
Vincent Voorn en Alpapillon Armanie hebben een ontzettend hechte band.
foto: http://www.verography.nl
Ik durfde Alpapillon Armanie een maand lang niet meer aan te raken.
Vincent Voorn durft Alpapillon Armanie weer recht in de ogen te kijken. Vijf maanden na het olympische debacle is alles vergeven en vergeten tussen de springruiter en het paard dat hem in vogelvlucht naar de top hielp.
‘Het is weer goed’, concludeert Voorn (24) bij Jumping Amsterdam, waar hij zondag genoegen moet nemen met de derde prijs in een bijwedstrijd. In de hoofdmanche hoeft hij zich op de rug van Priamus Z met acht strafpunten weinig illusies te maken over een plaats in de boeiende barrage, gewonnen door de Ier Billy Twomey.
In de zes jaar dat Voorn zijn rug beklom, denkt hij de schimmelruin goed genoeg te kennen om te weten wat die doormaakte toen de droom van Hongkong uiteenspatte. Hij karakteriseert zijn paard als koel van buiten. Maar van binnen weet hij al te goed hoe zijn berijder zich voelt, zegt Voorn.
Het is een gevolg van de lange band die ze delen, hoewel Voorn echt niet bij zijn rijdier in de box zegt te slapen. Ontelbare uren hebben ze samen doorgebracht, met onder meer een aandeel in het Europese teamgoud van 2007 als belangrijkste gevolg. Maar bij wat het hoogtepunt van hun relatie moest worden, kon Voorn zijn paard niet de beloning geven die hij hem zo had gegund.
‘Hij heeft mijn carrière gemaakt, zeker het laatste stukje. Mijn vader en ik zeiden voor de grap altijd: met deze gaan we naar de Spelen. Hij had een mooi resultaat verdiend daar. En dan gebeurt er zoiets desastreus.’
Nog altijd voelt Voorn zich schuldig ten opzichte van zijn teamgenoten, ook al kon zijn offday als vierde ruiter worden weggestreept en had alleen een foutloze ronde Nederland nog brons opgeleverd. ‘Ze hebben me meteen gezegd dat ik me geen zorgen hoefde te maken en dat het nu eenmaal soms goed misgaat. Maar hoe dat daar zo verkeerd liep, daar ben ik nog steeds niet achter.’
De debutant had het zichzelf kunnen vergeven als hij onder olympische druk een of twee hindernissen te kort had genomen. In plaats daarvan verzamelde hij 27 strafpunten en bleek elke steilsprong of oxer een kwelling.
‘Ik weet niet eens meer hoe ik het einde heb gehaald. Het was een grootse misser. Totaal onverwacht ook, voor mij in elk geval wel. Ik heb het ook niet meer aangekund de beelden nog terug te zien.’
Het oordeel over zijn misstap, die volgens bondscoach Rob Ehrens de jonge sporter ook sterker zou maken, is nog steeds even hard als op 18 augustus 2008. Op een houten paddenstoel achter de piste omschreef Voorn zijn rol als ‘bladvulling’. Hij vond dat hij behalve zijn paard en teamgenoten, ook de eigenaren van het dier voor schut had gezet. Ze hadden net zo naar het olympische avontuur uitgekeken als hij, zei de Limburger.
Zijn ouders bezagen de lijdensweg van hun zoon thuis voor de tv. ‘Mijn moeder gaf later toe dat ze had zitten huilen en bijna niet meer kon kijken. Of mijn vader heeft gehuild? Dat zou goed kunnen.’ In tranen zag Albert Voorn zijn zoon immers Nederland aan het EK-goud helpen, twee jaar geleden in het Duitse Mannheim.
Een maand lang durfde Voorn Alpapillon Armanie amper aan te raken. De adviezen van mensen om hem heen legde hij vriendelijk naast zich neer. ‘De een zei: ga naar een sportpsycholoog, de ander raadde weer iets anders aan. Maar ik wist dat ik hier zelf uit moest klimmen.’
Doorrijden bleek uiteindelijk de beste remedie om de herinneringen aan Hongkong en zijn Jockey Club te wissen. Bij de wereldbekerwedstrijden in Oslo en Helsinki vond hij in oktober iets van het goede gevoel terug waarmee hij voorheen naam had gemaakt.
Via Bordeaux en Vigo, de komende twee weken, hoopt hij nog wat punten in de wereldbeker te vergaren. ‘Maar het gaat er vooral om wat het beste voor Armanie is. Dat er maar drie Nederlanders in een wereldbeker mogen starten, is daarom prima. Dan kan ik hem de rust geven die hij nodig heeft.’
Een nieuw EK-succes in het Engelse Windsor moet in augustus de plaats innemen van het drama, dat nog vers voelt en waarover de ruiter niet gauw uit zichzelf spreekt. Even glimlacht hij, als hij zich realiseert hoe bevoorrecht hij is, nu hij een handvol paarden kan inzetten tijdens zijn tournee door Europa.
Maar relativeren van het gewraakte optreden op het moment dat de hele wereld keek, blijft moeilijk. ‘Je weet dat je een keer hard onderuit gaat. En zoiets gebeurt altijd op het verkeerde moment. Maar je hebt pech en vette pech. Dat me dit juist daar moest overkomen, blijft onvoorstelbaar.’
Zijn vader, die een zilveren medaille uit Sydney in de kast heeft liggen, stelde hem een beetje gerust door te wijzen op het curieuze carrièreverloop van Ian Millar. De Canadese nestor kreeg met het teamzilver in Hongkong pas de bevestiging waarnaar hij negen olympische toernooien had gezocht. ‘Mijn vader zei: je bent nog lang geen 62, dus je hebt nog alle tijd om dit recht te zetten.’


