Goofy44 schreef:Er wordt gesteld:
Het doel van de travers is het paard te leren om met zijn buitenachterbeen onder zijn zwaartepunt te treden.
Naar mijn mening is het voor de meeste paarden anatomisch niet mogelijk om het buitenachterbeen bij deze beweging onder het eigen zwaartepunt te krijgen.
Als je naar de figuren kijkt waar het zwaartepunt in wordt aangegeven, dan klopt dat punt niet met de ligging van het zwaartepunt van het paard alleen of van het paard met de ruiter. Het zwaartepunt ligt meer naar voren.
Uit http://www.paardenbegrijpen.nl:
Schouderbinnenwaarts en travers met aangegeven waar ongeveer het zwaartepunt zit:


Goofy44 schreef:Over de mate van buiging van de rugwervels moet je geen overdreven indruk hebben.
De wervels zelf natuurlijk niet, maar de wervels kunnen ten opzichte van elkaar wel iets scharnieren.
Er zijn 18 rugwervels en 6 lendenwervels. Als die allemaal ongeveer 1 graad van elkaar kunnen scharnieren is de totale buiging die de ruggegraat kan maken tussen schoft en heiligbeen ongeveer 24 graden. Volgens mij moet een gezond paard dat wel kunnen.
Goofy44 schreef:Wat me opvalt is dat de volgorde van de oefeningen (op de website waar je naar verwijst) anders is dan volgens de rijvoorschriften van de Spaanse rijschool. Ook die van de meeste militaire rijvoorschriften (Duitsland, Frankrijk en Nederland) is anders.
Er leiden kennelijk meer wegen naar Rome....
Klopt.
Het Skala der ausbilding is een indeling van een heleboel eigenschappen waarop in volgorde van belangrijkheid en africhtingsgraad wordt gelet bij het opleiden van het paard. Naarmate je verder in de opleiding komt zaken uit latere "hoofdstukken" uit dit skala meer belangrijk.
Het skala dat doorgaans wordt gehanteerd in de conventionele dressuur (sport):
Takt, Losgelassenheit, Anlehnung, Schwung, Geraderichting, Versammlung (Schubkraft - Tragkraft), (Aufrichtung)
In de "Academische" rijkunst (althans zoals Bent Branderup het verkondigd) komen dezelfde eigenschappen die in deze hoofdstukken worden ingedeeld ter sprake, maar is het "skala" iets anders ingedeeld. Ook de volgorde is wat anders. Bent gebruikt in zijn benadering de volgende termen
Subtilness, Shape, Tempo, Takt, Schwung
Subtilness:
Lichtheid van de hulpen, onstpanning
Shape:
Houding die het paard aanneemt. Hoofd-hals houding, (voorwaarts-neerwaarts en/of juist meer opgericht, stelling, buiging links/rechts door het hele lijf, plaatsing van de juiste heup naar voren, recht richten), plaatsen van het achterbeen (meer of minder ondertreden/zijwaarts gaan), draagkracht/draagfase en stuwkracht/stuwfase onafhankelijk kunnen activeren en ontwikkelen, komen tot verzameling.
Tempo:
Ritme en snelheid van de beweging.
Takt:
Zuiverheid en regelmaat in de beweging.
Schwung:
De rug beweegt correct, draait in de beweging mee met het achterbeen dat naar voren beweegt. De heup aan die kant zakt, de ribbenkast swingt van links naar rechts in de beweging.
In de Academische rijkunst wordt eerst gewerkt aan balans en buiging, in de meer conventionele dressuur wordt eerst gewerkt aan beweging. Het komt bij beide methoden allebei aan bod, maar de prioriteit en de volgorde waarin wat ontwikkeld wordt is wat anders. In de Academische rijkunst is Shape (na ontspanning en lichtheid) dus het tweede dat aan bod komt en wordt dus ook vroeg in de opleiding van het paard in zijgangen en verzameling gewerkt. We doen dit veel in stap. Tempo en Takt die nodig is voor de draf en galop komt later.