Fokkerij

Wat kunnen we als Friese paardenfokkers leren van de koeienfokkerij? Deze vraag stond centraal bij de Bond van Merriehouders Fries Ras op donderdag 13 maart in De Rank in Wolvega. Dierenarts bij CRV, Bauke van der Valk en dierenarts Jan Siebren Duiven, ook Friese paardenfokker en voorzitter van de KFPS fokkerijraad, waren eensgezind: ‘betrouwbare data is de basis.’
Inteelttoename rond 1%
Het vergelijken van de fokkerij van koeien en Friese paarden bracht opvallende inzichten. Natuurlijk is het aantal koeien een stuk hoger. In de wereld zijn maar liefst 15 miljoen HF koeien geregistreerd. Bij het bekijken van al deze koeien over zes generaties blijkt echter dat er slechts 45 onverwante lijnen zijn, zo gaf Bauke aan. ‘de inteelttoename per generatie houden we stabiel rond de 1%, voor de inteelt bij een paring streven we naar 6,25% of lager. Levert dat een direct gevaar op voor de genetische variatie? Nee, moeten we het monitoren? Ja.’ Daar viel in de zaal met zo’n 50 bezoekers toch enige stilte. Bij de Friese paarden werken we naar een inteelttoename per generatie van maximaal 0,5% en een paring mag de 5% inteelt niet overstijgen, zo luidt de algehele opinie. Jan Siebren: ‘we moeten meer en breder geselecteerde stamboekhengsten beschikbaar stellen.’ Bauke kon overigens wel een moment aangeven dat de inteelttoename per generatie onder de 0,2% lag. ‘Toen was er een duidelijke verandering in fokdoel waardoor hele andere stieren met andere afstamming ineens populair werden.’
Informatie uit merkerselectie
Sinds 2008 wordt er in de rundveefokkerij gebruik gemaakt van merkers, een ‘foto van het dna’, beschreef Bauke. Van een dure techniek is het de afgelopen jaren een bijna standaard hulpmiddel geworden op melkveebedrijf om te kijken ‘wat er onder de motorkap zit.’ ‘Jaarlijks worden er 80.000 haarmonsters of oorbiopten onderzocht, de test kost 30 euro per stuk en melkveehouders halen hier belangrijke informatie uit om bij hun kalveren al de beste dieren te selecteren’, beschreef de CRV man. ‘Er wordt op 50 verschillende kenmerken onderzocht, van productie tot en met exterieur, gezondheid en bijvoorbeeld hoornloosheid. Melkveehouders hebben binnen drie weken de uitslag en die heeft 86% betrouwbaarheid.’ Duiven stelde de vraag of Friese paardenhouders erop zitten te wachten om met één dna-monster inzicht te krijgen in de kwaliteiten die het veulen op volwassen leeftijd zou laten zien. ‘Natuurlijk wil je de gezondheid kunnen monitoren, maar er is ook nog emotie in de fokkerij. Dat hoef ik niet met dna-informatie te weten’, zo gaf hij het antwoord zelf al. ‘Ik hoef niet te weten of een veulen kampioen op de Hengstenkeuring kan worden of dat ik ‘m beter naar de markt in Zuidlaren kan brengen.’
Testen erfelijke gebreken
Naast de dna-testen voor dwerg, waterhoofd en vosfactor voorspelde Jan Siebren dat het een kwestie van tijd is voordat er testen zijn voor aortaruptuur en slokdarmverlamming. ‘Hier wil je als fokker rekening mee houden bij het kiezen van hengsten.’ Belangrijk is hierbij betrouwbare data te krijgen – ‘we hebben nog te weinig harde data’- en hij pleitte er dan ook om sectie te laten uitvoeren bij een verdenking op een erfelijk gebruik. ‘Het KFPS en de Fenway Foundation geven subsidie, het kost de eigenaar €40 meer, maar levert de hele fokkerij belangrijke informatie op.’
Kruisen
Ook het kruisen kwam ter sprake in De Rank in Wolvega. In de rundveefokkerij is inkruisen met andere rassen een beproefde manier om nieuw bloed in te brengen. ‘Met heterosis als plus, zo zijn de nakomelingen beter dan het gemiddelde van de ouders’, beschreef Bauke. ‘De uitdaging zit na de F1, wat ga je daarna doen? De heterosis neemt bij terugkruisen weer af.’ Jan Siebren vulde aan dat de oudste dieren in zijn dierenartsenpraktijk ‘asbakken’ zijn, oftewel het gevolg van kruisingen. ‘Levensduur, vruchtbaarheid en gezondheid verbeteren. Maar je verliest ook eigenschappen die we koesteren bij de Friese paarden, denk aan karakter en behang.’