In een poging om opnieuw tot een inhoudelijk debat te komen en om tegemoet te komen aan zij die blijkbaar moeite hebben met een lange uiteenzetting, zal ik de kernlogica van mijn betoog nogmaals uiteenzetten, ditmaal zonder de verklaringen en citaten uit aangeleverde bewijsstukken.
Niettemin wil ik onderstrepen dat deze discussie niets met mijn ego noch louter op mening is gebaseerd. De reden dat ik initieel koos voor een lang betoog met uitgebreide citaten, was net om aan te tonen dat dit niet louter gaat om een of andere opinie. Vooral het feit dat recent onderzoek ook wijst op potentieel abusieve aspecten sterkt mij in mijn overtuiging om dit onderwerp serieus te nemen en niet zomaar aan ego op te hangen. Ik vind het jammer dat aanhangers van het concept 'aanleuning' vaak dit argument hanteren vanuit een defensieve houding. Indien ik volgens jou in mijn initiële betoog foutieve redeneringen heb gemaakt, dan kun je daar gerust specifiek en concreet op ingaan. Ik betreur echter dat mijn boodschap niet duidelijk is overgekomen en wil daarom tegemoet komen aan de critici om dit in een korter relaas nogmaals samen te vatten.
Afspraken voor het debat
Alvorens te beginnen wil ik echter wel een aantal afspraken voor een eventueel voortvloeiende discussie duidelijk stellen:
1. Ik beoogde en beoog met dit topic een inhoudelijk en theoretisch debat waarbij we uitgaan van onze kennis van de mentale en fysieke realiteit van het paard. Een symposium waarop diverse leidende figuren uit diverse methodes de theorie ook in de praktijk kunnen brengen zou nog veel meer bewijskracht hebben, maar hier zijn we beperkt tot de middelen die een forum ons aanbiedt. Ik begrijp dat niet iedereen interesse heeft in zo een debat of een theoretische beschouwing, en dat is volop jouw recht. Laat echter ook het recht aan anderen om zo een discussie wel te voeren en verstoor dat debat niet met inhoudsloze commentaren. Wil je concreet bijdragen aan het debat, heb je kritische opmerkingen op concrete punten, wees van harte welkom om die te delen.
2. Bijgevolg is het de bedoeling dat dit debat wordt gevoerd rond inhoudelijke punten, gesteund op bewijsvoering en verklaring. Doe dus steeds moeite om jouw standpunt zo concreet mogelijk te verklaren en te substantiëren. Zij die deelnemen aan dit debat aanvaarden dat wetenschap bepaalde processen en methodes kunnen testen. Uiteraard kunnen de effectieve onderzoeken in vraag worden gesteld, maar doe dat steeds op basis van de inhoud van het wetenschappelijk onderzoek of hoe dat in de discussie wordt aangewend. Ook je persoonlijke ervaring/observaties kunnen nuttig zijn, maar enkel als je die concreet kunt duiden en verklaren. In deze discussie kan geen autoriteit worden geclaimd op basis van vermeende ervaring, daar die ervaring niet kan getest worden op dit forum.
3. Laat stemmingsmakerij achterwege, hou het inhoudelijk. Indien je geen inhoudelijke argumenten of tegenargumenten hebt, verval niet in drogredenen of ‘op de man’ spelen. Dat leidt enkel maar tot polemieken (en ik geef toe, ik heb mij na een aantal persoonlijke aanvallen daarin ook wat laten meeslepen, mea culpa)
Volgens mij zijn deze 'rules of engagement' zeer redelijk. Ik denk dat iedereen geïnteresseerd in een inhoudelijk debat zich achter deze richtlijnen kan scharen. Mag ik dan ook vragen dat iedereen die nog op dit topic wenst te reageren zich aan deze regels houdt.
Het discussiepunt
Onderwerp: de aanleuning zoals gesteld door de FN Richtlijnen:
Omdat ik wist dat men snel ging overgaan tot een vervaging van het begrip 'aanleuning' startte ik mijn initieel betoog met twee definities van die aanleuning. Ik ga dit hier nogmaals herhalen met een authentieke versie van de website van de FN zelf:
Citaat:
Wenn ihr bereits ein Reitabzeichen der FN (Deutsche Reiterliche Vereinigung e.V.) abgelegt habt, habt ihr sicher von der korrekten Definition für die Anlehnung gehört. Sie lautet: „Anlehnung ist die stete, weich-federnde Verbindung zwischen Reiterhand und Pferdemaul.“
Die wichtigste Voraussetzung für die Anlehnung ist ein losgelassener, ausbalancierter und geschmeidiger Sitz des Reiters, der erst eine gefühlvolle Verbindung zwischen Reiterhand und Pferdemaul ermöglicht. Das setzt natürlich beim Reiter schon etwas Erfahrung voraus. Er rahmt sein Pferd aus dem Sitz heraus mit Gewicht und Schenkeln sowie über die Zügel mit seinen Hilfen ein, ohne es jedoch einzuzwängen. Die Anlehnung ist niemals starr, sondern dynamisch. Sie wird manchmal etwas stärker und dann wieder leichter. Euer Ziel sollte es sein, die Anlehnung so beständig und leicht wie möglich zu halten, schließlich wirkt ihr über die Zügel und das Gebiss unter anderem auf die sensible Zunge des Pferdes ein.
(bron: http://www.pferd-aktuell.de/11652_1)
Om tegemoet te komen aan enige kritiek rond wat dit in de praktijk betekent, geef ik het volgend filmpje mee, dat een demonstratie toont van Christoph Hess (dat is het hoofd van de Ausbildung sectie van de FN) met assistentie van Uta Graf op de belangrijkste paardenbeurs in Duitsland: Equitana. Ik hoop dat we er allen over eens kunnen zijn dat dit een representatieve weergave is van de FN Richtlijnen in het algemeen en aanleuning in het bijzonder (in het begin hebben we een deel voorwaarts-neerwaarts en het op het einde uberstreichen, die ik in dit topic buiten de discussie wil houden).
Ter aanvulling wens ik graag nog het volgende citaat weergeven van dezelfde Christoph Hess rond aanleuning (in het Engels 'contact') uit horsemagazine:
Citaat:
“Some people thing the more loose the contact, the better, but the horse has to seek the contact. Sometimes it is better to have a stronger contact than loose. Often horses are born with a tendency to a loose contact – we have to be very careful in our stallion selection not to look for the pretty stallions with very long necks, and very soft contact – these horses are ‘loose’ but they are mainly over-bent and they don’t have a proper forward tendency. At first we want a steady contact, then as soft as possible. Never work without a steady contact.”
(bron: http://www.horsemagazine.com/thm/2011/08/christoph-hess-dressage-is-harmony-and-balance/
Dit is de aanleuning waarover het hier gaat. Deze aanleuning (of soms een hardere versie) heb ik aangeleerd gekregen heel wat jaren geleden, zie ik courant gebruikt worden, wordt getest in dressuurproeven, ben je verplicht aan te houden voor het behalen van de brevetten in België. Dat toont onmiddellijk ook aan dat dit geen irrelevant topic is.
Het kan best zijn dat jouw 'aanleuning' iets anders is dan deze, of dat jij dit soort aanleuning combineert met andere principes (zoals een conditionerend leerproces), maar in dit debat wil ik het vooral houden op deze soort aanleuning (indien daar vraag naar is, kunnen we gerust spreken over gecombineerde principes rond aanleuning).
Mijn bedenkingen en betoog rond deze aanleuning
Inzet van het debat: Zoals duidelijk te zien in het filmpje, zoals duidelijk op te maken uit de opmerkingen van Christoph Hess, en zoals voorgeschreven met termen als 'stetig' en 'bestandig' beoogt aanleuning een blijvend fysiek contact tussen ruiterhand en paardenmond. Ik erken dat de FN Richtlijnen voorschrijven dat dit contact wordt bewerkstelligd door een strekkend paard en niet door een trekkende hand. Door de drijvende hulpen wordt het paard aangezet/gedreven/gedwongen (termen respectievelijk gebruikt door voor/neutraal/tegenstander van deze methode) om op het bit te komen. Niettemin leidt dit tot een aangehouden druk in de mond, die ontegensprekelijk aanwezig is gezien de strekking en aanspanning van de teugels (in de fysieke realiteit kunnen de teugels onmogelijk gestrekt zijn zonder dat er een druk ontstaat in de mond van het paard, laat ons dus eerlijk blijven en geen absurde claims maken dat gestrekte teugels geen druk in de mond teweeg brengen).
De inzet van het debat voor mij is: Waarom deze aangehouden druk?
Druk en contact: Ik hoor aanhangers van 'aanleuning' vaak stellen dat zonder deze aangehouden druk (licht of hard) er geen contact kan bestaan. Ik stel dat contact het doorgeven van signalen zijn doorheen de hulpen, in dit geval het bit. Dergelijke signalen behoeven geen aangehouden druk.
Om dit simpel te illustreren wil ik de lezers aanraden om een stuk touw te nemen. Hou beide uiteinden vast met de rechterhand alsof je eenhandig zou rijden en leg de lus over je linkerhand (bijvoorbeeld tussen de vingers). Laat ons aannemen dat de rechterhand de ruiterhand is en de linkerhand de paardenmond. Deze simulatie verschilt van de realiteit in a) de paardenmond is feitelijk gevoeliger dan je hand; b) het gaat over een rigiede ijzeren structuur en geen zacht touw dat in die mond rust; c) vandaag wordt vaak tweehandig gereden.
Nu wanneer je je linkerhand naar buiten toe beweegt (strekkend paard), maar begrenst met de rechterhand net tot de teugels gestrekt zijn, voldoe je aan bovenstaande definitie van aanleuning. Wellicht merk je dat er reeds een duidelijke druk op je hand ontstaat. Goede voelers zullen overigens merken dat die druk reeds ontstaat nog voor de teugels volledig gestrekt zijn.
Nu hou je teugels licht gebogen zodat zo min mogelijk druk ontstaat (niet meer dan het gewicht van het touw zelf). Nu kan je op ieder moment met een geringe handbeweging de teugels strekken en zo druk overbrengen, er is dus wel degelijk de mogelijkheid om een signaal over te brengen, er is dus contact. Maar ik durf dit punt nog verder drijven: maak kleine genuanceerde bewegingen die de buiging zelfs niet uit de teugels halen: zelfs die kan je gewaar worden in je hand (nogmaals, in de realiteit gaat het over een gevoeligere mond en een ijzeren rigiede structuur). Uiteraard zullen dergelijke druksignalen geen onmiddellijk fysiek effect teweeg brengen bij het paard, dit soort signalen zijn aanvankelijk betekenisloos voor het paard. Niettemin toont deze simulatie duidelijk aan dat contact, in de zin van een communicatiekanaal of 'gevoelscontact', geen aangehouden druk behoeft, op voorwaarde dat de lichte signalen betekenisvol worden gemaakt.
Rol van het bit: alvorens verder te gaan, wil ik eerst ook duidelijk stellen dat ook in mijn zienswijze (die is gebaseerd op tal van andere methoden) het bit een belangrijke hulp is. Net zoals de FN Richtlijnen het ook stellen, dient het bit ter bestendiging van een buiging die doorwerkt doorheen het ganse lichaam van het paard tot in de achterhand (zowel lateraal als longitudinaal). Deze werking van het bit staat voor mij hier niet ter discussie. Ik beargumenteer enkel maar dat dergelijke buigingen geen aangehouden druk behoeven.
Reden voor de aangehouden druk: De enige zinvolle reden voor een aangehouden druk lijkt mij in wezen vrij duidelijk. Men maakt gebruik van een fysiek inwerkende druk op het bit, die tot stand komt vanuit de begrenzing van de strekkende beweging van het paard, om een fysiek effect (namelijk de buiging) bij het paard te provoceren. Omdat die druk louter fysiek inwerkt, zal bij het verdwijnen van die fysieke druk ook het effect (namelijk de correcte buiging) verdwijnen. Bijgevolg moet de druk aangehouden worden.
Dit verklaart tevens het geloof van FN aanhangers dat bij het verdwijnen van een correcte aanleuning, de correcte buiging zal verdwijnen.
Ja maar zijn er wel alternatieven dan? Dit is een perfect legitieme vraag, misschien is die aangehouden druk wel nodig. Niettemin moeten we deze veronderstelling, hoe gebruikelijk ze ook mag zijn, toch even testen. Hoewel de FN Richtlijnen (of een gelijkaardige overname in tal van nationale federaties) vandaag zeer dominant zijn in de hedendaagse dressuur en zelfs Europese rijvormen in het algemeen, blijkt het idee van de FN aanleuning eerder de uitzondering dan de regel. In de meeste paardenopleidingsmethoden zien we vrijwel steeds de lichtgebogen teugel als het ideale contact (niet enkel in westerse methoden, ook in Arabische, centraal Aziatische of zelfs orientaalse vormen). Nu laat ons het even houden op de westerse methoden die hun principe ook effectief uitleggen:
- Traditionele dressuur volgens de la Guerinière: voor de la Guerinière was l'appui sur le mort (Anlehnung is eigenlijk niet meer of minder dan de Duitse vertaling van deze term) zo licht als het gewicht van bit en teugels. De communicatie doorheen dit bit verliep met de zogenaamde 'demi arret' die de la Guerinière aanleerde via drie 'handen' (le main légère, doux et dur). De lichte hand impliceerde en vrijwel drukloos contact, maar als het paard niet reageert op dit contact ging hij over naar de zachte hand. Indien dat nog niet leidde tot een goed resultaat tot de harde hand. Eenmaal het paard gepast reageert, vervallen we terug in de lichte hand.
- Franse school (ook overgenomen in het werk van Oliveira): Hoewel de Franse school initieel een steviger contact lijkt te hebben dan wat de la Guerinière voorschrijft, volgen zij hetzelfde principe. Ook zij maken gebruik van het principe van demi-arret (die steeds opwaarts wordt gegeven, Oliveira week hier wel vaak van af). Eenmaal het paard correct reageert, volgt steeds de 'demenagement des mains', dat wil zeggen het opnieuw verlagen van de hand, in ideale situaties zonder druk in de mond (één van de elementen die het concept van légerté uitmaakt overigens).
- Om maar even buiten de dressuur te treden, vaquero horsemanship: Zij werken met het idee van een 'soft feel' die wordt aangeleerd als een verhoging van druk in de mond tot het paard correct reageert waarna alle druk verdwijnt. Buck Brannaman stelt dit bijvoorbeeld heel strak: 'Release means no pressure' en over de lichte signalen die zelfs ontstaan in een lichtgebogen teugel: "I want that pressure to mean something to my horse".
Ik stel dit niet, ik probeer enkel maar zo waarheidsgetrouw deze methoden weer te geven (en ik kan gerust verwijzen naar waar deze stellingen beschreven staat, zo heb ik al verwezen naar de artikels van Philippe Karl mbt Franse school bijvoorbeeld). Wat echter duidelijk blijkt is dat hoewel de specifieke invulling kan variëren het onderliggende principe steeds hetzelfde blijft: het verhogen van een druk tot de gewenste reactie, waarna de druk verdwijnt. Het is dus niet de wetenschap die deze methode heeft uitgevonden of bedacht, maar wetenschappelijk kunnen we wel verklaren wat hier gebeurt. Het gaat simpelweg over een associatief leerproces dat men aanduidt met operant conditioneren door aversieve stimuli.
Nu begrijp mij niet verkeerd. Ik zeg niet dat dit een makkelijk proces is. Ten eerste kost het meer tijd om paarden deze signalen aan te leren tegenover het gebruik van een fysieke druk omwille van een fysiek effect (dat zal immers onmiddelijk inwerken). Daarenboven vereist een dergelijk leerproces heel wat vaardigheid van de ruiter die zijn paard ten alle tijden correct moet aanvoelen. Indien hij de 'release' verkeerd timed, zal het paard net verkeerde handelingen associeren met het lichte druk signaal. Het motorisch zeer licht en verfijnd hanteren van het bit via de correcte drukwerking en een wel getimede release is een levenswerk op zich.
Daarin schuilt ook de grote reden vanwaar de Aanleuning komt. Het is een tijdsefficiënte methode voor een cavalerie die op zeer beperkte tijd cavaleristen en paarden ten velde moesten sturen. IN sommige methoden bleef een conditionerend principe behouden voor de latere training van het paard (zoals in de Franse school of bijvoorbeeld in het initiele werk van Steinbrecht), maar in de hdf 12 werd dit niet duidelijk meer geëxpliciteerd. Ook in de FN Richtlijnen die daaruit voortvloeiden wordt geen expliciet conditionerend proces meer vermeld (zoals u kunt lezen in de bovenstaande definitie).
Waarom kiezen voor een moeilijker leerproces?: Wederom is dit een zeer valiede vraag. Waarom kiezen voor een bitwerking gebaseerd op een conditionerende werking dan een makkelijkere en tijdsefficiëntere methode. Fysieke druk hoeft immers niet noodzakelijk slecht te zijn. Wel er zijn toch een aantal prangende redenen om dat in vraag te stellen:
1. De blijvend fysieke druk is noodzakelijk voor het fysiek effect. Dat wil zeggen dat je nooit lichter kan worden dan de druk van de gestrekte teugel. Minder lichtheid, betekent ook minder verfijning (stel je eens voor dat de verschillende nuances in het touwtjes experiment waarmee ik startte elk betekenisvol waren voor het paard, wat een potentieel voor verfijning ligt daar niet) en bijgevolg dat de complexiteit van de communicatie steeds gelimiteerd zal zijn.
2. Een aangehouden druk zal vrijwel steeds moeten verhogen na verloop van tijd door de desensitivering (oftewel gewenning) van het paard. Indien een zintuigelijke waarneming herhaaldelijk of aangehouden is, dan verdwijnt gradueel de gevoeligheid voor deze waarneming. Concreet betekent dit dat de aangehouden druk zijn fysiek effect na verloop van tijd zal verliezen en het verhogen van die druk noodzakelijk zal worden om hetzelfde effect te bewerkstellen. Met andere woorden, paarden worden harder in de mond en de handen zullen dus ook moeten verharden (tot welke mate hangt af van paard tot paard). Eigenlijk weten we allemaal dat dit een duidelijk probleem is, mijn stelling is dat een deel van dat probleem methodologisch verankerd ligt.
3. Kracht genereert kracht. Om dit even kort te illustreren verwijs ik even terug naar ons touwenexperiment. Loop eens met zo'n gestrekt touw rond je handen rond voor een uur. Je zal merken dat de spieren in je arm steeds een vorm van aanspanning (ik zeg niet vastzetten of brace) hebben. Dit is niet anders in een paardenlichaam. Ten aanzien van een externe druk gaan spieren zich wat opspannen en het is zeer moeilijk, zoniet onmogelijk, om dit effect volledig weg te werken.
4. En dit is het punt waardoor deze discussie toch een andere graad van ernst verdient (omwille van deze reden kan ik mij ook moeilijk verzoenen met 'agree to disagree', maar ik wil hier zeker wel een discussie over voeren): Het experimenteel empirisch onderzoek (dat wil zeggen dat men dit in de praktijk heeft gemeten in een set-up die andere verstorende variabelen zoveel als mogelijk uitsluit) van Van Borstel toont een significant verband tussen teugeldruk enerzijds en zowel de rijbaarheid als indicatoren van mentale stress anderzijds. In tegenstelling tot wat men kon verwachten, was het zelfs niet zozeer de maximale druk die van belang was, maar de gemiddelde (voor een groot stuk bepaald door de aangehouden) druk die een verlaging van rijbaarheid en een verhoging van mentale stress verklaarde. Dit is geheel in lijn met de synthese op basis van een groot aantal empirische studies door McGreevy en Mclean die stellen dat het aanhouden van aversieve stimuli (wat een aangehouden druk in de mond zeker kan impliceren) kan leiden tot gedragsproblemen, hyperactiviteit, neurose en mogelijks 'learned helplesness'.
Ik wil mij voorzichtig uitdrukken door te stellen dat dergelijke resultaten toch suggereren dat er een risico verbonden is aan een aangehouden druk dat over meer gaat dan een gemikmak over methodes. Het gaat om een risico op een nefast of zelfs abusief effect op het mentale welzijn van paarden. Nu zelfs al zou het gaan om slechts 20 of 10% van de paarden op wie zo een effect van toepassing zou zijn, dan lijkt het mij hoogst zinvol om hierover toch eens te bezinnen. Als ik dan toch één praktijkervaring mag delen: ik heb een paard staan, een BWP met aardige stamboom, die ik voor een prikje heb gekocht. De reden voor die prijs was ook duidelijk. Zij is zeer foutief opgeleerd (en wellicht ook met te harde handen). Maar ik kan je garanderen dat zelfs een lichte, niet aangehouden druk op een bit leidt tot hyperactiviteit. Intussen (met conditionerende methode) kan ze opnieuw een bit tollereren, maar indien je de druk op dit bit zelfs licht blijvend zou aanhouden, zet zij zich onmiddellijk met de kaken vast. Nu het gaat over een extreem gevoelig paard, maar ik ben er zeker van dat zelfs met een lichtere 'aanleuning' dit tot problemen had geleid in haar geval (en in dit geval zou enige rehabilitatie met een aanleuningsprincipe volledig onrealiseerbaar blijken).
Conclusie Ik hoop dat ik erin ben geslaagd om mijn kritiek op de 'aanleuning' zoals gesteld in de FN Richtlijnen duidelijker en korter te schetsen, weliswaar met een logische opbouw en dus zonder te vervallen in een reeks simpele stellingen. Indien mensen bemerkingen hebben rond de bewijsvoering voor deze stellingen, gelieve toch mijn initiële post te raadplegen waar ik het effectief bewijsmateriaal uitgebreid (maar misschien te onduidelijk) voorstel. Ik blijf omwille van die logica (en trouwens ook omwille van mijn ervaring in de praktijk) ervan overtuigd dat een aangehouden druk (en dus gestrekte teugels) niet noodzakelijk zijn om een goed en verfijnde bitwerking te hebben. Wat meer is, ik denk dat er goede redenen zijn om het net niet te doen, waarvan de recente inzichten rond het mentale welzijn van paarden de belangrijkste (maar zeker niet de enige) is. Daarom wil ik besluiten met de hoop dat er ook aanhangers zijn van het concept 'aanleuning' zoals voorgesteld door de FN die dit ook op een concrete en onderbouwde wijze kunnen verklaren. Ik zou dan ook graag willen besluiten met een aantal zeer concrete vragen voor hen:
- Waarom deze 'aanleuning' in het licht van niet één maar een veelvoud aan andere methoden die het ogenschijnlijk zonder een aangehouden druk kunnen doen?
- Hoe gaan jullie om met de vier punten die ik aanhaal tegen een aangehouden druk?
- Hebben jullie een bijkomende reden waarom een aangehouden fysieke druk noodzakelijk is, buiten wat via een vorm van conditioneren kan aangeleerd worden?
- Voor zij die overtuigd zijn dat een graad van aangehouden druk initieel noodzakelijk is (dus in vroege, tot zelfs middenfase van de training): Zijn jullie het met mij eens dat zelfs in dat geval het toch een must is dat een explicieter leerproces dmv conditionering dient vervat te worden in de Richtlijnen (en voorschriften van nationale federaties)? Zijn jullie het dan eens dat de gestrekte teugel nooit een ideaal op zich kan zijn, maar idealiter zelfs verdwijnt?
Met een hoopvolle verwachting op een meer inhoudelijk en serener debat.