Algemeen

Nu de KWPN Stallion Show voor de deur staat en er volop veranderingen in het hengstenkeuringsselectietraject zijn doorgevoerd, is het een mooi moment om de voorzitters van de hengstenkeuringscommissies met elkaar in gesprek te laten gaan. Hoewel ze zich op vier verschillende fokrichtingen richten, blijken de overeenkomsten groter dan de verschillen. Wout-Jan van der Schans, Bart Bax, Arie Hamoen en Wim Versteeg voeren hun taken met enthousiasme en toewijding uit.
Met de huidige hengstenkeuringscommissies zit er veel ervaring achter de jurytafels. Voor het tweede jaar zijn de internationale ruiters Wout-Jan van der Schans en Bart Bax voorzitters van de commissies springen respectievelijk dressuur, en Wim Versteeg bij de tuigpaarden. Arie Hamoen deed eerder al veel ervaring op als voorzitter van de hengstenkeuringscommissie vóór de specialisatie en is vanaf dit seizoen aangesteld als voorzitter bij de Gelderse hengsten.
Wat zijn dingen waar jullie op letten binnen de selectie?
Wout-Jan: “Met twee internationale ruiters in de commissie weet je wat er verwacht wordt van een goed springpaard. De hengsten die makkelijk galopperen, springen meestal ook makkelijk door het lijntje. Daarbij letten we ook op de insprong en de manier van landen. We bouwen geen hoge hindernissen, maar spelen wel wat met de breedte, om zo te kijken hoe het paard taxeert en of hij over atletisch vermogen beschikt. Hoe ze de insprong nemen, zegt bovendien niet alleen wat over hun handigheid, maar ook zeker over hun intelligentie.”
Bart: “We zijn altijd op zoek naar paarden met ‘go’. Straks op het hoogste niveau moeten ze op de laatste lijn de piaffe en passage ook nog kunnen volhouden, dat red je niet met een paard zonder loop- en werklust. De balans in galop is ook heel belangrijk, dat kunnen we goed beoordelen in de ‘achtjes’. Als ze met twee benen door de wending gaan of niet makkelijk changeren, zegt dat vaak genoeg. In draf letten we er op hoe ze vertrekken, en hoe ze kunnen verruimen en verkorten. In de stap geven we het vaakst het voordeel van de twijfel, mits de takt behouden blijft. De stap lijdt vaak als eerste onder spanning en laat zich het best beoordelen onder het zadel.”
Wim: “Als hengstenkeuringscommissie krijgen we vanuit het Algemeen Bestuur te horen wat de speerpunten zijn, dat beleid is door de Fokkerijraad aangedragen en wij zijn het uitvoerende orgaan. Wat Bart stelt over de stap is een belangrijk punt. Bij de dressuurpaarden moet er nooit worden toegegeven op de zuiverheid in beweging. Gelukkig kunnen we met zijn allen constateren dat de stap van het KWPN-paard in algemene zin vooruit gaat.”
Bart haakt daar op in: “Wat we sinds vorig jaar doen en ons goed bevalt, is de stap beoordelen na afloop van het vrijbewegen en voorafgaand aan het afsluitende rondje draf aan de hand. Voorheen werd de stap op de diagonaal beoordeeld en dan bleek het toch lastiger om een goed beeld te krijgen van de natuurlijke aanleg. Spanning speelt vaak een rol. In het verrichtingsonderzoek hebben we gelukkig alle tijd en ruimte om de hengsten in rust te bekijken om de stap te beoordelen.”
In hoeverre is bloedspreiding een aandachtspunt binnen jullie fokrichting?
Arie: “Bij de Gelderse paarden spelen inteelt en verwantschap zeker een rol, het is natuurlijk een heel kleine populatie. Daar komt bij dat – veelal om commerciële redenen – veel Gelderse merries worden aangepaard met dressuurhengsten. Het is dus een uitdaging om als fokrichting onderscheidend te blijven. Dit jaar hebben we maar twee hengsten vanuit de eerste bezichtiging kunnen selecteren, waarvan het te hopen is dat ze beide aan de gezondheidseisen voldoen om naar Den Bosch te komen. Met Marloes (van der Velden, voormalig commissievoorzitter bij de Geldersen, red.) heb ik laatst om tafel gezeten en we kwamen tot de conclusie dat er de laatste twaalf jaar gemiddeld acht hengsten in de eerste bezichtiging zijn voorgesteld, dat is natuurlijk een klein aantal. Daar binnen wil je dan nog selecteren op Gelderse type en een goede manier van bewegen. En om de bloedspreiding denken.”
Wim: “Ook binnen de tuigpaarden is bloedspreiding een belangrijk aandachtspunt, dus wij geven hengsten met een lage verwantschap graag de kans. Alleen komt er natuurlijk wel een moment dat ze die kans moeten waarmaken, je kan niet oneindig het voordeel van de twijfel geven in het hengstenselectietraject. Gelukkig hebben we vorig jaar een aantal tuigpaardhengsten kunnen goedkeuren met een redelijk lage verwantschap.”
Arie vult aan: “Het verwantschap is wel aan verandering onderhevig, zo was Glock’s Toto Jr. destijds bij goedkeuring laagverwant en is hij inmiddels één van de hoofdleveranciers.”
Wout-Jan: “Bij de springhengsten speelt dat minder, maar zien we juist dat dezelfde moederlijnen steeds vaker naar voren komen. Met name in België heb je een paar prominente families, die ook nog eens vaak gecombineerd worden, daar loop je op een gegeven moment mee vast. Dus ook wij proberen de fokkerij zo breed mogelijk te houden.”
Bart: “We zijn in de dressuurpaardenpopulatie altijd op zoek naar vrij bloed. Kwaliteit is daarbij een belangrijke voorwaarde, anders wordt zo’n hengst ook maar heel minimaal ingezet. Toch is het steeds moeilijker om hengsten met vrij bloed uit het buitenland te halen, want de genenpoel wordt steeds gelijker. We zijn daarom blij dat we enkele hengsten met bloed dat in Nederland nog niet voorradig is mee kunnen nemen naar Den Bosch. De Trakehner-hengst die Eugène Reesink voorstelt is daar een mooi voorbeeld van.”
Vanaf dit jaar mogen aangewezen spring-, dressuur- en Gelderse hengsten, die aan de veterinaire eisen voldoen, merries dekken waarvan de veulens het eerste jaar in register A worden geregistreerd. In hoeverre heeft dat gevolgen voor jullie selectie?
Bart: “Dit heeft geen invloed op onze selectiecriteria. We nemen het hele plaatje mee en doen geen concessies op correctheid, zeker niet in dit stadium.”
Wout-Jan: “Onze selectie is nu nog belangrijker en we nemen daarin ook zeker het moederrapport en de merrielijngegevens direct mee in de besluitvorming. We willen op alle fronten een goed beeld hebben van een hengst, omdat hij gelijk mag gaan dekken. Toch zal het naar ons idee niet snel om grote dekaantallen gaan, bij de springhengsten wordt er over het algemeen weinig gebruik gemaakt van hengsten die nog niet getest zijn. En dat vind ik een goede zaak. Bij de dressuur zie je dat wat meer.”
Wim: “Om juist ook alle informatie te kennen over de moeder van een jonge hengst, worden nu tussen de eerste en tweede bezichtiging alle in Nederland gestationeerde moeders die in het veulenboek of register A staan, buitenlands geregistreerd zijn of als stamboekmerrie lager dan 70 punten scoorden bekeken door inspectie. De in het buitenland staande merries worden beoordeeld wanneer een jonge hengst is ingestroomd in het verrichtingsonderzoek. Bij de tuigpaarden is deze regel nog niet ingesteld, maar bij de andere fokrichtingen kan ik het goed begrijpen. Zeker omdat nakomelingen van hengsten die bij een ander erkend stamboek goedgekeurd zijn óók direct in het register A mogen worden ingeschreven, dan krijg je eigenlijk oneerlijke concurrentie voor je eigen hengsten waarvan je al wél veel meer weet dan van de meeste buitenlandse hengsten. Want die nakomelingen kwamen tot nu toe veelal in het register B. En het is positief dat de hengsten wel aan de veterinaire eisen moeten voldoen. Daar weet je vaak bij elders goedgekeurde hengsten weinig of niets van af. Maar ik denk dat ik namens alle voorzitters spreek als ik zeg dat ons advies is om hengsten pas na het verrichtingsonderzoek te gebruiken.”
Arie: “Ja absoluut, je wilt de hengsten toch onder het zadel gezien hebben voordat je er gebruik van maakt.”
Wout-Jan: “Daar ben ik het ook zeker mee eens, bij het KWPN verzamelen we ontzettend veel informatie over de hengsten. Het verrast me wel eens dat fokkers dan soms nog steeds liever kiezen voor het onbekende.”
Bart: “Aanwijzen is één van de stappen naar goedkeuring toe. Het daaropvolgende verrichtingsonderzoek is nog een belangrijk selectiemoment, want daar wordt dichtbij het fokdoel geselecteerd. Het afronden van het verrichtingsonderzoek is in mijn ogen ook niet meer dan een start. Je kunt het vergelijken met een achttienjarige die zijn rijbewijs haalt: aan de eerste eisen wordt voldaan, maar er volgt nog een heel traject waarin je in de praktijk een ervaren bestuurder wordt. Daarom is het belangrijk dat hengsten meedraaien in de verschillende competities en de sport, zodat ze kunnen worden vergeleken met leeftijdsgenoten. Fokkers krijgen dan ook een steeds duidelijker beeld van de jonge hengsten en kunnen zo hun eigen afwegingen maken.”
Dit jaar keert in alle vier de fokrichtingen de kampioenskeuring terug. Hoe kijken jullie daar tegenaan?
Wim: “Foktechnisch gezien heeft het geen toegevoegde waarde, maar het draagt zeker bij aan de beleving en sfeer dus dat is positief. Als hengstenkeuringscommissie selecteer je op basis van exterieur, beweging, pedigree en eventueel het vrijspringen. Daarmee zit je in Den Bosch nog niet zo dicht op je fokdoel als in het verrichtingsonderzoek, waarbij je onder het zadel of aangespannen kan selecteren. Die nuance moet gemaakt worden.”
Bart: “Ja dat ben ik met Wim eens, het is belangrijk dat de fokkers beseffen dat het echt om de kampioen van dat moment gaat. Ook uit het verleden is gebleken dat de kaarten straks onder het zadel anders geschud kunnen zijn.”
Arie: “Maar, de kampioenskeuring heeft ook veel gebracht. Vier van de acht KWPN-dressuurhengsten die in de top 10 staan van de WBFSH Sire Ranking zijn in mijn periode als voorzitter verkozen tot kampioen op de hengstenkeuring, dat is toch bijzonder. Naast de kampioenshengsten Johnson, Blue Hors Zack, Ampère en Bordeaux staan bovendien ook de in de kampioenskeuring hoog geplaatste hengsten Vivaldi en Apache in diezelfde top 10. Dat steunt mij in de gedachte dat je óók met vrijbewegen en aan de hand al een behoorlijke inschatting van de natuurlijke aanleg kan maken. En deze hengsten hebben gelijk het vertrouwen gekregen van de fokkers, waardoor ze hun stempel hebben kunnen drukken in de fokkerij.”