Wetenschap
Tijgeroog bij een Paso Fino. Foto: Bokt Wiki
Een recent gepubliceerd onderzoek heeft twee genetische mutaties geïdentificeerd die voorkomen bij de Paso Fino, een Puerto Ricaans paardenras. Deze mutaties kunnen bij zo’n 88% van de onderzochte paarden verklaren hoe zij aan het opvallende “tijgeroog” komen. Tot op heden is er geen enkel ander paardenras bekend waarbij tijgerogen voorkomen.
De Paso Fino is ontstaan door de import van Spaanse paarden naar Puerto Rico – zoals de tegenwoordig uitgestorven Spaanse Jennet – en het ras is daarna lang geïsoleerd geweest op het eiland. De Paso Fino is misschien wel het meest bekend onder paardenliefhebbers voor zijn aparte gang, de viertakt “fino”, maar de Paso Fino’s met tijgerogen worden daarbij nog extra gewaardeerd om hun bijzondere uiterlijk. Bijna alle paarden hebben bruine ogen, maar bij paarden met tijgerogen heeft de kleur van de iris een oranje, gele of amberkleurige tint. Paarden met deze eigenschap lijken verder wel prima zicht te hebben.
Het onderzoeksteam, bestaande uit Rebecca Bellone en haar collega’s, vertelde dat een analyse van de bloedlijnen heeft uitgewezen dat de eigenschap als recessief gen wordt vererfd. Het onderzoeksteam heeft genetische testen uitgevoerd op 24 Paso Fino’s, waarbij ze geleid werden naar de ECA 1-regio, waar het gen zich op zou bevinden.
Ze zijn dieper gaan inzoomen op het SLC24A5-gen. Deze speelt ook een rol in de pigmentatie van mensen, muizen en zebravissen. Als mensen mutaties in dit gen hebben, kunnen ze bijvoorbeeld last hebben van albinisme, wat effect heeft op de ogen en huid. Twee mutaties in dit gen leken gelinkt aan het tijgeroog; deze mutaties worden Tijgeroog 1 en Tijgeroog 2 genoemd.
Bij het testen van 122 bruinogige Puerto Ricaanse Paso Fino’s bleek dat geen van hen homozygoot was voor deze gen-varianten. Dat wil zeggen: geen van hen had van zowel de vader als de moeder een kopie van het gemuteerde gen geërfd.
“Wij stellen dat de twee mutaties in SLC24A5 een effect hebben op de irispigmentatie van tijgerogen bij Puerto Ricaanse Paso Fino’s,” schreven de onderzoekers in hun verslag, dat gepubliceerd werd in het wetenschappelijke tijdschrift G3: Genes | Genomes | Genetics. Bellone en haar collega’s zijn de eersten om ooit de genetica te ontrafelen van iriskleuren bij paarden die niet geassocieerd zijn met verdunningskleuren of witpatronen. Interessant is dat mutaties in dit gen bij mensen zorgen voor meerdere effecten, maar dat ze bij Paso Fino’s schijnbaar alleen effect hebben op de oogkleur, zonder de pigmentatie over de hele vacht te verzwakken.
Een door het bestuur gecertificeerde veterinaire oogarts heeft als onderdeel van het onderzoek gedetailleerde oogonderzoeken uitgevoerd bij een kleine groep Paso Fino’s met en zonder tijgeroog. Hij trof daarbij geen afwijkingen aan die geassocieerd konden worden met de mutatie, zoals verslechtering van het zicht of verminderde pigmentatie op het netvlies.
Om hun voorstel kracht bij te zetten, hebben ze ook in totaal 196 andere paarden met bruine oogkleur getest van verwante rassen (90 Colombiaanse Paso’s, 20 Mangalarga’s, 44 Lusitano’s en 42 Andalusische paarden) voor de mutaties die Tijgeroog 1 en 2 veroorzaken, maar geen van beide mutaties werd aangetroffen in deze paarden.
Uiteindelijk hebben de onderzoekers geconcludeerd dat de twee mutaties in het SLC24A5-gen in 88% van de gevallen het tijgeroog konden verklaren. Twintig van de tijgeroog-paarden waren homozygoot voor de Tijgeroog 1-mutatie, terwijl acht samengesteld heterozygoot waren met een allel van zowel Tijgeroog 1 als Tijgeroog 2.
Er waren vier paarden waarvan de oogkleur op deze manier niet verklaard kon worden, en drie daarvan hadden een relatief donkere oranje-achtige oogkleur. De onderzoekers zeiden dat dit een kleurtint was die ze niet konden verklaren, en dat dit wellicht zelfs een lichte variant van een gewone bruine iris was. “Het ene tijgerogige paard dat dan overbleef, met geel-tijger fenotype, was heterozygoot voor het Tijgeroog 1-allel. Haar iriskleur kan verklaard worden als zijnde samengesteld heterozygoot in combinatie met een andere mutatie die we nog niet hebben geïdentificeerd.”