
Granen, bron: Wikimedia Commons
Alle paarden op stal krijgen dezelfde voeding elke dag, het maakt het voeren een stuk makkelijker. Alle paarden zien er dan ook goed uit, ze hebben een normaal gewicht en een glanzende vacht, behalve dat ene paard. Dat paard is mager en lijkt maar niet genoeg te hebben aan de voeding die het krijgt. De dierenarts doet een check en ontdekt niks wat een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn.
Soms is de oplossing simpel; doe een paar aanpassingen in het voerbeleid en het paard zal aankomen in gewicht. In dit artikel zal dan ook uitgelegd worden wat je kan veranderen.
De stofwisseling van een paard is afhankelijk van het dier zelf, heeft het een langzame stofwisseling of juist een snelle. De variatie tussen paarden kan daarin erg verschillend zijn.
Metabolisme is de snelheid waarmee het lichaam voedsel omzet naar energie om de normale lichaamsfuncties op peil te houden. Een laag metabolisme kan functioneren op weinig inname van energie. Andersom heeft een snelle stofwisseling meer voedsel nodig om dezelfde lichaamsfuncties draaiende te houden. Over het algemeen geldt dat paarden van bepaalde rassen een sneller metabolisme hebben, en dus meer voedsel om het lichaam te laten functioneren, dan andere rassen. Een voorbeeld hiervan is de volbloed, dit ras eet over het algemeen meer voedsel per kilogram lichaamsgewicht dan een trekpaard. Toch is er ook verschil binnen een ras. Sommige volbloeden zijn gemakkelijker in het handhaven van lichaamsgewicht dan andere. Temperament van een paard gaat dan ook hand in hand met de stofwisseling. Een nerveus, sensibel paard heeft meer calorieën nodig dan een rustig paard.
Een mager paard heeft behoefte aan meer energie in zijn dieet om ervoor te zorgen dat het lichaam normaal functioneert en voor het opbouwen van vetreserves. Energie is een globale term die in dit artikel refereert naar de potentie van voeding om het lichaam de nodige brandstof te geven die het nodig heeft. Gewichtstoename van een paard kan toegeschreven worden aan eiwitten of vet. Wanneer een paard niet genoeg calorieën of eiwitten binnenkrijgt zal het lichaam eigen spieren gaan afbreken en vermindert het vetweefsel. Dit resulteert in een mager paard met weinig spieren en uitstekende botten. Andersom, bij veel voeding zal een paard spieren en vetreserves opbouwen.
De gemakkelijkste manier om een paard aan te laten komen in gewicht is het verhogen van het aantal calorieën in het dieet met voldoende eiwitten. Er zijn drie nutriënten die zorgen voor energie in het dieet van een paard, dit zijn vezels, zetmeel en vet. Elke nutriënt heeft zijn eigen manier van het voorzien van energie in het lichaam die, afhankelijk van het paard, een voordeel of juist een nadeel kan zijn.
Vezels
Van de drie grootste energiebronnen voor paarden zijn vezels de belangrijkste, de meest onderschatte en de veiligste. Vezels zijn de hoofdcomponent van gras en hooi. Sommige paarden kunnen hun lichaamsgewicht behouden met het eten van alleen gras of hooi. Maar voor andere paarden is dit niet genoeg. Toch zijn er methoden die ervoor zorgen dat een paard meer energie kan halen uit vezels.
De vezels in een plant bestaan voornamelijk uit cellulose, hemicellulose en lignine. In de darmen van een paard zitten miljarden microben die de vezels afbreken in een bruikbare vorm, vluchtige vetzuren. Deze vluchtige vetzuren kunnen door de darmwand de bloedbaan in, waar ze vervoerd worden naar plekken waar energie nodig is of worden opgeslagen als vetreserves in de vorm van vetweefsel of glycogeen. Cellulose en hemicellulose is makkelijk te verteren door de microbes, lignine is niet te verteren. Hoe meer lignine het voer bevat, hoe minder verteerbaar het voer is.
Wanneer de verteerbaarheid vermindert is er ook minder energie beschikbaar voor het paard. Lignine geeft de plant structuur, stevige planten bevatten dan ook meer lignine. Zo zit er bijvoorbeeld weinig lignine in de zachte bladeren van de alfalfa plant (luzerne), maar bevat de stengel veel meer lignine. Wanneer er meer zachte bladeren en minder stengels, of jonge stengels die nog niet stevig zijn, in het hooi zitten, dan is de hoeveelheid verteerbare vezels in het hooi veel hoger.
Vers lentegras bevat dan ook veel meer verteerbare vezels dan het oudere uitgedroogde zomergras. Gras bevat meer verteerbare vezels dan hooi omdat het proces rondom het hooien zorgt voor minder verteerbare vezels.
Wanneer een paard niet veel gras of hooi eet zijn er alternatieven die vezels toevoegen aan het dieet. De meest bekende zijn bietenpulp, sojahullen, tarwezemelen of alfalfa pellets. Bietenpulp bestaat uit 80% verteerbare vezels. Sojahulzen zijn een bijproduct van sojabonen en worden veel gebruikt in commerciële paardenvoeding. Ze bevatten iets minder verteerbare vezels dan bietenpulp maar als een paardenvoeding het als één van de hoofdingrediënten noemt, is het een goede bron van verteerbare vezels. Tarwezemelen worden gezien als een vezelbron, maar het heeft in feite dezelfde hoeveelheid vezels als haver. Tarwezemelen zijn weliswaar een goede bron van verteerbare vezels, maar het bevat ook een veel fosfor. Dit kan de calcium-fosforhuishouding verstoren in het paard. Aan de andere kant kan het een goede aanvulling zijn op alfalfa vanwege de hoeveelheid calcium in alfalfa.
Er zijn ook supplementen verkrijgbaar die helpen bij de vertering van vezels. Deze worden vooral aangeraden bij paarden die een probleem hebben met de balans van microben in de darmen. Van bijvoorbeeld gist is gebleken dat het de vertering van vezels ondersteunt. Ook probiotica kunnen helpen met het verteren van vezels.
Zetmeel
Wanneer een paard niet genoeg heeft aan hooi of gras alleen, dan is het toevoegen van zetmeel in de vorm van granen de meest traditionele manier om meer energie aan te bieden in het dieet. Het verkrijgen van energie uit zetmeel is een efficiënte manier omdat het voor het lichaam makkelijker is. Granen zijn een prima bron van zetmeel, maar ze kunnen gevaarlijk zijn voor het verteringsstelsel. Zetmeel wordt afgebroken door het enzym amylase, waarbij het wordt omgezet in suikers. Deze suikers gaan de bloedbaan in en kunnen net als vezels gebruikt worden als energie of opgeslagen worden in het lichaam. Er zit wel een limiet aan de vertering van zetmeel, want de hoeveelheid aanwezige amylase kan enorm verschillen per paard.
Als er niet genoeg amylase aanwezig is, dan zal veel van het zetmeel terecht komen in de dikke darm waar het wordt gefermenteerd. Dit is ongewenst om twee redenen. Ten eerste, de hoeveelheid energie die geproduceerd wordt bij de fermentatie van zetmeel is veel lager dan bij de productie door amylase. Ten tweede, fermentatie van zetmeel zorgt voor een verlaging van de pH in de dikke darm. Dit veroorzaakt een vermindering van de effectiviteit van de bacteriën die weer zorgen voor vertering van vezels en het produceren van energie.
Uit onderzoek blijkt dat niet alle zetmeelmoleculen even groot zijn. Zetmeel in haver is bijvoorbeeld klein en makkelijk om te zetten door amylase. Zetmeel in maïs en gerst is juist weer groot en daarom niet gemakkelijk te verteren. Wanneer maïs of gerst verhit is, dan veranderen de zetmeelmoleculen en worden ze gemakkelijker om te verteren door amylase. Het wordt dan ook aangeraden om maïs en gerst te voeren in een vorm waarbij het verhit is.
Ondanks dat granen een goede bron zijn van energie, kan het ook gevaren met zich meebrengen. Het is verleidelijk om een paard dat moeilijk op gewicht te houden is vol te stoppen met granen. Helaas is er een punt waarbij het dier teveel granen krijgt en de balans van de microbenpopulatie ernstig verstoord wordt. Op dat punt verliezen paarden de interesse in voer en wordt de situatie alleen maar erger. Om de balans van de microben goed te houden geldt de regel dat een paard minimaal 1% van zijn lichaamsgewicht aan hooi of gras nodig heeft. Voor een paard van 450 kg betekent dit minimaal 4,5 kg hooi of gras. De rest van het dieet kan dan aangepast worden aan deze behoefte.
Verder kan het teveel aan zetmeel zorgen voor het verminderen van de microben in de dikke darm. De pH zakt, waardoor de microben dood gaan. Bij dit doodgaan komen endotoxinen (gifstoffen) vrij die koliek kunnen veroorzaken. Als de endotoxinen de bloedbaan bereiken kunnen ze ook hoefbevangenheid veroorzaken.
Ook voor de vertering van zetmeel zijn er supplementen op de markt. Ondanks dat deze niet wetenschappelijk zijn bewezen zit er wel een kern van waarheid in de achterliggende theorie. Als een paard te weinig amylase heeft, dan zou het toevoegen van amylase in een voer kunnen helpen bij het verteren van zetmeel in de darmen. De effectiviteit van deze toegevoegde enzymen is tot op heden nog onduidelijk, omdat enzymen gevoelige eiwitten zijn. Vooral voor een zure omgeving zijn ze gevoelig en verliezen hun functie. Omdat al het voer via de zure maag naar de darmen gaat, is het de vraag hoeveel enzymen de darmen bereiken en daar hun werk nog kunnen doen.
Vet
Bijna alle paarden die presteren krijgen een vorm van vet toegevoegd aan hun dieet. Normaal gesproken werd vet gevoerd om de vacht te laten glanzen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er nog een belangrijkere reden is om vet te voeren aan een paard, het is een uitstekende bron van energie. Het toevoegen van vet aan een dieet is een belangrijke factor gebleken om gevoelige paarden aan te laten komen in gewicht. Daarnaast heeft vet nog een aantal andere belangrijke voordelen.
In tegenstelling tot granen worden paarden niet heter van het bijvoeren van vet. Wel zit er verschil tussen de verschillende vetbronnen die er voor zorgen dat de ene bron geschikter is dan de andere.
Zo zijn er belangrijke verschillen tussen plantaardige vetten en dierlijke vetten. Smaak is het belangrijkste verschil tussen de twee bronnen, vet van dierlijke bronnen is niet smakelijk voor paarden. Veel commerciële voedingen die gebruik maken van dierlijk vet voegen smaakmakers toe om de smaak te verbeteren. Maïsolie blijkt uit studies de smakelijkste vetbron te zijn voor paarden, maar zo goed als alle oliën zijn smakelijk.
Verder zit er nog een verschil in verteerbaarheid tussen de twee bronnen. Dierlijk vet heeft een verteringspercentage van 75% terwijl plantaardige vetten een verteringspercentage hebben van bijna 95%. Wanneer een paard een lage hoeveelheid vet gevoerd krijgt maakt dit niet heel veel uit, maar wanneer er meer vet gevoerd wordt kan de hoeveelheid onverteerbaar vet een slecht effect hebben op de balans van de microben in de dikke darm. Losse, vloeibare ontlasting is een teken van slechte vertering van vet.
Een derde punt is de gewenning aan dierlijk vet. Paarden kunnen een voorkeur ontwikkelen voor de smaak van dierlijk vet en uiteindelijk plantaardige vetten weigeren.
Veel voorkomende vetbronnen zijn rijstzemelen, lijnzaad, zonnebloempitten, sojabonen en kokosmeel. Vooral rijstzemelen zijn een goede bron van vetten voor een mager paard. Ze bevatten namelijk een goede combinatie van rijstolie en goed verteerbare vezels. Lijnzaad, zonnebloempitten en andere zaden kunnen een paard ook voorzien vab vet maar in te grote hoeveelheden kunnen er weer problemen optreden zoals ook beschreven bij zetmeel. Sojabonen zijn een goede bron als ze in kleinere hoeveelheden worden gevoerd. Bij grote hoeveelheden zal het eiwitpercentage teveel stijgen in het dieet.
Een dieet met een hoog percentage vet kan een waardevolle manier zijn om een mager paard aan te laten komen in gewicht zolang het lichaam het vet zal tolereren. Normale paarden hebben geen probleem met het verteren van vet zolang het maar geleidelijk wordt ingevoerd in het dieet. Vet in voeding werkt dan ook het beste in combinatie met granen en zeer verteerbare vezelbronnen zoals bietenpulp. Maar vergeet niet om een goede kwaliteit hooi te voeren.
Sommige paarden hebben metabolisch meer moeite dan andere paarden. Soms kan daar een medische, psychologische of andere oorzaak een reden zijn voor het moeilijk handhaven van het lichaamsgewicht. Het verhogen van de calorie-inname is dan ook niet problematisch zolang hier zorgvuldige aandacht aan besteed wordt. Het aanpassen van de hoeveelheid en verscheidenheid van energiebronnen kunnen vaak voor een ideale lichaamsconditie zorgen bij paarden die moeite hiermee hebben.