Moderators: Polly, Muiz, NadjaNadja, Telpeva, Essie73, ynskek, Ladybird
Yvonnelind schreef:1. Geen druk in teugels, Dat lees ik bij jouw stukje over "type C"...
Moet ik je nu echt de definitie geven van aanleuning.?!!
"Aanleuning is de druk die het paard geeft op het bit."
Geen druk = geen aanleuning, dus ik weet niet wat je wilt met je "Type C" gedoe hoor...
Ikzelf schreef:Ook wordt in deze houding de druk in de teugels niet groot
Yvonnelind schreef:Wil je deze zin dan even quoten uit mijn reactie?
"de mening van de ervaringsdeskundige is heilig"
Ik kan me niet herinneren dat ik dat heb gezegt en kan het ook niet terug vinden.
Yvonnelind schreef:Jij maakt een fout, ik zie dat en vervolgens probeer je míj belachelijk te maken... Dàt bedoel ik dus met waardeloos discusseren.
piepelotje schreef:QQQ in heel je stuk komt weer duidelijk naar voren dat jij uitgaat dat een paard dat ldr gereden wordt achter de teugel loopt.
Even in het kort gezegd type c.
Elke keer verval je daarop terug. Dus nogmaals een paard wat wat dieper(achter de loodlijn loopt) hoeft niet achter de teugel te gaan.
QQQQ schreef:Een minuut of 30 later dan beloofd, maar hier dan de uiteenzetting over aanleuning, en waarom men nou zo hecht aan die neus vóór de loodlijn. Neem de tijd om 't helemaal te lezen & begrijpen alvorens te reageren svp...
Kompt ie:
De klassieke rijkunst en FEI hebben niet zomaar de "neus voor de loodlijn" regel verzonnen omdat men het wel mooi vond staan, maar om functionele redenen. Hieronder zal ik een aantal van de in het kader van deze discussie belangrijkste redenen toelichten.
Het hoofd in evenwicht
Het paardenhoofd hangt aan het begin (of einde) van de wervelkolom. De wervelkolom dient hier als kapstok, de verbinding is een gewricht met redelijk veel bewegingsvrijheid in meerdere richtingen. Als je een paardenskelet in elkaar zet, hoef je het hoofd niet VAST te monteren: Mits de wervelkolom is ondersteund en sterk genoeg is om het hoofd te dragen, kan het hoofd hier dus gewoon los aanhangen. Hier zijn geen spieren, banden of pezen voor nodig. Het levende paard heeft dan ook geen spieren nodig voor deze verbinding. Een ontspannen paard zal dan ook altijd het hoofd los laten hangen aan deze kapstop. In deze situatie hangt het hoofd in zo’n evenwicht, dat de neus automatisch vóór de loodlijn is, ongeacht de halshouding. Wil het paard de neus meer naar voren, of meer naar achteren bewegen, dan zal dit moeten gebeuren met spieren die hetzij aan de bovenkant, hetzij aan de onderkant van het draaipunt (gewricht) aan het hoofd trekken.
Een experimentje
Deze situatie kan je nabootsen door bijvoorbeeld een mok te nemen, die je omgekeerd op een potlood laat balanceren. Het potlood niet in het midden van de bodem, maar aan de rand tussen zijkant en bodem. Zorg dat het potlood de mok alleen op dit punt raakt. Je kan nu met je vrije hand de mok heel makkelijk bewegen. Als je een duwtje geeft zal ie heen en weer slingeren tot ie weer tot rust komt en stil hangt (situatie A). Als je je vinger er tegenaan legt en wat voorzichtiger drukt, kan je de mok heen en weer bewegen zonder dat je het contact met de mok verliest (situatie B). Ook kan je iemand anders vragen om de mok bij het oor vast te houden terwijl je deze vraagt om zo goed mogelijk mee te bewegen met wat jij aangeeft. Jij doet vervolgens hetzelfde als in situatie B (dit is situatie C).
Wat merk je tijdens bovenstaand experiment op? Bij A beweegt de mok erg makkelijk en vrij, maar je hebt niet echt controle over hoe die precies beweegt, en wanneer ie weer stil hangt: Zodra je de mok niet meer aanraakt, is de controle weg. Bij B heb je perfecte controle over de beweging van de mok: Hij beweegt als jij beweegt, hangt stil als jij stopt etc. Voorwaarde is dat je wel met gevoel beweegt, om het contact te behouden. C is een beetje als B, maar je zal merken dat het toch iets minder soepel gaat, hoe goed men ook probeert op elkaar in te gaan.
Vertaling naar het paard
Nu terug naar het paard. Als het hoofd volledig ontspannen hangt (waarbij dus automatisch de neus duidelijk voor de loodlijn is), gebruikt het paard geen spieren om dat hoofd daar te houden. Als er nu iemand een rukje aan de teugels geeft en weer los laat, zal het hoofd net als de mok in situatie A heen en weer gaan slingeren, was het niet dat het paard dit zeer onprettig vind en dit voorkomt door het hoofd middels spiergebruik stil te zetten. Ook kan het paard preventief de “klap” van dit rukje opvangen, door het hoofd middels spierspanning vast te houden, als ie erop bedacht is. Dit teugelgebruik resulteert dus in onnodige spanning, onnodig spiergebruik.
Ook kan iemand de teugels zeer gevoelig gebruiken, in constante voeling met de mond blijven en zo de neus iets naar achteren bewegen, zeg maar halverwege waar het van nature als los hangend hoofd hangt, en de loodlijn. In deze positie bestaat er de mogelijkheid, om met de gevoelige hand de neus één of enkele cm naar voren, of één of enkele cm naar achteren te bewegen. Gaat dit met goed gecontroleerde hand, dan kan de ruiter dit zeer exact bepalen, net zoals bij de mok in situatie B. Het paard kan dit blokkeren door spieren aan te spannen. Dit zal ie doen als ie bijvoorbeeld een herinnering heeft aan situatie A, en de hand dus (nog) niet helemaal vertrouwt. Voor deze ideale aanleuning (aanleuning B) heeft het paard dus zeer veel vertrouwen in de ruiterhand nodig. Een paard die het niet helemaal vertrouwt, maar wel geleerd heeft mee te werken, kan er voor kiezen om z’n spieren te gebruiken om eventuele rukjes op te vangen en om het hoofd mee te bewegen met hetgeen de ruiterhand vraagt. Dit is te vergelijken met de mok in situatie C en is een “valse” aanleuning.
Bij “aanleuning B” is het zaak om enige afbuiging te vragen (dit gebeurt van achter naar voren, door het paard lichtjes “in de hand” te drijven), om ervoor te zorgen dat je als ruiter zowel een effect kan krijgen van het iets openen van de hand (neus beweegt iets naar voren) èn van het sluiten van de hand (neus beweegt iets naar achteren). Hoe dichter je dit namelijk bij het natuurlijk punt van evenwicht houdt, des te lichter zal dit zijn: In het meest ideale geval is het gewicht van de teugel genoeg om deze lichte aanleuning te creëren. Vraagt men dus om deze afbuiging en spant het paard zich hier niet tegen, dan geeft het dus correct na. De ruiter draagt dan dit (minimale) gewicht. Hoe verder de ruiter dit ontspannen hoofd naar achteren vraagt (verder van het punt van evenwicht), des te zwaarder zal dit voor deze worden. Aanleuning B is wat ik bedoel als ik het heb over het “los hangende hoofd” en waarom je alleen zo een echte lichte aanleuning (voor ruiter EN paard) kan verwachten.
De klassieke school en ook de FEI reglementen, vraagt om een ontspannen paard, dat zich edelmoedig overgeeft aan de ruiter. Ontspanning in de aanleuning is er alleen in situatie B, waar het paard geen energie verspilt aan de eigen hoofdpositie en de handinwerking van de ruiter volledig en ongehinderd (en dus direct) laat doorkomen. Het is inspanning vanuit ontspanning, omdat het paard zich elders in het lichaam (met name de achterhand) wel fysiek inspant. De overgave is “edelmoedig”, omdat het paard in het volste vertrouwen letterlijk het hoofd in de handen van de ruiter legt en zich niet beschermt tegen eventuele rukjes, omdat het het volste vertrouwen heeft dat deze niet zullen komen. Je zult begrijpen dat het behalen van zo’n aanleuning niet simpel is, maar het is wel een basisvoorwaarde. Als dit niet voor elkaar is, ben je dus nog in de basis bezig.
Is het vertrouwen niet zo groot, dan zal het paard al snel overgaan tot de aanleuning van type C. Hierbij zal het paard of op de hand gaan hangen (naar voren duwen), om zo het bit wat meer in de mond te fixeren, of proberen achter het bit te komen. Aangezien we allemaal geleerd hebben, dat het paard moet afbuigen, wordt het achter het bit geraken eerder beloond dan het over het bit geraken. Een paard leert al snel dat ie door zelf de neus iets naar achteren te nemen, beloond wordt door de ruiter én door het feit dat minder gecontroleerde bewegingen niet zo hard meer aankomen. Het gevolg is ook, dat de inwerkingen niet meer volledig ongehinderd en direct overkomen, zoals ook bij de mok in situatie C.
Achter de loodlijn
Uit bovenstaande kunnen we ook concluderen dat, zodra de neus achter de loodlijn komt, dit is om één van twee redenen: 1) de ruiter neemt de neus wel erg ver terug, of 2) het paard neemt de neus zelf terug. De eerste mogelijkheid kan voor héél even voor komen in situatie B, maar geeft een vrij hoge druk op de lagen van het paard. Als het te lang duurt, zal het paard zichzelf beschermen door achter het bit te kruipen en over te gaan in een aanleuning van type C. Bij de 2e mogelijkheid is er duidelijk sprake van een aanleuning van type C.
LDR
Wat betekent dit allemaal voor LDR? (LET OP: het gaat in deze discussie over aanleuning even alléén om de voorkant, uitgangspunt is dat het van achteren allemaal goed gaat). Van de goede LDR ruiters, als Anky en Tyrza, hebben wij gehoord, dat de LDR houding niet in ene wordt bereikt, maar stapsgewijs. Ook wordt in deze houding de druk in de teugels niet groot, je mag immers niet trekken. Daarnaast zal het paard de hand ook gewillig volgen als deze wordt geopend.
Om wat voor type aanleuning gaat het hier? Even nalopen:
1. Geen druk in teugels,
2. Hoofd ver achter de loodlijn,
3. Hoofd dus ver van punt van evenwicht,
4. Is dus relatief veel kracht nodig om hoofd daar te brengen en houden,
5. Hoofd volgt de hand
=> Het gaat hier dus om een aanleuning van het type C, waarbij het paard het hoofd met spierinspanning zelf ver van het punt van evenwicht moet houden en zelf bewust moet meebewegen met hetgeen de hand aangeeft.
De LDR houding voldoet dus niet aan de basisvoorwaarde van een ontspannen aanleuning die de ruiter(hand)hulpen ongehinderd laat doorkomen. Het leert het paard ook hoe het deze vorm van overgave aan de ruiterhand kan ontlopen (dit uit zich in een aanleuning van type C, ook bij andere hoofdhoudingen). Aangezien LDR dus niet voldoet aan deze moeilijke, maar toch zeker basisvoorwaarde, is het zeer onjuist om LDR te bestempelen als een “hoge school oefening”.
Hierbij nodig ik allen uit om bovenstaande met onderbouwde argumenten te bediscussiëren.
piepelotje schreef:en daar zit de fout.......het narijden van een plaatje of je n klassiek narijd (neusje op de loodlijn) of ldr Neusje achter de loodlijn.
Komt allemaal neer op gevoel. Een goede ruiter voelt.
QQQQ schreef:Van de goede LDR ruiters, als Anky en Tyrza, hebben wij gehoord, dat de LDR houding niet in ene wordt bereikt, maar stapsgewijs. Ook wordt in deze houding de druk in de teugels niet groot, je mag immers niet trekken. Daarnaast zal het paard de hand ook gewillig volgen als deze wordt geopend.
Om wat voor type aanleuning gaat het hier? Even nalopen:
1. Geen druk in teugels,
2. Hoofd ver achter de loodlijn,
3. Hoofd dus ver van punt van evenwicht,
4. Is dus relatief veel kracht nodig om hoofd daar te brengen en houden,
5. Hoofd volgt de hand
=> Het gaat hier dus om een aanleuning van het type C, waarbij het paard het hoofd met spierinspanning zelf ver van het punt van evenwicht moet houden en zelf bewust moet meebewegen met hetgeen de hand aangeeft.
Karl66 schreef:piepelotje schreef:en daar zit de fout.......het narijden van een plaatje of je n klassiek narijd (neusje op de loodlijn) of ldr Neusje achter de loodlijn.
Komt allemaal neer op gevoel. Een goede ruiter voelt.
Amen
Tyrza schreef:QQQQ, ik vroeg om gevoel uit de praktijk, niet de vergelijking met een mok. Leg het nu eens zo uit, dat als ik een paard zit, jij het me stap voor stap kunt uitleggen. Dus: waar moet ik op letten? wat kan een paard doen? wat doe ik in zo'n situatie? hoe voelt dat nu aan?
Tyrza schreef:Het gaat erom: we weten nu allemaal wel waarom. Maar nu eens het HOE. Dat mis ik nog ter aanvulling van dit topic. Spijtig dat je dat niet wilt aanvullen.
Tyrza schreef:Raar... als ik een uitleg van mijn interpretatie over LDR geef, begrijpt het gros van de mensen het wel...
Tyrza schreef:het gaat om het begrip, niet om praktijkervaring.
Tyrza schreef:het gaat om het begrip, niet om praktijkervaring.
Tyrza schreef:Als een leek een boek over paardrijden leest, kan hij ook niet meteen op een paard springen en paardrijden.