Algemeen

Tegenwoordig worden paarden vooral gebruikt in de sport of voor recreatie, als therapiepaard en heel af en toe nog voor de landbouw. Maar in vroeger tijden werd het paard ook ingezet bij oorlogen of voor ceremoniële taken, zoals in Londen. Een van die dappere paarden uit Londen is Sefton, het paard dat de IRA-bombardementen in Hyde Park overleefde. Hieronder lees je zijn indrukwekkende verhaal.
Sefton werd in juli 1963 geboren in County Waterford, Ierland. Zijn moeder was een Irish Draught-merrie, zijn vader een volbloedhengst uit dezelfde regio. Men zegt dat het Honour’s Choice was, maar dit is nooit bevestigd. Sefton was twee jaar oud toen hij werd gekocht door een man uit die regio, Michael Connors. Op 1 juni 1967 werd het toen bijna vierjarige paard meegenomen naar de aankoopcommissie van het leger in Pallas Stud. Hier werd hij aangeboden als mogelijk rijpaard bij de Household Cavalry. Het indrukwekkende zwarte paard werd meteen geaccepteerd. Michael Connors kreeg het destijds standaard bedrag van 275 Britse ponden uitbetaald.
Sefton ging samen met 25 andere drie- en vierjarige paarden op de boot naar Dublin. Al deze paarden waren bedoeld voor allerlei onderdelen van de Household Cavalry, bijvoorbeeld voor de King’s Troop, Royal Horse Artillery en nog veel meer. Hier werd hij vernoemd naar Lord Sefton, een voormalige officier van de Household Cavalry. Door ieder die hem reed of voor hem zorgde, werd hij al snel ‘Sharky’ genoemd. Dit had hij te danken aan het feit dat hij nog wel eens wilde bijten.
In september 1967 werd hij overgeplaatst naar de Wellington Barracks in Londe
n en toegewezen aan het Mounted Regiment van de Household Cavalry. De taak om hem zadelmak te maken, lag bij soldaat McGregor. Dat was geen makkelijk klusje, want de dossiers van het leger laten zien dat het een stuk langer duurde dan gebruikelijk. Hij reageerde niet snel op de hulpen van de ruiter. Uiteindelijk was hij in juni 1968 dan toch klaar voor het werk en kreeg het nummer 5/816 van het regiment gemarkeerd op zijn achterhoeven.
Naar Duitsland
Helaas ging het niet goed met de loopbaan van Sefton. Na twee jaar in dienst had hij de reputatie opgebouwd dat hij een moeilijk paard was, niet netjes meeliep in de groep, niet stilstond tijdens halthouden en veel sliep. In een poging om hem toch geschikt te maken, werd hij naar de Blues en Royals in Duitsland gestuurd. Dat leven paste beter bij Sefton. Hij werd door de Weser Vale Hunt, opgericht door kapitein Bill Stringer, meegenomen naar jachten. Zijn moedige sprongen en hoge tempo maakten hem heel geschikt als rijdier voor de whipper-in, de jachtmeester. Dit gaf zijn populariteit een boost. Maar door zijn karakter werd hij niet aan de rekruten aangeboden als leerpaard. In plaats daarvan werd hij aangeboden als prijs, en dan mochten de beste rekruten hem rijden. Sefton werd ook tijdens zijn tijd in Duitsland, van 1969 tot 1974, ook uitgebracht in springwedstrijden. In totaal won hij 1434 Duitse marken aan prijzengeld. Ook was hij onderdeel van het legerteam, dat namens het British Army of the Rhine uitkwam. Tevens wist hij een point-to-point-race te winnen.
In 1975 brak er in Londen droes uit in de Knightsbridge Barracks. Veel paarden werden ziek en er was dan ook een tekort aan grote zwarte paarden voor ceremoniële taken in Londen. Sefton had op dat moment vermoedelijk een peesblessure, was daardoor niet fit voor de jachten en werd onmiddellijk uitgekozen om terug te gaan naar de Britse hoofdstad. Daar werkte hij vier jaar voor de Household Cavalry. Hij vervulde bewakingstaken, reed mee in quadrilles en nam deel aan wedstrijden in Tent Pegging (een soort ringrijden, waarbij geen ring wordt gestoken, maar een soort tentharingen die in de grond staan-red.). Hij bleef ook springwedstrijden rijden, bij het Royal Tournament en andere concoursen. In 1980 werd hij geleidelijk teruggetrokken uit de springsport, hij was toen 18 jaar.
Bomexplosies van de IRA
Op 20 juli 1982 veranderde de situatie met een knal. Zestien paarden van de Blues en Royals, waaronder Sefton, werden naar de wisseling van de wacht gereden, toen rond 10:40 uur een bom ontplofte. Deze was door de IRA in een auto langs de South Carriage Drive in Hyde Park geplaatst. Het was een spijkerbom, en deze raakte de formatie van paarden en ruiters. Twee soldaten waren op slag dood, twee anderen bezweken laten aan hun verwondingen. Een tweede explosie, twee uur later in Regents Park, kostte nog eens zeven soldaten het leven. Alle paarden bij Hyde Park raakten gewond door de klap van de bom. Zeven dieren waren er zo ernstig aan toe, dat ze ter plekke werden doodgeschoten, om ze zo uit hun lijden te verlossen.
Sefton en acht van zijn stalgenoten raakten eveneens ernstig gewond. Van de overlevende paarden was Sefton er het ergst aan toe. Zijn halsslagader was geraakt, hij had letsel aan zijn linkeroog en nog 34 wonden over zijn hele lichaam. Zijn ruiter, soldaat Michael Pedersen, vertelde later dat Sefton zo behendig reageerde dat hij bij de ontploffing niet van het paard was geworpen. Nadat hij was afgestegen, kon Pedersen, die in volledige uitrusting liep, weinig doen om zijn paard te helpen. De ruiter was namelijk in ernstige shock.
De klap van de explosie werd gehoord door soldaten die nog in de barakken waren, en veel van hen spoedden zich naar de plek des onheils. Onder hen commandant Andrew Parker Bowles en de dierenarts, majoor Noel Carding. Een andere soldaat trok, op bevel van de officieren, zijn shirt uit en gebruikte het om druk uit te oefenen op de wond aan de hals van Sefton. Majoor Carding, die als een van de eersten ter plaatse was, vertelde dat Sefton er het ernstigst aan toe was. Hij wist dat zijn enige kans op overleving zou zijn als hij zo snel mogelijk naar de barakken zou terugkeren. Hij werd dan ook in de eerste trailer geladen die ter plaatse kwam, samen met majoor Carding, majoor en hoefsmid Brian Smith en drie andere soldaten die Sefton ondersteunden. Carding dirigeerde de trailer naar de smederij, die was dichterbij dan de stallen. Daar begon hij met een spoedoperatie. Hiermee was hij de eerste dierenarts van het Britse leger die oorlogswonden bij een cavaleriepaard behandelde in meer dan een halve eeuw tijd. Carding managede ook de directe zorg van de andere gewonde paarden, totdat de gewone dierenartsen arriveerden. Met elkaar wisten, Carding, de dierenartsen, hoefsmeden en soldaten alle paarden te redden die van de plaats van de ontploffing terug naar de barakken waren gekomen.
De operatie van Sefton duurde acht uur en dat was in 1982 een recordtijd voor een operatie bij een paard. Elk van zijn 34 verwondingen was potentieel levensbedreigend. In totaal werden er 28 granaatscherven uit Seftons lichaam verwijderd. Die avond kreeg hij een overlevingskans van 50/50, vanwege de shock en het extreme bloedverlies. Dankzij zijn sterke overlevingsdrang kwam hij de nacht door en elke dag ging het een klein beetje beter met hem. Hij vocht en herstelde volledig. Binnen drie maanden na de ontploffing kon hij weer aan het werk. Hij diende nog twee jaar bij de Household Cavalry Mounted Regiment en werd daar meestal gereden door sergeant Michael Pedersen, die hem ook reed op de dag van aanslag door IRA. Tijdens hun werk kwamen ze vaak langs de plaats waar hij zijn verschrikkelijke verwondingen had opgelopen.
Terwijl Sefton herstelde van zijn verwondingen, omarmde het publiek zijn ongelooflijke verhaal. Zij stuurden massaal kaartjes en pepermuntjes naar het paard. Geld dat door het publiek was gedoneerd, werd gebruikt om een nieuwe operatievleugel te bouwen bij het Royal Veterinairy College. Deze kreeg de naam Sefton Surgical Wing, als eerbetoon aan het paard.
Eerbetoon, pensioen en overlijden
In 1982 kreeg Sefton de award voor paard van het jaar en met Pedersen in het zadel stond hij voor het voetlicht tijdens de Horse of the Year-show, waar zij een welverdiende staande ovatie kregen.
Pedersen, die de bomaanslag had overleefd, had bij die klap wel een posttraumatische stressstoornis opgelopen. In 2012 pleegde hij zelfmoord, nadat hij eerst zijn twee kinderen had gedood.
Op 29 augustus 1984 verliet Sefton de Household Cavalry om met pensioen te gaan. Hij bracht de rest van zijn leven door in het Horse Trust Sanctuary in Buckinghamshire. Hij bereikte de gezegende leeftijd van 30 jaar. Op 9 juli 1993 overleed Sefton, hij werd ingeslapen als gevolg van kreupelheid die niet meer behandeld kon worden, een complicatie van de verwondingen die hij bij de bomaanslag in Hyde Park had opgelopen. Hij werd begraven bij het Defence Animal Training Regiment in Melton Mowbray, Leicestershire.
In 2013 werd een standbeeld onthuld van Sefton, dit staat in het Royal Veterinary College. Het levensgrote, bronzen beeld dat hem toont tijdens een stevige stap, werd gemaakt door Camilla Le May, een kunstenares aan het Royal Veterinary College. Ze werkte twee jaar aan de voorbereidingen voor het project en zes maanden aan het maken ervan. Het beeld weegt ruim 680 kilogram.
Sefton was een van eerste paarden die werd opgenomen in de Hall of Fame van de British Horse Society. Ook werd er een award naar hem vernoemd, die jaarlijks wordt uitgereikt. Brigadier Paul Jepson, voormalig algemeen directeur van de Horse Trust Sanctuary en eervol dierenchirurg van de overleden koningin Elisabeth II, vertelde dat Sefton een enorm karakter had. Andere paarden die de bom bij Hyde Park overleefden, liepen trauma’s op en konden niet weer terug aan het werk. Sefton was volgens hem anders. Zijn dapperheid was opmerkelijk.
Gebruikte bronnen: