murphy102 schreef:Wat de keertwending om de achterhand míjns inziens één van van de moeilijkste oefeningen in de basis maakt is:
* de hoge mate van verzameling in stap (hetgeen al zeer moeilijk is)
* de hoge mate van aanwezige impuls
* de hoge mate van aanwezige lengtebuiging
In weinig andere oefeningen dienen hulpen onderling zó samen te werken als bij de keertwending om de achterhand.
De meest voorkomende fouten ontstaan m.i. door onvoldoende aanwezige basisvoorwaarden (totale nageeflijkheid) en onvoldoende verzameling.
Wat we zien is dat paarden teveel omgetrokken worden in zijwaartse richting en daarbij het zo belangrijke spilbeen naast de massa komt en alleen maar zijwaarts gaat, dus van enige lengtebuiging is geen sprake.
Verder zien we paarden die stil vallen of zelfs achteruit kruipen door het niet of onvoldoende aanwezig zijn van impuls. Het binnenachterbeen wordt níet aktief opgetild en neergezet onder de massa.
Takt zou daarbij de graadmeter moeten zijn.
Dat er dan ook geen sprake kan zijn van enige verzameling is vanzelfsprekend.
Ik denk dat men té snel en onvoorbereid aan deze oefening begint teneinde direct een eindresultaat te krijgen, alsof het om een kunstje gaat.
Ook hier zou het paard het tempo van zijn opleiding moeten bepalen.
Dat bedoel ik in de zin van dat men lang vóór het verkrijgen van een correcte uitvoering van de keertwending om de achterhand, men al bezig dient te zijn met de voorbereidingen daartoe, zodat zowel paard als ruiter er naartoe kunnen "groeien".
Van daaruit kan pas de perfectionering ontstaan, het doel van de dressuur waar we ons hele leven mee bezig zijn en wellicht nooit helemaal zullen bereiken.
Vanuit de volte 10m. middellijn het paard inzetten in schouderbinnenwaarts, vervolgens de volte sluiten.
Bij alles wat je doet gaat het erom dat de hulpen ondeling samen gaan werken en je zult zien dat dat nog niet meevalt. Want naast het onderhouden van ontspanning, voorwaartse drang, aanleuning, stelling met een ontspannen vallende hals (vanuit een zachte stellinghand), zullen we nu de hulpen moeten gaan geven in goed onderling samenwerkend verband:
* gewichtshulp: gewicht op binnenzitbeenknobbel, binnenschouder recht boven binnenheup (níet draaien in bovenlichaam, als je ontspannen zit, zal het bovenlichaam vanzelf die draai meemaken als jij kijkt in de richting waar je naartoe gaat), zonder in te knikken, anders gaat het meeste gewicht naar de buitenzitbeenknobbel en werk je tegen.
* binnenbeen op de singel: deze onderhoudt de voorwaartse drang (later impuls) en voorkomt dat 't paard door het binnenbeen naar binnen valt (later onderhoudt dit been dus de lengtebuiging).
* buitenhand begrenst de schouder, maar "ademt".
* buitenbeen begrenst/bewaakt ter voorkoming van het uitzwaaien van de achterhand, ligt (een handbreedte) achter de singel maar "ademt" ook om te voorkomen dat je juist spanning in het paard rijdt.
Men dient tijd te nemen om het paard hier naar toe te werken. Het paard bepaalt dus uiteindelijk de snelheid van de nieuwe oefening en dus van zijn eigen opleiding.
En zo kan men deze moeilijke oefening gaan perfectioneren (gaat jaren overheen).
Door álle oefeningen immers wordt de verzameling verbeterd, hetgeen ons doel is.
De uiteindelijke voorbereiding voor de keertwending om de achterhand (stap-pirouette) is het appuyement, zoals het galopappuyement de voorbereiding is voor de galop-pirouette.
De voorbereidende oefening voor het appuyement is schouderbinnenwaarts, als gevolg waarvan men de ontstane lengtebuiging mee kan nemen naar het appuyement en dus ook naar de keertwending.
Om díe reden ben ik van mening dat de keertwending níet thuis hoort in de M-klasse, maar in het Z.
Wel zou men kunnen overwegen om een soort voorbereidende wending om de achterhand in het M te plaatsen om zo paarden tijd te geven naar die moeilijke oefening toe te groeien.
Als we nu kijken op het wedstrijdveld zien we zelden een correct uitgevoerde keertwending, in het Z al niet, laatstaan in het M.
Op deze manier kan de ruiter BEGRIP gaan leren krijgen van deze ozo moeilijke oefening, wil men die werkelijk correct leren uitvoeren.
Voorwaarden voor dit alles is, wat Professor ook al aangaf bij de galopchangementen,: NAGEEFLIJKHEID, van nek tot staartwortel, want alleen dán kunnen alle hulpen vloeiend doorkomen.
Ter vervanging van de vorige.