Tenslotte nog een in het Nederlands en Engels geschreven onderzoeksverslag waar ik hier even een stukje van neerzet
Citaat:
Ivermectine
Ivermectine werd in de jaren 80 geïntroduceerd als anthelminticum en heeft gezorgd voor een nog grotere daling van de prevalentie van S. vulgaris. (20, 6). Het behandelinterval is 8 weken. Ivermectine wordt wel opgenomen door de gastheer en heeft dus een langere residuele werking. Het is een lipofiele stof en wordt na opname door de gastheer omgezet in de lever en met de gal uitgescheiden.
In de worm zorgt het voor het blokkeren van de neurotransmissie, doordat het interfereert met neuromusculaire synapsen. In deze synapsen werkt het in op de glutamate gated chloride kanalen. Deze kanalen worden doorgaans snel geopend en gedesensitiseerd door de binding van glutamaat, wat de endogene transmitter is voor de receptor op dit kanaal. Ivermectine bindt ook op hetzelfde kanaal, maar het effect van deze binding is anders dan dat van glutamaat. Ivermectine zorgt ervoor dat het kanaal heel langzaam maar irreversibel open gaat, zodat Cl - erdoorheen blijft stromen, met als gevolg dat er een zeer langdurige hyperpolarisatie of depolarisatie ontstaat in de neurale of spiercel, waardoor de functie hiervan wordt geblokkeerd.( fig.4) Deze glutamate gated chloride kanalen komen voor in nematoden, insecten en teken.
In vertebraten stimuleert ivermectine het vrijkomen van GABA in de neuronen welke zich vooral in de hersenen bevinden. Vertebraten hebben een bloed-hersenbarierre met daarin P-Glycoproteinen. Deze zorgen voor een efflux van ivermectine uit de hersenen, zodat het zijn werking daar niet kan uitvoeren. Daarom is ivermectine een veilig middel voor vertebraten.(27,28, 29, 30)
Moxidectine
Moxidectine werd halverwege de jaren 90 op de markt gebracht (20,6). Het behandelinterval is op 12 weken gesteld.
Moxidectine heeft een ERP van 12-25 weken, met name omdat moxidectine ook doordringt tot in de darmmucosa en dus ook de geïnhibeerde stadia voor een groot deel kan bereiken. (31) De werking van moxidectine in de worm is vergelijkbaar met die van ivermectine.(32)
Hiernaast zijn er meer verschillende farmacokinetische verschillen tussen ivermectine en moxidectine, waardoor moxidectine langer aanwezig blijft in het plasma. Moxidectine is lipofieler dan ivermectine, waardoor er langer een reservoir in het lichaamsvet aanwezig blijft. Ook verschilt de hoeveelheid werkzame stof die wordt toegediend. Ivermectine wordt toegediend in een pasta met daarin 200 ug werkzame stof per kg lichaamsgewicht. Voor moxidectine is dit 400 ug per kg lichaamsgewicht.(32,29) De effectiviteit van de ML’s is voor cyathostmoninae >99% na een FECRT in een onderzoek in 1997 tot 60 dagen na behandeling.(31)
Resistentieontwikkeling
Er zijn verschillende factoren van belang bij het ontwikkelen van resistentie. Het begrip refugium is van groot belang in deze. Refugium is het deel van de wormpopulatie dat niet wordt blootgesteld aan een anthelminticum en waarbij er dus geen selectiedruk voor resistentie is. Om resistentieontwikkeling zoveel mogelijk te vertragen is het van belang dat het deel dat wel wordt blootgesteld aan de selectiedruk zo klein mogelijk is. Onderstaande opsomming geeft de risico’s voor het selecteren voor resistentie weer.
1.Onderdoseren
Bij het onderdoseren is er steeds een deel van de wormen dat overleeft. Deze wormen zijn wel in aanraking geweest met het anthelminticum, waardoor de selectiedruk voor resistentie verhoogd wordt.
2. Ontwormen binnen de Egg Reapaerance Period(ERP)
De ERP is het interval tussen ontwormen en het verschijnen van eieren in de mest.
De behandelintervallen zijn vaak gebaseerd op deze ERP. Het ontwormen binnen de ERP verkleint het aantal refugia en vergroot daarmee de selectie voor resistentie.
3. Herhaald ontwormen met steeds dezelfde werkzame stof
Er is altijd een deel van de wormpopulatie dat de behandeling overleeft en dus minder gevoelig is voor de werkzame stof. Dit deel zal zich reproduceren en deze ongevoeligheid doorgeven aan een volgende generatie, op deze manier wordt er geselecteerd voor resistentie.(33)
4. Alle paarden tegelijk ontwormen en hierna op een schone weide zetten.
Op deze manier wordt het aantal refugia verkleind. Uit de eieren van het deel van de wormpopulatie dat de behandeling overleeft ontwikkelen zich L3. Deze L3 zijn dus geselecteerd voor resistentie. Het zijn ook de enige L3 die weer opgenomen zullen worden uit dat weiland. Dit is een sterke selectie voor resistentie.(12,34).
Tekenen van resistentie kunnen zijn een falende behandeling (al dan niet preventief) of een verkorting van de ERP. (29,33,35)
De situatie tot op heden:
Momenteel is er resistentie van cyathostominae tegen phenotiazine (6,36,37,20), benzimidazolen(36,6) en pyrantel pamoaat.(38,39). Resistentie tegen phenotiazine werd als eerste gemeld in Engeland.(37,20)Later ook in de US(20,36).Kort na de introductie van benzimidazolen in de jaren 60 werd ook hiertegen resistentie ontwikkeling gevonden. (20,6,36, 40) De snelheid waarmee deze resistentie ontwikkeling plaatsvond kan deels worden verklaard door het langdurige gebruik van phenotiazine. Dit middel werd veelvuldig gebruikt, voordat de benzimidazolen werden geïntroduceerd. Benzimidazolen en phenotiazine werken in op hetzelfde biochemische mechanisme en zo werd vermoedt dat phenotiazine voorgeselecteerd heeft op resistentie voor benzimidazolen. Momenteel bestaat er een wereldwijde resistentie van cyathostominae tegen benzimidazolen.( 6,38, 39, 41, 42, 43,44,).
Resistentie tegen Pyrantel is pas recent gepubliceerd, terwijl dit middel al in de jaren 70 werd geïntroduceerd. Resistentie wordt gemeld vanuit Amerika(38,45), Noorwegen, Denemarken(33, 42) ,Italië (44) en Brazilië (39), maar ook in Nederland zijn er meldingen van gemaakt ( J.H. Boersema, ongepubliceerd resultaat,38,39, 20).
Resistentie van P. equorum tegen ML’s is vanuit diverse landen gemeld (35,33, 46,47,48,49) in 2002 ook in Nederland.(50, onderzoekstageLems en Weteling2005) Tegen de ML’s is tot op heden geen resistentie aangetoond in Nederland bij de cyathostominae. Wel zijn er verkorte ERP’s gevonden in een niet gepubliceerd onderzoek(onderzoekstage Lems en Weteling2005,onderzoeksstage J.Thijms 2009) In de US zijn er bij cyathostominae verkorte ERP’s gevonden na behandeling met ivermectine(35) evenals in Duitsland .(33,49)In Brazilië is er in 2008 resistentie aangetoond van cyathostominae tegen ML’s (39).
De verwachting is dat ook in Nederland tegen de ML’s uiteindelijk resistentie ontwikkeling zal optreden. Dit is onder andere gebaseerd op het feit dat bij aan cyathostominae verwante nematoden bij herkauwers al wel resistentie vertonen, zoals Haemonchus concortus bij schapen en geiten verspreid over de wereld.(6, 51,52, 53)Tevens is er ivermectine resistentie aangetoond bij Cooperia spp in Nieuw Zeeland (20), evenals resistentie van Cooperia en Haemonchus tegen ivermectine bij runderen in Brazilië(54). Verder is er een duidelijke tendens te zien in de tijd die verstrijkt tussen de introductie van een anthelminticum en het optreden van resistentie hiervoor. Bij herkauwers zijn deze intervallen ongeveer gelijk geweest voor benzimidazolen, levamisol en avermectines. (55)
Echter, er zijn een paar verschillen aan te geven tussen de bij herkauwers voorkomende trichostrongylidae en de cyathostominae bij paarden. De trichostrongylidae worden nagenoeg allen gedood door ivermectine, inclusief de larvale stadia. Hierdoor is er weinig refugia. Bij cyathostominae is dit anders. Deze larvale L3 in het slijmvlies worden niet gedood door ivermectine, deze groep vormt dus een groot deel van de refugia. Dit grote aandeel refugia zou de oorzaak kunnen zijn dat er minder selectie is voor resistentie, daar een groot deel van de totale wormpopulatie niet in aanraking komt met ivermectine en de selectie voor resistentie dus vertraagd wordt.(29)
Daarnaast hebben de meeste cyathostominae een langere PPP, wat gunstig is voor de vertraging van de selectie voor resistentie, daar de reproductie van een mogelijk resistente populatie trager verloopt.(29,56)
De introductie van moxidectine, welke wel een deel van de ingekapselde L3 kan bereiken, zou er voor kunnen zorgen dat de selectie voor resistentie weer versneld wordt.(29).
Genetische achtergrond
Om resistentie te kunnen ontwikkelen moet er een verandering plaatsvinden op genetisch niveau. Er wordt aangenomen dat deze mutaties spontaan kunnen voorkomen in wormpopulaties, maar met een lage frequentie. (57) Als vervolgens het nog gevoelige deel van de populatie wel sterft, krijgt het deel dat niet sterft een voorsprong op overleven en reproduceren.( 57, 29, 58)
Mogelijke resistentie mechanismen zijn bijvoorbeeld dat een bindingsplaats(receptor) voor het middel verminderd gevoelig wordt of een mechanisme dat het middel uit de parasiet verwijderd.
Factoren die meespelen in de snelheid van resistentie ontwikkeling zijn de mate van erfelijkheid van een eigenschap die zorgt voor resistentie (recessief of dominant). Tevens is het aantal genen van belang die verantwoordelijk zijn voor de benodigde mutatie. Als er slechts 1 gen verantwoordelijk is, dan is voor te stellen dat de ontwikkeling sneller gaat dan als er meerdere genen nodig zijn om voor een resistentie eigenschap te zorgen. (20)
Het hele onderzoek staat hier
http://igitur-archive.library.uu.nl/stu ... erslag.doc