Fokkerij
Als je merrie weer hengstig wordt na de bevalling, wel of niet gelijk weer insemineren?
Foto: Marlies Trap Fotografie
Heb je een drachtige merrie op stal staan? Dan komt langzaamaan het moment dat je je gaat voorbereiden op de geboorte. Een spannende en mooie tijd, met hopelijk het gewenste resultaat. Waar moet je op letten als je jouw merrie in de veulenhengstigheid weer wilt laten insemineren?
Voorbereidingen voor de geboorte
Alles wordt in werking gezet om het veulen een goede en welkome start te geven. De merrie is flink gegroeid en de voorbereidingen op stal worden getroffen. Wellicht wordt de merrie in een grotere afveulenbox geplaatst, moet ze nog losgeknipt worden en worden de laatste vaccinaties gegeven. Wanneer het veulen dan geboren is, of wellicht al eerder, rijst de vraag of de merrie weer gedekt moet worden en wanneer dat dan gebeurt. Is de wens om de merrie dit seizoen weer dragend te krijgen? Dan kun je ervoor kiezen de merrie tijdens de veulenhengstigheid te laten insemineren. Maar kan dat zomaar? En zijn er dan nog dingen waar je op moet letten?
De nageboorte
Het veulen bevindt zich tijdens de dracht binnen twee vruchtvliezen, de pootjesblaas en de waterblaas. De vrucht wordt omgeven door vruchtwater en de navelstreng verbindt het veulen met de moeder. Vooral de waterblaas voorziet het veulen tijdens de dracht van zuurstof en voedingsstoffen, de waterblaas heeft ook een afvoerfunctie van schadelijke stoffen. De vliezen en het vruchtwater beschermen het jonge dier tegen interne en externe factoren (zoals onder andere een schokdempende werking als de merrie valt of een klap krijgt bijvoorbeeld). Om deze uitwisseling van bijvoorbeeld voedingsstoffen soepel te laten verlopen, is de waterblaas tijdens de dracht nauw verbonden met de baarmoeder. Het komt dus wel eens voor dat deze na de geboorte van het veulen niet makkelijk loskomt van de baarmoederwand. We spreken dan van ‘aan de nageboorte staan’.
Gevaarlijke situatie
Dit is een potentieel gevaarlijke situatie voor de merrie. Normaal gesproken moet de nageboorte binnen twee uur volledig afgekomen zijn. Als de nageboorte zes uur na de geboorte nog niet is losgekomen, is veterinaire hulp noodzakelijk. De merrie kan anders baarmoederontsteking, hoefbevangenheid, koorts of bloedvergiftiging krijgen. Als de merrie langer dan twee uur aan de nageboorte heeft gestaan, raadt de dierenarts vaak af om de veulenhengstigheid te gebruiken. Het is dus belangrijk om snel te handelen. Dit kan bijvoorbeeld door twee uur na de geboorte, indien de nageboorte nog niet is afgekomen, een spuitje oxytocine te (laten) geven. Dit is een hormoon dat ook vrijkomt wanneer het veulen drinkt en laat de baarmoeder samentrekken, waardoor de nageboorte loskomt. Als (een deel van) de nageboorte is afgekomen, is het bovendien van essentieel belang dat er nauwkeurig bekeken wordt of er geen stukjes zijn achtergebleven. Indien de nageboorte bijvoorbeeld op de grond wordt uitgelegd, kunnen bovendien ook andere afwijkingen, zoals ontsteking aan de moederkoek, gevonden worden en kan het veulen (indien geïndiceerd) op tijd behandeld worden.
Veulenhengstigheid
De eerste hengstigheid die optreedt na de geboorte van het veulen noemen we de ‘veulenhengstigheid’. Deze vindt tussen de vijfde en vijftiende dag na de geboorte van het veulen plaats. Gemiddeld vindt de eisprong tijdens die eerste cyclus dus rond de tiende dag plaats, maar soms ook eerder en vaak ook later. Dit betekent dat de merrie na de geboorte in rap tempo haar baarmoeder moet opschonen. De efficiëntie van dit opschonen hangt van een aantal factoren af. Een van die factoren is de leeftijd. Een jongere merrie heeft een meer elastische baarmoeder, waardoor deze sneller krimpt naar oorspronkelijke grootte, en makkelijker samentrekt en dus vocht kwijtraakt. Een oudere merrie heeft daar over het algemeen meer moeite mee. Deze baarmoeder is dan ook vaker niet gereed voor inseminatie op de veulenhengstigheid.
Het onderzoek op dag acht
Het verloop van de geboorte is een van de overwegingen bij het al dan niet gebruiken van de veulenhengstigheid. Acht dagen na de geboorte van het veulen komt de dierenarts over het algemeen de merrie bekijken. De dierenarts kan al bij het optillen van de staart de uitwendige geslachtsdelen beoordelen. Is de merrie uitgescheurd? Zit er bloed of andere uitvloeiing aan de staart, schaamlippen of achterbenen? En zo ja, hoeveel? Als daar aanleiding toe is, kan er zelfs een vaginaal onderzoek worden gedaan, om schade aan de vagina en baarmoedermond uit te sluiten. Dat is bijvoorbeeld verstandig als er veel aan het veulen getrokken of gedraaid is tijdens de bevalling. Vervolgens maakt de dierenarts de endeldarm leeg, om met de hand de geboorteweg te kunnen beoordelen. De dierenarts let dan onder andere op de grootte van de baarmoeder (is deze na de bevalling weer terug naar de oorspronkelijke grootte?) en de hardheid van de eiblaas (hoe zachter hoe dichter bij de eisprong). Met de echo wordt daarna gekeken of er geen vocht in de baarmoeder staat. Als dit wel zo is, wordt er gekeken hoeveel vocht er in de baarmoeder staat en hoe dit eruit ziet. Zijn er aanwijzingen voor ontsteking, of lucht in de baarmoeder? Ook kan de eiblaas beoordeeld worden op vorm, grootte en andere karakteristieke eigenschappen. Op basis van de bevindingen maakt de dierenarts een inschatting of en wanneer de merrie gedekt kan worden tijdens deze veulenhengstigheid. Over het algemeen geldt dat hoe vroeger deze veulenhengstigheid is, des te kleiner de kansen zijn op dracht en het voldragen van het veulen. Meestal wordt afgeraden vóór de tiende dag te insemineren, omdat de kans op drachtig worden kleiner is en de kans op resorberen (afsterven) van de vrucht iets groter.
Moderator opmerking op pag. 3