Geplaatst Buitenland
Aan de Cornell Universiteit in New York is een onderzoek gedaan naar allergische reacties bij IJslandse paarden. Dieren die al vroeg in hun leven werden blootgesteld aan bepaalde allergenen, bleken later veel minder kans te hebben om allergische reacties te ontwikkelen. Dit biedt wetenschappers nieuwe inzichten over hoe vroege immuun training allergische reacties kan beïnvloeden, bij zowel paarden als mensen.
Het project liep meerdere jaren en onderzocht de overgevoeligheid voor Culidoides-muggen, in Nederland ook wel Knutten genoemd. Dit zijn kleine, bijtende insecten die voorkomen in veel landen, maar niet op IJsland. De onderzoekers bestudeerden paarden en hun nakomelingen, die op IJsland werden geboren en later, op verschillende tijdstippen, onder gecontroleerde omstandigheden met het allergeen in aanraking kwamen. Hierdoor konden ze reacties vergelijken die gebaseerd waren op het tijdstip waarop de dieren waren blootgesteld.
Vroege blootstelling is belangrijk
Voor het onderzoek werden drie groepen paarden gebruikt, allen waren gehuisvest op Cornell voor de eerste twee of vier jaren. Zij hadden verschillende leeftijden op het moment dat ze werden blootgesteld aan culicoides en ook was er variëteit bij de moeders. Sommigen hadden tijdens de dracht wel die allergie specifieke antistoffen die na de dracht worden overgedragen via het colostrum (de eerste melk), anderen niet. Observaties en studies bij mensen uit het verleden wijzen erop dat een bepaald type antilichaam - namelijk het immunoglobuline E (IgE) - dat betrokken is bij allergische reacties van een allergische moeder op haar pasgeboren baby’s kan worden overgedragen. Dit kan leiden tot een hoger percentage allergieën.
Veulens die vanaf hun geboorte werden blootgesteld aan de muggen, ontwikkelden nooit een overgevoeligheid, terwijl 62,5% van de paarden die pas op volwassen leeftijd werden blootgesteld, ernstige, eczeemachtige reacties ontwikkelde. IJslandse paarden die als jong paard aan het allergeen werden blootgesteld, vertoonden een matige kans op allergie van 21,4%. Het onderzoek weerlegde de theorieën dat allergie-gerelateerde antilichamen die van moeder op veulen worden doorgegeven het risico zouden verkleinen. Tijdens het onderzoek werd geen invloed vastgesteld op de ontwikkeling van allergieën bij veulens van moeders die waren blootgesteld aan culicoides en IgE-antilichamen tegen de allergenen hadden. Onderzoekers stellen dat de resultaten de ‘hygiënehypothese’ verder versterken. Dit betekent dat als veulens tijdens het opgroeien in contact komen met diverse blootstellingen aan allergenen, het risico op een allergie afneemt. Dit patroon wordt al langer waargenomen in agrarische omgevingen.
Het immuunsysteem van paarden vertoont veel overeenkomsten met dat van mensen. Daarom bevestigt dit ook de verwante bevindingen bij mensen, waaronder de hygiënehypothese. Daarvoor is destijds vastgesteld dat kinderen die opgroeiden op boerderijen met veel dieren en blootgesteld werden aan de omgeving, veel minder vaak allergieën ontwikkelden dan kinderen die opgroeiden in schone, steriele huizen.
Dr. Bettina Wagner, Senior Autor bij het onderzoek, vertelt: “training van het immuunsysteem tegen allergenen die het later in het leven kan treffen, creëert een specifieke mogelijkheid om zich aan te passen aan die allergenen en ze te herkennen als onschuldig. Hoe vroeger dat gebeurt, hoe succesvoller het is.” De hoofdauteur van het onderzoek is Elisabeth Simonin, postdoctoraal onderzoeker bij Wagner’s lab. Verder werkten Sigurbjorq Torsteinsdottir, Vilhjalmur Svansson en Sigriour Bjornsdottir, aan het onderzoek mee. Zijn werken allemaal aan de University of Iceland in Reykjavik. Ook waren Heather Freer, laboratoriumtechnicus in het laboratorium van Wagner, en Justine Tarsillo, DVM ’25, bij het onderzoek betrokken.
Het onderzoek richtte zich dus voornamelijk op de overgevoeligheid voor de beet van de culicoides-muggen. Vrouwelijke muggen zuigen bloed als onderdeel van hun voortplantingscyclus en injecteren bij een beetje een klein beetje antistollings-eiwitten die in hun speel. Deze kunnen een allergische reactie veroorzaken bij paarden. Symptomen hiervan zijn eczeem, extreme jeuk en haaruitval. Ernstige gevallen kunnen ook leiden tot gewichtsverlies. IJslandse paarden, die vaak op IJsland worden gefokt en daarna als volwassen dieren worden geëxporteerd, zijn hier bijzonder gevoelig voor. Wagner had als doctoraalstudent een gerucht hierover gehoord. “Volwassen paarden die uit IJsland werden geëxporteerd, zouden vaker ernstige allergische reacties hebben op de culicoides-mug”, zo legt ze uit. “Maar wanneer de paarden in Europa worden gefokt, komt het probleem veel minder vaak voor.”
Sindsdien hebben verschillende epidemiologische studies aangetoond dat deze geruchten klopten. Dit recente onderzoek trachtte te achterhalen waarom dit patroon zich voordeed, door te onderzoeken of vroege blootstelling en immuniteit van de moeder hierbij een rol spelen.
Het volledige verslag is te lezen op https://www.frontiersin.org/journals/im ... 54693/full
Gebruikte bronnen:
