Kadankovitch schreef:Verantwoording:
Ik heb met grote tegenzin deze manier van werken hier uitgelegd. Omdat er indringend naar werd gevraagd. In de praktijk, tijdens mijn les gaat dat gemakkelijk. Dit echter op schrift te zetten is een ander paar sokken. Het is niet eenvoudig al die verschillende opeen volgende stappen te beschrijven (het wordt toch al zo lang). Daarbij besef ik heel goed dat dit een zeer onorthodoxe aanpak is. Ik weet dus ook niet of ik mij begrijpelijk genoeg heb uitgedrukt. Het onbekende gecombineerd met het onduidelijke (van mijn uitleg) kan tot misverstanden leiden.
MAAR BEDENK ÉÉN DING: ik beschrijf mijn rijden. NERGENS KUNT U HIER LEZEN DAT U ZO MOET RIJDEN, of dat ik zeg dat dit de enige of de beste aanpak is. Het is mijn aanpak.
Ook is de bovenstaande beschrijving nodig, om de verdere uitleg van mijn visie op de verzamelde galop te verduidelijken.
Op welk moment !
Net zo min als dat men een treinwagon vooruit kan duwen, indien men op of in de wagon staat, net zo min is het mogelijk een paard dat zich in de zweeffase bevindt, nog verder omhoog te krijgen. Om dit te bereiken moet men inwerken op het moment dat het paard nog de mogelijkheid heeft kracht, afzet, kortom de parabool van de beweging te bepalen. Dat is dus alleen mogelijk op het moment dat het paard de benen noch aan de grond heeft, meer bepaald de benen die van het grootste belang zijn voor de sprong; te weten de achterbenen. In de sprong kan de ruiter maar een ding succesvol doen: HET PAARD HINDEREN EN DAARDOOR ONZEKER MAKEN. Of anders gezegd; in de zweeffase moet de ruiter eerder een passieve ‘houding’ aannemen, in die fase iets willen regelen werkt contraproductief.
Mijns inziens kan het meest effectief ingewerkt worden in de galop in de steunfase van de beweging.
De Hulpen.
Het spreekt voor zich dat de verzamelde galop verkregen wordt door de samenwerking van ‘impulsopwekkende’ hulpen en begrenzende hulpen. Hoe die ook gegeven worden.
Hierboven heb ik al aangestipt dat paarden juist in galop zeer verschillend reageren op de hulpen in galop. Hetgeen ik ga schrijven pretendeert zeker niet een algemene geldigheid te hebben. Welwillende lezers kunnen hier hun lering uit trekken, hetzij doordat toevallig hun paard op deze benadering positief reageert, hetzij dat de lezer analoog redenerend tot een passende oplossing komt voor zijn/haar paard.
Hierbij een nog een opmerking die wellicht tot enig gegrinnik zal leiden. Ik heb bij galop eigenlijk twee cirkels in gedachte: De één verticaal in verband met de galopsprong; de ander horizontaal in verband met de asymmetrische beweging van de galop.
De eerste beschrijf ik (eerder denkbeeldig) uiterst gering met mijn handen, waarbij ik quasi met de sprong mee naar boven en naar voren ga, om dan met de landing iets naar beneden en terug te komen in de uitgangspositie. Ik ben zeer huiverig in te werken in de zweeffase van het paard. In deze fase is het evenwicht van het, van de bodem onthechte dier, kwetsbaar, dus ook het vertrouwen van het paard in de ruiter. Bovendien is in de zweeffase niets meer te regelen. Pas als de benen weer op de grond zijn kan het paard iets aan de gang veranderen al dan niet op commando van de ruiter. Pas in deze fase hebben de hulpen van de ruiter effect.
De tweede cirkel, in het horizontale vlak, komt tot uiting in de zit. Terwijl vooral in draf het bekken precies op de lengterichting van de beweging ‘heen en weer’ blijven bewegen, beschrijft het bekken in galop een licht draaiende beweging, waarbij de zijde aan de ‘binnenkant’ van de galop voorgaat in de draaiende beweging. Ook dit moet men zich licht, vooral niet overdreven voorstellen. Ik ga hieronder nader op dit punt in.
Voorwaarden waar aan het paard moet voldoen.
Als ik mijn paard klaar acht om aan het meer verzamelde werk te beginnen, streef ik erna dat de buiging en stelling (in die volgorde) in de arbeidsgalop al sterk verminderd is of nihil. Dit zorgt ervoor dat de lijn en bewegingsafloop aan de buitenkant korter, of beter van het buitenachterbeen, minder ver naar achter gaat en meer naar voor treed. Dan rij de galop ook meestal met schoudervoor ‘in gedachte’. Ik bedoel daarmee dat ik tracht het paard recht te richten, op het gevaar af in schoudervoor terecht te komen. Daardoor stimuleer in het binnenachterbeen meer last op te nemen. Beide in deze alinea genoemde elementen van mijn werk zijn bedoeld de bewegingsafloop meer gesloten te krijgen zonder dat er al gesproken kan worden van een verzamelde galop. “Gesloten” in die zin dat de afstand in de bewegingsafloop tussen beide achterbenen kleiner wordt.
Nog een opmerking vooraf: in mijn opvatting past de gedachte NIET, dat ik elke pas aandrijf. Het paard moet, mijns inziens, in dit stadium geleerd hebben de aangegeven impuls te onthouden en uit te voeren. Dit is echte een idealiter veronderstelling.
Ook geef ik er de voorkeur aan om in staat te zijn vanuit stap, of liever, vanuit stand, aan te galopperen. Omdat dan de beginsnelheid al lager ligt. Dezelfde voorkeur heb ik bij het aanleren van de piaf , met dezelfde rede: ik hoef minder te begrenzen om de gewenste snelheid te behouden of te verkrijgen. (ik schrijf duidelijk over “snelheid”[=km per uur] niet verwarren met impuls). Ik moet daar bij vermelden dat ik ook paarden heb meegemaakt die
beter reageerde op, het vanuit de arbeidsgalop terugvoeren naar verzamelde galop.
Echter al deze elementen zijn niet ‘absoluut’, het gaat om een ‘meer of minder’ en lopen geleidelijk in elkaar over.
Hulpen en aanleren. Onlosmakelijk aan elkaar verbonden:
In het Algemeen geef ik in galop de hulpen als volgt;
Bekende recept, buitenbeen iets naar achter, binnenbeen op de uitgangspositie. De initiërende hulp, bij mij, komt vanuit het naar voren schuiven, en licht verzwaren, van de binnenheup. Dit is eigenlijk het begin van de draaiende beweging, waar ik hierboven over schreef. Hoe kleiner ik die beweging maak, hoe minder ik het paard naar voren duw (naar meer snelheid toe) [zie ook daarover en apart stukje over ‘bügeltrit’] Daarbij geef ik, indien nodig, eerder binnenkuit, dan buitenkuit.
(Sommige paarden waarvan de voorafgaande africhting anders was, breng ik niet in verwarring en dan gebruikt hetgeen ze gewend waren. Ook heb ik paarden gehad die ‘van nature’ positiever op het buitenbeen reageerde. Ook dan pas ik mij aan.)
Vanaf de eerste sprong tracht ik het paard in een langzame verkorte galop te houden. De meeste paarden willen zich graag naar een ‘aangename’ snelheid brengen, met een meer gestrekt achterbeen, zich zodoende ontrekkent aan buiging en lastopname van dat achterbeen. (Zo snel mogelijk,omdat ik ook niet wacht totdat mijn vrachtwagen van 20 ton bergaf de snelheid van 140km per uur bereikt heeft, voordat ik ga remmen.) Ik ben in de fase, dat ik mijn paard iets tracht bij te brengen, tracht duidelijk te maken wat ik wil. Natuurlijk is de uitvoering dat verre van perfect. Mijn hulpen zullen dan, indien nodig, ook duidelijker zijn.
Ik doe dit vooral, door met mijn zit zo klein mogelijk (remmend) mee te gaan in de beweging van het paard. Indien nodig ontsteunt door ophoudingen met de hand. Mijn rijkunstig gevoel is wellicht niet zover ontwikkeld: ik hou het erop dat ik daarmee doorkom zodra ik voel dat het paard weer ’n been aan de grond heeft.
Natuurlijk wil een dergelijk paard dan gemakkelijk uit de galop vallen, naar draf of stap. Geen ramp; ik herhaal het gewoon en tast af tot hoever ik het paard kan ‘remmen’ zonder dat het zich gedwongen voelt uit de galop te vallen. Dat kan herhaaldelijk misgaan. Ook dit, het steeds weer opnieuw moeten aangalopperen, is gymnastiek.
Het liefst heb ik natuurlijk het paard kiest voor een verkorte galop.
MAAR hier zit ik dan en kan niet anders!!!(en zeker vanaf dit moment zal ik wel in de ‘rijkunstige ban gedaan worden, zullen foodoo afbeeldingen van mij met spelden doorboord worden: Ik vind het in deze fase niet erg indien een paard overgaat naar redop, een vierslag galop. Belangrijk voor mij is eerst dat dit paard begrijpt wat ik bedoel: EERST wil ik de snelheid beperkten, het gedrag omvormen waarin een paard de neiging heeft galop te associëren met snelheid. Het paard moet rustig, langzaam galopperen. Liever kalm en rustig en wellicht onzuiver in de takt, dan wel in drietakt, maar opgewonden. Liefst natuurlijk verkort, in perfecte tact, volslagen kalm en gelukkig, ruikend naar rozen, Lang leve utopia.
Natuurlijk is in de voorafgaande opleiding het paard al gedeeltelijk bijgebracht dan galop niet gelijk is aan het werk op de renbaan ook. Maar de snelheid van de verzameling is toch nog iets anders.
Ook is het hierboven beschreven proces niet iets wat ik van de ene dag op de ander begin. De aanpak is geleidelijker dan als uit, hetgeen hierboven staat, overkomt.
Zodra het paard begrepen heeft dat een (in km/uur) langzame galop gevraagd is, kom ik er weer aan toe de impuls te vergroten.
Op naar de volgende fase:
Verzamelde galop
In mijn optiek heeft de zit een zeer sterk stuwende werking (waarbij de massa van de benen weggeduwd wordt), die ik juist bij het ontwikkelen van verzamelde galop minder nodig heb, omdat ik juist dan de massa boven de benen wens te houden. Mijn zit wordt dan ook passiever. Terwijl de impuls nu meer uit gaat van mijn been. Tevens kan een zwaar inwerkende zit, het paard hinderen de rug omhoog te drukken. De rug en daarin het verlengde de voorhand. In zoverre kan ik de door Urielle (?) beschreven U-vorm als ontlasting wel begrijpen, vooral in de stijgende fase van de sprong.
Mijn voorkeur van drijvende hulpen, gaat bij deze beweging, meer uit naar been-inwerking. Ik heb de indruk dan meer inwerking te hebben op de activiteit van het been. En kan het zodoende meer onder de massa houden, waar het gemakkelijker tot dragen komt. Deze inwerking komt in, kort na de (eventuele) ophouding. Buiten het permanente streven om het paard recht te houden mede door been inwerking, heb ik de beste ervaring door me te concentreren op het binnen achterbeen. Dat wil niet zeggen dat er niet genoeg paarden zijn die op het buitenbeen of op inwerking met beide benen het best reageren. Persoonlijk zoek ik de hulp op, waarvan ik de indruk heb dat het betreffende paard het best reageert; een pragmatische benadering dus.
Doordat ik mijn zit ook inzet om de snelheid te begrenzen, heb ik minder handinwerking nodig om dat doel te bereiken, waardoor het paard minder snel eng in nek en hals wordt. Ik laat, net als in de piaffe, de hals vaak zakken, met de mondspeet aan of onder het boeggewricht. Dit doe ik in alle voorkomende oefeningen. Hierbij moet ik vermelden dat ik van mening ben dat ik veel ruiters ken die hun paarden prachtig ‘aan hun zit hebben’. De hand naar voren kunnen schuiven zonder dat het paard de verzameling kwijtraakt. Henk van Bergen wil ik hier graag vermelden als een van de ruiters die dit prachtig kunnen demonstreren. Hij en anderen hebben dat zeker niet (altijd, of altijd niet) op de door mij beschreven manier gedaan. Ik kan echter alleen beschrijven wat ik geleerd van anderen of uit eigen ervaring. Ik wil daarmee nog maar eens mijn vaste overtuiging tot uitdrukking brengen dat er meer goede ruiter onder de zon zijn die op verschillende wijzen te werk gaan. VEEL MEER ALS CRITICI ALHIER WILLEN DOEN GELOVEN!!!!! (sorry, dat ik mij even liet gaan)
Nog even terugkomen op die vervloekte redop. Mijn ervaring is de redop die eerder ongewild is ontstaan gemakkelijk tegen te gaan, indien het paard in ontspanning, omdat het begrepen heeft dat het langzaam moet galopperen, tot meer impuls aangezet kan worden. Met meer impuls is een redop niet vol te houden voor een paard. Het vindt dat quasi automatisch de drietakt terug
Ter afsluiting
In voorgaande berichten zijn talloze zeer nuttige tips over oefeningen die kunnen bijdragen aan de verbetering van de verzamelde galop. Ik zou het minachting vinden voor al die nuttige bijdragen, om daar nog mijn ‘mosterd’ bij te geven.
Nogmaals, hetgeen ik hier beschreven heb, is mijn aanpak, wellicht onvolledig, vanuit mijn (zonder valse bescheidenheid) beperkte kennis en ervaring geschreven. Niets daarvan is bedoeld andere opvattingen, als ‘van geen of mindere waarde’ te bestempelen. In het ergste geval is het anders.
Wel blijf ik mijn bedenkingen houden, bij claims van diegenen die beweren , verzameling te bereiken zonder enige handinwerking ,afgeleid of niet. Ik geloof niet dat ik onredelijk ben, als ik stel: EERST ZIEN EN DAN GELOVEN. Hetgeen vaak vertoond wordt als ‘verzameling’. Is toch niet hetgeen men in de meer conventionele opvatting onder verzameling verstaat. Vaak heel kunstig en ik heb daar veel respect voor, maar het gaat dan mijns inziens toch om iets anders.
Ongetwijfeld ben ik nog een heleboel vergeten. Maar dit stuk heb ik thuis voorbereid en werd alsmaar groter. Hetgeen ik heb overgeslagen, ben vergeten en andere onvergeeflijke omissies, zal ik later wel in scherpe vragen terugvinden;
Met vriendelijke groet,
Kadankovitch