Sport

Dit artikel is geschreven door Silke Rotterman. Haar interesse ligt bij de klassieke dressuur. Zij is bekend van haar gedetailleerde geschiedenisartikelen over de gouwe oudjes in de dressuursport en haar artikelen over klassieke dressuurtraining, die vaak diep op de materie in gaan. Zelf rijdt ze al sinds haar jeugd. Ze heeft enige tijd doorgebracht bij voormalig olympisch kampioene Christine Stückelberger en haar trainer Georg Wahl. Hun klassieke benadering heeft een beslissende invloed gehad op hoe Silke de sport nu ziet. Sinds 2010 werkte ze samen met kolonel Christian Carde, met wie ze ook enkele boeken heeft geschreven over de klassieke dressuur. Silke fotografeert ook en schrijft regelmatig artikelen voor internationale paardentijdschriften en -websites, zoals Eurodressage.com.
Het CPEDI Mannheim, begin mei, is altijd een goede kans om paradressuurruiters te ontmoeten en dieper in hun persoonlijke verhaal, visie op de paardensport en doelen voor komend seizoen te duiken. Na interviews met Roberta Sheffield in 2022 en Julia Sciancalepore in 2023 tijdens de Maimarkt-wedstrijden, ging Silke Rottermann dit jaar in gesprek met de Duitser Noah Kuhlmann. Dit para-interview vond plaats vlak voor de vetcheck op vrijdagmiddag 3 mei 2024.
Met zijn leeftijd van 21 jaar is Noah, die nabij het Bodenmeer woont, de benjamin van het Duitse team. In zijn kinder- en tienerjaren was hij een succesvolle ponyruiter. Een vernietigende ziekte wist hij om te zetten in iets positiefs, en twee jaar daarna daarna maakte hij zijn debuut in de paradressuur met de 14-jarige Rhijnlanderruin Staatslegende (van de Stedinger-zoon Statesman uit een Lanciano-merrie). Sindsdien is zijn ster rijzende.
Hoe ben je in de paarden terechtgekomen?
Mijn moeder heeft altijd gereden en ik ging met haar mee naar de stallen sinds ik een peuter was. De eerste foto van mij op een paard werd genomen toen ik acht maanden oud was. Toen ik rond de vijf jaar was, wou ik echt gaan beginnen met paardrijden, maar het was moeilijk om een manege te vinden in het zuiden van Duitsland die mij op zo’n jonge leeftijd wilde aannemen. In plaats daarvan raadden ze me aan om te gaan voltigeren, maar dat ik wilde ik niet. Uiteindelijke vonden we een manege en daar reed ik de gebruikelijke lessen. Eerst aan de longe en daarna op de manegepaarden.
Bij jonge mensen komt er op een gegeven moment een punt waarop de liefde voor paarden overgaat in de ambitie om te gaan starten. Was dat bij jou hetzelfde?
Mijn moeder was een dressuuramazone, maar ik hield ook van de lichtheid en het gemak. In de dressuur is het de kunst dat je moeilijke dingen kunt doen met je paard, maar dat de toeschouwers normaal gesproken niet zien hoe je dat doet. Dat inspireerde mij om het zelf te proberen.
We begonnen met proeven onder begeleiding op de manegepaarden. Mijn moeder begeleidde me. Met kerst 2010 kreeg ik mijn favoriete manegepony, een kruising tinker x paint, als cadeau en we startten samen in een aantal proeven op laag niveau, genaamd ‘Reiterwettbewerb’. Hij was perfect als beginnerspaard, omdat hij zo kalm was en mij vertrouwen gaf. Dus ik had een goed uitgangspunt om met wedstrijden te beginnen.
Echter, om in hogere klassen te starten, had ik een ander type pony nodig. Eentje met meer natuurlijke ‘go’. Mijn ouders kochten een Duitse rijpony voor mij, Top Nemo, van Cornelia Endres die in die tijd de trainer was van het Duitse ponyteam. We waren echt een goede match. Met Nemo ging ik door de klassen heen tot op het Duitse L-niveau en we kwamen ook aan de start bij ponywedstrijden van de FEI. Helaas kreeg hij herhaaldelijk last van peesblessures, maar mijn ouders leaseten een pony totdat Nemo weer fit was.
Toen ik naar een kostschool in Bavaria ging, ging mijn pony met me mee. Hij kwam op stal bij Danica Langenstein, de Bavariaanse bondscoach van het ponyteam. Het vroeg een hele inspanning toen zij verhuisde naar een locatie verder weg en ik daarheen gereden moest worden vanaf de kostschool. Met het openbaar vervoer daarheen was daar namelijk niet mogelijk. Het ging nog steeds best wel goed. Ik wist mij te kwalificeren voor de Zuid-Duitse kampioenschappen, maar Nemo kreeg weer problemen met zijn gezondheid, wat zijn pensioen inluidde.
Zulke tegenslagen als tiener zouden veel ruiters doen afhaken, maar jij niet?
Nee, ik hou van paarden en ik hou ervan wedstrijden te rijden. Maar toegegeven, ik had ook het geluk dat mijn ouders een pony voor mij leaseten toen Nemo niet fit was, zodat ik mijn rijopleiding nog vervolgen en door kon gaan met wedstrijden rijden. Echter, door de grotere afstand tussen mijn kostschool en Danica Langenstein, besloot ik besloot ik te wisselen naar een trainer dichterbij mijn school. Dat was Robert Harrison Schmerglatt, een Australische Grand Prix-ruiter die tegenwoordig weer in Australië woont. Daar sloeg het lot op een positieve manier toe, want daar vond ik mijn droompaard.
Je hebt het hier over Staatslegende, het paard waarmee je nog maar een paar jaar geleden de Duitse paradressuurwereld binnenkwam?
Exact. Anna-Katharin Gerber had drie paarden op stal bij Schmerglatt en zij was in die tijd druk met haar studie rechten. Daarom moest ze er één wegdoen. Hoewel Johnny Hilberath haar adviseerde om de jongste van de drie aan te houden, was dat paard juist degene die ze verkocht. En we hadden het geluk dat ze Staatslegende aan ons verkocht. Want als kind en tiener, nog onbewust van mijn ziekte, had ik altijd al problemen met de kracht in mijn benen. Ik kon paarden niet goed rijden als het nodig was om ze meer aan te drijven, of als ze met meer kracht gereden moesten worden.
En ’San’, zoals we Staatslegende ook wel noemen, is een sensibel paard. Hij kan niet tegen druk van de ruiter, dan krijgt hij last van een negatieve spanning, begint te zweten en denkt dat hij iets fout heeft gedaan.
Ik kende San al van stal en ik wist dat hij soms een beetje moeilijk kan zijn, maar ik hield van dit paard. Hij was zo mooi en expressief. Ik wist gelijk dat hij een geweldig paard is. Toen hij vijf was, hebben we hem gekocht, vlak voor kerst. Het grappige aan de aankoop is dat mijn vader geen idee had dat hij zojuist het gekke paard had gekocht dat hij soms in de binnenbak had gezien. Hij kwam er pas jaren later achter. Hij zou hem anders nooit gekocht hebben (lacht).
Negen jaar geleden was je nog een kind en kwam je net van de pony’s. Hoe heeft dat uitgepakt in het werken met een wat moeilijker paard?
Het begin was inderdaad wat moeilijk, hij kwam regelmatig met alle vier zijn hoeven van de grond. Maar hij kreeg mij er in die tijd nooit af. We hebben doorgezet en langzaamaan ging het de juiste kant op.
Toen Robert Schmerglatt terugverhuisde naar Australië, verliet ik de kostschool en ging terug naar huis, bij het Bodenmeer. Dit betekende dat ik een nieuwe trainer nodig had, die mij vakkundig kon helpen met San, die het karakter van mijn paard begreep en daarbij paste. Bij toeval vonden we Tiggy Lenherr in Zwitserland, toen mijn vader elke dag voorbij haar stallen kwam, op weg naar zijn werk.
Tiggy aarzelde wat in het begin. Haar benadering is om paard en ruiter samen te helpen ontwikkelen, maar zodra ze ervan was overtuigd dat dat ook onze benadering was, konden we verhuizen naar de Lenherr Sport Horse Stables in Pfyn, Zwitserland. Dat is ongeveer 30 minuten rijden van mijn huis in Duitsland. Dat is nu zeven jaar geleden en we zijn nog nooit zo tevreden geweest met het trainen en het houden van paarden als op deze stal.
Hoe heeft San zich ontwikkeld in die zeven jaar?
De training van San ging al vanaf het begin goed. Hij bouwde spieren op, ontwikkelde en heeft bovenop de reguliere dressuurtraining een volledig programma doorlopen van aquatrainer tot osteopaat.
Het was niet alleen San, maar ook ik floreerde onder het toeziend oog van Tiggy. Ik kon haar adviezen goed in de praktijk brengen.
Toen kwam corona en twee weken daarvoor kwam het punt waarop ik letterlijk een pararuiter werd. Op een ochtend, toen ik voor school nog even ging douchen, viel ik. Vanuit het niets had ik ineens geen gevoel meer in mijn benen. Natuurlijk bleef ik die dag thuis in plaats van naar school te gaan, maar ik maakte me niet te veel zorgen en dacht dat het wel snel weer goed zou komen.
Echter, een aantal bezoeken aan een neuroloog en een ziekenhuis leidden niet tot een diagnose die mijn symptomen kon verklaren, ondanks dat ik alle mogelijke onderzoeken gehad heb. Ik werd getest op MS, HIV of hartaanval, maar niets. De behandeling met cortisonen hielp ook niet. Dus werd ik overgebracht naar een revalidatiecentrum waar ik uiteindelijk zo’n vijf maanden bleef, nog steeds zonder te weten wat de oorzaak van de problemen was. In die tijd concentreerde ik mij op het opnieuw leren lopen en op school kwam mijn diplomering dichterbij. Mijn schoolgenootjes stuurden mij alle spullen op en tijdens de corona was het sowieso allemaal online via Zoom, dus ik miste niets. Vanwege corona waren de grenzen gesloten en konden mijn ouders niet op bezoek komen, dus ik voelde me daar een beetje opgesloten.
Toen ik uiteindelijk naar huis mocht, kon ik binnenshuis van A naar B komen, maar nog niet lopen zoals ik dat vandaag de dag weer kan en ik moest me heel erg concentreren. Praten en lopen tegelijk was in het begin onmogelijk. Uit enkele bloedonderzoeken in het universitair ziekenhuis kwamen ze er uiteindelijk achter dat ik een genetisch defect heb dat de symptomen veroorzaakt. Het heet ‘familial spinal paralysis’ en in mijn geval beïnvloedt het de lange zenuwbanen. Dat zijn mijn voeten, benen en ook een beetje mijn handen. Het is een zeldzame ziekte, die nog niet zo bekend is bij de wetenschap.
Het is een progressieve ziekte, maar kan er iets gedaan worden om het af te remmen?
Het is een progressieve ziekte, maar de achteruitgang kan heel erg verschillen. Het is aanbevolen om veel te sporten en gezond te leven om het af te remmen. Maar er is geen wondermiddel dat je kunt nemen en dat het dan helpt. Er is nog zo weinig onderzoek naar gedaan, dat bij de artsen, fysiotherapeut of waar ik ook maar ben, het overal nog heel erg onbekend is. Dat betekent dat ik hen moet vertellen hoe ik in elkaar steek, waar de problemen zitten, wat ik goed kan doen en wat helpt. Op die manier werken mijn therapeut en ik goed samen tijdens de fysiotherapiesessies die ik twee keer per week krijg.
Wat betekende de diagnose voor jouw rijden en hoe ging het trainen van San tijdens de coronaperiode, toen de grens met Zwitserland enige tijd gesloten was?
De grens is lange tijd dicht geweest. Tijdens deze periode heeft Tiggy excellent gezorgd voor San en hem getraind. Ze informeerde mij regelmatig over hem en zijn vooruitgang, dat stelde ons gerust dat San in orde was. We zijn de familie Lenherr erg dankbaar dat ze zo goed voor ons paard hebben gezorgd en dat er ons geen zorgen hoefden te maken.
Toen kwam de dag dat ik eindelijk weer op een paard kon stappen, de grenzen weer opengingen en ik klaar was met mijn revalidatie. Ik wist niet hoe het zou gaan, maar had vooraf al een positief gevoel. Toen ik weer op San zat, voelde het totaal anders, maar daar maakte ik mij geen zorgen over. Ik was gewoon zo blij om mijn paard weer te zien en dat ik weer op hem kon rijden. Het was mijn grote droom toen ik in het ziekenhuis lag, en die dag kwam hij eindelijk toch uit! Ik probeerde hem zo goed mogelijk te rijden met mijn fysieke mogelijkheden op dat moment. Door het rijden werden die mogelijkheden beter en het bracht ook veel andere voordelen. Niet alleen voor mijn fysieke verbetering, maar het bracht mij ook weer terug naar het leven van alledag zoals ik dat voorheen deed. Het was zo’n geweldig gevoel, een beetje als psychotherapie. Want toegegeven, zo’n diagnose schrikt je eerst toch behoorlijk af.
In het begin moest ik eerst terugkomen als ruiter, in de breedste zin van het woord. Voor mijn diagnose reed ik vijf keer per week, dat doe ik nu ook weer, maar daar was ik toen nog niet klaar voor. In die tijd maakten lessen ook nog geen verschil. Ik begon met één keer per week rijden en bouwde het langzaam op. Nadat bleek dat paardrijden voor mij goed werkte, zei Tiggy tegen mij dat we opnieuw met lessen moesten beginnen en dan zouden we wel zien hoe het ging.
We moesten ons beiden aanpassen aan de nieuwe situatie. Bijvoorbeeld toen Tiggy tegen mij zei om een klein beetje meer aan te drijven met mijn linkerbeen. Ik wist niet meer hoeveel een klein beetje was, omdat ik bijna geen gevoel meer had in mijn benen. Dus soms deed ik te weinig, soms te veel, maar zij liet mij dat dan weten en San natuurlijk ook. Maar nu zijn we een ‘winning team’ op de manier dat Tiggy weet hoe ze met mij moet communiceren en ik weet hoe ik het in de praktijk moet brengen.
Wanneer kwam het idee om mee te gaan doen aan de paradressuur?
Dat was eigenlijk als eerste het idee van mijn vader. Nadat ik in de reguliere paardensport had gereden en opnieuw les kreeg, benaderde hij Tiggy. Zij vertelde hem dat hij daar op moest letten, maar zolang ik mijn dijen nog kon bewegen, zou het wel goed komen (lacht). In die tijd kon ik dat eigenlijk niet, maar we bleven we vasthouden aan dit idee. Het veranderde mijn ziekte in iets dat mij een nieuw doel en een nieuwe uitdaging gaf.
Mijn vader dook eerst internet op om meer te weten te komen over paradressuur, maar dat was niet gemakkelijk. Er was niet zoveel informatie te vinden over hoe je daar aan mee kon doen en bij wie je daarvoor moest zijn. Over het algemeen wist ik niets over paradressuur en het is nog steeds vrij onbekend. Je kunt er ook weinig over vinden op internet. Echter, we realiseerden ons dat ik eerst moest worden ingedeeld in een Grade. Dit moest eerst nationaal, daarna internationaal. Op 16 juni 2021 werd ik beoordeeld en ingedeeld in Grade IV.
Nadat ik nationaal werd ingedeeld, werd het voor mij mogelijk om mee te doen aan een paradressuur-clinic van Uta Härlein in Ansbach, in oktober 2021. Ze was erg tevreden over mij en bracht mij in contact met Rolf Grebe, onze reserve nationale coach. Hij beoordeelde San en mij in februari 2022 tijdens een clinic in Berlijn. Ik heb nog steeds het gevoel dat we niet op de top van ons kunnen reden, maar Rolf leek wel tevreden en nodigde ons uit voor de trainingen voor het nationale team. Ook zei hij dat ik mij zou moeten inschrijven voor Mannheim 2022 om daar internationaal ingedeeld te worden. Dat was ons internationale debuut en het ging best wel goed. Ik werd daarna uitgenodigd om deel te nemen aan de Duitse kampioenschappen in München.
Vanaf dat moment kwamen we in een flow en een jaar later wonnen we al de Kür in Mannheim.
Je bent uitgekomen in de reguliere FEI-rubrieken voor pony’s en komt nu uit in de paradressuur. Wil de jury in beide rubrieken hetzelfde zien?
De jury wil oprichting zien, een actief achterbeen en precies rijden met impuls, maar in de paradressuur wordt er alleen op het paard gelet en wordt deze beoordeeld. Om die reden zijn de juryleden veel strenger op hoe het paard beweegt: gaat het paard achter de loodlijn of niet? Komt de impuls vanuit de achterhand? Laat het paard expressie zien of niet?
Dit is soms heel anders dan in de reguliere sport. Het paard loopt daar misschien wel achter de loodlijn, maar krijgt toch hoge cijfers omdat het er verder wel heel goed uitziet, of de oefening keurig laat zien. Een paard achter de loodlijn zou nog steeds puntenaftrek moeten krijgen en ik heb het gevoel dat dit gewoon strenger is in de paradressuur.
De kwaliteiten van het paard spelen een grote rol in de reguliere dressuur en evenzo in de paradressuur. Zelfs in de lagere Grades moet je paard bepaalde kwaliteiten hebben om succesvol te zijn. Deze paarden zijn ook erg duur. Hoe preciezer de proef wordt uitgevoerd, hoe hoger de percentages die je scoort. Het is relevant of je paard een middendraf heeft voor een 9 of voor een 7, maar niet zodanig als in de reguliere dressuur, zolang de oefeningen maar nauwkeurig worden gereden.
Naast de kwaliteit en de precisie is de hoogste prioriteit hoe tevreden je paard is. Als het paard bijvoorbeeld de hele tijd met zijn staart loopt te zwiepen, maar tegelijkertijd een prima proef loopt, is dat niet relevant in de reguliere dressuur. Maar in de paradressuur is dat het wel, omdat het aangeeft dat het dier de indruk wekt niet tevreden te zijn. Een gelukkig paard is een erg essentieel criterium in de paradressuur.
Als we kijken naar de recente discussies over paardenwelzijn in de ruitersport, is naar mijn mening de paradressuursport om die reden al veel beter op weg dan de reguliere sport.
Kom je ook nog steeds uit in de reguliere sport?
We proberen het wel, maar met alle trainingen voor het nationale team en de internationale paradressuurwedstrijden is de agenda in de zomerperiode al erg vol. In die perioden vinden ook de meeste reguliere dressuurwedstrijden plaats.
Daarnaast ben ik ook nog bezig met een studie digital business, dat vraagt ook tijd. Ik doe dat online, anders wordt het wel heel lastig met al dat reizen en het feit dat ik nog jaarlijks een periode van revalidatie doe.
Zijn de Paralympische Spelen een langetermijndoel voor jou?
Het is zeker een doel, maar Parijs is te vroeg, ik rij nu pas twee jaar internationaal paradressuur. Het is mijn doel om op de longlist voor Parijs te komen en nationaal in onze paradressuurgroep 1. Op het moment zit ik in groep 2, dat is de getalenteerde groep, maar groep 1 is mijn doel voor volgend jaar.
We hebben teveel sterke ruiters in Duitsland op dit moment om een realistische kans te maken om dit jaar naar Parijs te gaan. In de afgelopen twee jaar heeft Duitsland hierin een grote stap gezet. Iedereen heeft de nodige ambities en helpt een ander, dus iedereen heeft zich ontwikkeld. Dat is goed, maar maakt het wel lastiger om een plek in het team te veroveren.
We weten allemaal dat paardensport een dure sport is. Is er interesse in de paradressuur vanuit sponsoren?
Sponsoren zijn er wel ja, ik heb nu mijn eerste sponsor, Pferdegold. Maar het is erg moeilijk in de paradressuur en we moeten ons omhoog werken voor wat betreft de zichtbaarheid.
In Mannheim is het bijvoorbeeld zo dat de pararubrieken afwisselend verreden worden met het CDI of parallel lopen aan de Nations Cup springen. Bij andere wedstrijden is het puur paradressuur en zijn grote media niet aanwezig. Paradressuur raakt gemakkelijk ondergesneeuwd en de zichtbaarheid is niet groot.
Uiteraard zou ik wel meer sponsoren willen hebben, mijn belangrijkste sponsoren zijn nog steeds mijn ouders (lacht). Ze zijn gelukkig wel heel erg betrokken bij mij tijdens elke wedstrijd. Papa is mijn groom en vergezelt mij dagelijks als ik naar stal ga. Het is hartstikke leuk voor ons allebei.

Disclaimer: Wij hebben geen foto die aansluit bij dit artikel, of waar wij toestemming voor hebben om te gebruiken. Daarom hebben wij er een foto ter illustratie bij gezet. Heb jij een passende foto met toestemming voor commercieel gebruik? Stuur dan even een PB naar één van de Nieuwsredactieleden of het Nieuwsredactie-account.