardenmensen.’’
Ze wil er maar mee aangeven dat het er voor paarden, in vergelijking met vroeger, niet altijd beter op is geworden. De paarden zelf zijn niet veranderd, benadrukt ze. De omstandigheden waaronder ze gehouden worden, des te meer. Dat deze dieren zich nog goed weten te handhaven onder natuurlijke omstandigheden, blijkt volgens haar uit het feit dat gehouden paarden die los worden gelaten, binnen de kortste keren weer hun natuurlijke gedrag vertonen. ‘’Ze pikken zo weer een sociaal, nomadisch bestaan op, in kleine hiërarchische groepen’’, schetst Van Dierendonck de normale levensomstandigheden van paarden.
Machteld van Dierendonck, bioloog en diergedragswetenschapper, werkzaam als klinisch etholoog, heeft het allemaal geobserveerd en bestudeerd, op vele plaatsen in de wereld. Wilde paarden, halfwilde paarden, de 6000 jaar geleden gedomesticeerde paarden, het huidige sport- en recreatiepaard – het wezen van het dier is niet veranderd. Het paard is nog altijd een niet aan een territorium gebonden kuddedier, dat tijdens het grazen tussen de vijf en tien kilometer aflegt, zo’n twaalf tot zestien uur per dag besteedt aan foerageren, 50.000 kauwbewegingen per dag maakt, waarmee de speekselklieren worden geactiveerd, hetgeen nodig is voor de vertering van voedsel, verspreid over de dag zo’n zes uur rust, permanent aan subtiele vormen van communicatie doet, vijftig tot honderd keer per minuut contact heeft met andere paarden via diverse zintuigen, en langdurige relaties aangaat.
Schrijnend
Hoe anders is het leven van de meerderheid van de 400.000 paarden die Nederland – het meest paarddichte land van de wereld - telt. Van Dierendonck ziet in haar praktijk dagelijks schrijnende voorbeelden van verknipte dieren. Ze maakt deel uit van een internationaal gezelschap van wetenschappers, dat onderzoek doet naar het gedrag en de gezondheid van door mensen gehouden paarden.
’‘Veel paarden zien het grootste deel van een dag alleen een muur’’, zei Van Dierendonck onlangs op het vierde HAP congres over dier en gedrag voor niet-wetenschappers in Ede. ‘’Het fysieke contact met andere paarden is voor veel paarden vrijwel verdwenen. Ze staan alleen in een stal met houtsnippers en krijgen twee keer per dag een plak hooi. Ze maken niet meer dan 10.000 kauwbewegingen. Dat zou wel eens een oorzaak kunnen zijn van kribbenbijten. De huidige theorie is dat paarden op die manier proberen de speekselklieren te activeren. (zie kader) Ook wordt vermoed dat paarden hiermee endorfines aanmaken en dat heeft een euforisch maar ook pijnstellend effect.’’
Kribbenbijten als een vorm van zelfmedicatie, als teken van stress en poging om maagpijn te bestrijden. Machteld van Dierendonck weet dat ze op menige, gevoelige teen trapt en vooral bij paardeneigenaren die veronderstellen dat kribbenbijten net als al die andere zogeheten stalondeugden, voortkomt uit imitatie, nog een wereld aan begrip heeft te winnen. Maar ze neemt geen blad voor de mond. In plaats van het dier de schuld te geven van het ongewenste gedrag, zouden paardeneigenaren bij zichzelf te rade moeten gaan, vindt ze.
Probleem: veel eigenaren weten niet wat ze fout doen. Sterker nog: de meeste doen erg hun best het echt goed te doen, maar weten vaak niet wat de basis behoeften van een paard zijn, wat een paard kan en hoe een paard leert. Ze weten niet dat de frustratie, verveling, en chronische stress het gevolg zijn van het feit dat een paard niet die dingen kan doen die het op basis van zijn brein en fysiologie wil. ‘’Ontoereikende huisvesting en management, missers in de inprentingfase, onvoldoende socialisatie – dat zijn vaak de oorzaken van probleemgedrag, zoals stereotyp gedrag, maar ook overreageren op prikkels, of juist niet meer reageren. Hulpeloosheid bij paarden. Dat kan aangeleerd zijn. Zoals ook vele angstgedragingen zijn aangeleerd.’’
Verrijken
Veel valt er te verbeteren in de training van paarden. ‘’Timing is uitermate belangrijk, je moet weten wat je wel en niet moet belonen en je moet consequent blijven.’’ Daarnaast is het welzijn van paarden gebaat bij aanpassing van de omstandigheden waaronder deze dieren worden gehouden. Van Dierendonck realiseert zich dat lang niet iedere paardenhouder in de gelegenheid is op het gebied van huisvesting en weidegang op korte termijn ingrijpende maatregelen te treffen. Maar er zijn hele simpele dingen en vele alternatieve oplossingen die het leven van een paard minder gestresst maken.
Door de stal van paarden te verrijken met takken van wilgen en essen (niet teveel), fijnmazige hooinetten, door het krachtvoer door het ruwvoer te mengen, minimaal drie keer per dag te voeren, of 2-3 soorten ruwvoer op verschillende plekken tegelijk aan te bieden, kan er al veel worden verbeterd. ‘’Heel wat wevers zijn geholpen door een ander manier van voeren. En kribbenbijters zijn zeker niet gebaat bij een anticrib band, dat is alleen maar symptoom behandeling. Zorg dat ze voldoende kunnen foerageren en geef ze, als aan alle basisvoorwaarden is voldaan, iets waar ze wel op mogen bijten.’’
Van Dierendonck stelt dat gedragstherapie en psychofarmaca alleen zin hebben na een veterinaire check en aanpassing van de omstandigheden waaronder paarden worden gehouden. De Gentse hoogleraar prof. Frank Ődberg, specialist op het gebied van abnormaal gedrag ten gevolge chronische stress, keurt symptoombestrijding om ethische redenen af, ‘’omdat sommige stereotypieën helpen het dier de stress te verdragen.’’
Ődberg sprak onlangs, net als Van Dierendonck, op het congres over dier en gedrag in Ede. ‘’Meestal is bij veel eigenaren de echte motivatie om in te grijpen niet het welzijn van het dier, maar het feit dat de stereotypie op de zenuwen van de eigenaar werkt of een verminderde financiële waarde’’, zei hij. ‘’Farmacologisch ingrijpen zou kunnen helpen in de eerste fase, wanneer het dier naar een nieuwe, niet frustrerende situatie wordt overgebracht. Er moet wel rekening worden gehouden met het ontwikkelingsstadium van het pathologische gedrag. Stereotypieën kunnen niet permanent verdwijnen dankzij farmaca. Het effect is maar tijdelijk. De uitlokkende milieufactoren moeten verdwijnen. Soms is het te laat. Vandaar dat men soms paarden ziet luchtzuigen in de weide.’’<<
Stalondeugden ontstaan vaak op jonge leeftijd
Verschillende studies wijzen op een samenhang tussen stereotypieën (luchtzuigen, kribbenbijten, weven), voeding (weinig ruwvoer, afwezigheid van stro, veel krachtvoer) en huisvesting (stallen die weinig sociaal contact toelaten). ’’Stalondeugden’’ ontstaan vaak op jonge leeftijd (tussen de vijf en vijftien maanden). Het toedienen van geconcentreerd voedsel voor en na het spenen verviervoudigt de kans op kribbenbijten, aldus Frank Ődberg, hoogleraar ethologie en dierenwelzijn aan de Universiteit van Gent. Er zijn volgens hem mogelijk ook erfelijke factoren in het spel: waarschijnlijk bestaat er geen specifieke genetische basis voor stalondeugden, maar wel voor temperament. Een meer zenuwachtig paard zal eerder stalondeugden ontwikkelen in een chronische conflictsituatie dan een niet-zenuwachtig paard.
Ődberg wijst voorts op een samenhang tussen maagzweren en stereotyp gedrag als luchtzuigen en kribbenbijten. ‘’Paarden grazen normaal een groot percentage van de dag. Enerzijds stimuleert het kauwen de speekselproductie, anderzijds zou er een continue productie zijn van maagsappen met een lage PH-waarde. In normale omstandigheden zorgen die twee factoren voor een evenwichtige zuurgraad. Op stal zou de speekselsecretie tussen de voederperiodes te sterk verminderen, zeker wanneer die dieren weinig of geen hooi of stro krijgen. Dit zou dan een te lage zuurgraad tot gevolg hebben en de kans op maagzweren verhogen.’’
Paarden minimaal zes uur per dag naar buiten
Van Dierendonck: ‘Maak begin met Zweedse aanpak’
Minister Gerda Verburg wil binnen een jaar een plan van aanpak zien, waarmee de sector de welzijnsproblemen van paarden te lijf te gaat. Dat stelt zij in de nota Dierenwelzijn. Het plan van aanpak moet zich vooral richten op de huisvesting, voeding, het transport en de gehanteerde trainingsmethoden.
Huisvesting van paarden in boxen is strijdig met de natuurlijke behoeften van deze dieren, aldus Verburg, zelf een fervent ruiter. Het plan van aanpak moet binnen drie jaar worden uitgevoerd. Lukt dat niet, dan gaat Verburg via regelgeving een beter welzijn van paarden afdwingen.
Paardengedragsdeskundige Machteld van Dierendonck heeft er met andere betrokkenen voor geijverd dat in de nota ook een paragraaf over paarden werd opgenomen. Ze is redelijk te spreken over het resultaat. Ook al formuleert Verburg niet waar het plan van aanpak precies toe moet leiden, het is in elk geval wat. Of de sector in staat is zelf noodzakelijke maatregelen op te stellen en uit te voeren? ‘’Er zijn zeker verschuivingen gaande, maar het besef dat er wat moet gebeuren, kan nog verder groeien’’, aldus Van Dierendonck.
Van Dierendonck is voorstander om met de Zweedse aanpak te beginnen. In Zweden is er een wetsvoorstel om het houden ėėn paard op ėėn locatie te verbieden. Ook moeten daar paarden minimaal een paar uur per dag naar buiten. De Federatie Nederlandse Ruiter Sportcentra FNRS zou het bestaande sterrensysteem voor maneges kunnen aanpassen of uitbereiden. Alleen de stallen op de minimale maat maken, is meestal niet voldoende, aldus Van Dierendonck. Er moeten hogere eisen worden gesteld aan huisvesting en management, zodat de paarden meer en vaker contact kunnen hebben met elkaar en meer kunnen bewegen. Ook is het van belang dat het voeraanbod verandert en beter wordt verspreid over de dag.
Verder is het volgens Van Dierendonck noodzakelijk dat de paardenwereld anders gaat denken over het gebruik van allerhande hulpmiddelen, sporen en doping. ‘’De hele paardenwereld moet nadenken over de trainingsmethoden en middelen die men hanteert.’’ Verder vindt ze dat het er sterk op lijkt dat paarden in sommige stamboeken en disciplines te jong al behoorlijke prestaties moeten leveren. Die prestatie zelf is meestal niet het probleem, maar wel de training die er aan vooraf gaat.
Van Dierendonck beseft wel degelijk dat de economische achtergrond van veel van de bovengenoemde zaken het moeilijk maakt die aan te pakken. Een aantoonbare betere kennis bij alle paardenhouders, commitment om binnen een afgesproken termijn huisvesting en management aan te passen aan de huidige standaarden; meer kennis van leertheorie bij alle paardenhouders, een evaluatie van de fokdoelen binnen de verschillende stamboeken en een registratie van de afname van het probleemgedrag bij jonge paarden – dat zou op korte termijn het doel moeten zijn, aldus Van Dierendonck, die graag met de sector wil meedenken en al vele alternatieven heeft aan gedragen.
Verwant artikel:
[VN] Steun van bokt.nl community voor regels welzijn paarden