Neem een grote (kook)pan waar je alle ingrediënten in doet. Op een laag vuur roer je tot de boter is gesmolten en de suiker is opgelost. Dan kun je het vuur iets hoger zetten, maar niet te veel.
Blijf constant roeren in de pan met een spatel en zorg dat je de bodem ook steeds meeneemt. Je wilt niet dat er stukjes gaan aanbranden. Als het mengsel eenmaal begint te borrelen blijf je nog zo’n 8-10 minuten doorroeren.
Haal dan de pan van het vuur en laat hem een paar minuten staan. Als je een gezouten karamel fudge wilt kun je nu een flinke snuf zeezout toevoegen.
Ondertussen bekleed je een ovenschaal met bakpapier, mijn vorm was ongeveer 15×20 centimeter.
Pak de pan met de fudge er weer bij en roer het mengsel door. Dit keer ongeveer 5 minuten. Je zult zien dat het steeds een beetje dikker wordt. Ik stopte met roeren op het moment dat ik met een spatel een streep trok over de bodem en de fudge nog maar heel langzaam terugliep.
Stort het mengsel dan in de vorm en verdeel met een spatel gelijkmatig over de bodem, druk het ook stevig aan. Kijk uit voor je handen, want het mengsel is gloeiend heet!
Laat de fudge nu op kamertemperatuur een paar uur staan tot hij volledig is afgekoeld. Snij dan met een scherp mes in kleine blokjes.
In een afgesloten trommel kun je de blokjes fudge zo’n 2-3 weken bewaren, als je dat redt tenminste. Of je kunt ze leuk verpakken en cadeau geven aan vrienden en familie. Puur uit zelfbescherming uiteraard.