Simpelman schreef:Het Skala der Ausbildung, het resultaat van een oneindige ervaring in de africhting van heel grote aantallen paarden.
Het Skala is puur praktijkgericht en het kader past bij dat wat wij heden ten dage geacht worden te willen bereiken in de dressuur, namelijk zie FEI art401.
Ik maak nu een vergelijking, het spelen van klassiek viool is een kunst.
Het is volmaakt onmogelijk om op te schrijven hoe een violist een bepaalde toon met een bepaald vibrato, diepte en nuance, passend binnen de frase die hij speelt zou moeten creëren.
Klassieke dressuur is voor mij het eindresultaat van culturele evolutie, het generaal optimaal mogelijke gebaseerd op alles dat we geleerd hebben.
Vergelijkbaar met geneeskunde, ga naar de huisarts en hij is gehouden je te behandelen volgens de principes van de klasieke geneeskunde.
Hopelijk zal hij niet de methodes op je toepassen uit 1800.
Ik heb een nieuw topic geopend (http://www.bokt.nl/forums/viewtopic.php?f=105&t=1857389) waarin ik zeer ruim beargumenteer dat de Skala der Ausbildung niet kan rusten op de historische legitimatie die jij ze wil toebedelen. Zij is niet het product van een lineaire progressie in de dressuurkennis en -kunde, maar het reen dressuurvorm die is tot stand is gekomen in de wispelturige paardengeschiedenis van de negentiende en twintigste eeuw. Concreet behelst de Skala een structureel overzicht van één van de dressuurmethodes die vandaag bestaan, namelijk de methode volgens de FN die wordt uiteengezet in de Richtlinien für Reiten und Fahren. Deze werken zijn sinds 1950, weliswaar vaak geherinterpreteerd, in diverse edities uitgegeven. Ik ben zeer benieuwd om in het nieuwe topic te horen welk concreet bronnenmateriaal, argumentatie of ander concreet bewijsmateriaal jij kan aanleveren tegenover mijn betoog of die jouw visie van een lineaire progressie die uitmondt in de 'Skala' (en blijkbaar niet in een andere traditie, want de andere hedendaagse tradities geloven niet in een Skala concept, en al zeker niet in de zesdelige vorm die Durchgelassigkeit beoogt).
In deze reactie wil ik mij houden aan het initiële doel dat je vooropstelde met dit topic:
Simpleman schreef:Een ruime vrije discussie over rijkunst, dressuur en africhting, binnen de algemeen aanvaarde kaders van het FEI artikel 401 en het Scala der Ausbildung.
en daarom een aantal concrete punten aansnijden met betrekking tot die hedendaagse dressuur die voortvloeien uit diverse posts in dit topic:
Het nut van een Skala concept en het probleem van Lossgelassigkeit
Simpleman schreef:Wat zou dat moeten zijn de Skala methode?
Het Skala der Ausbildung is precies wat de titel aangeeft een (verglijdende) schaal bij de africhting van het paard, het is geen methode, simpel gezegd is het een omhulsel dat zou kunnen passen als begeleiding bij totaal verschillende methodes.
Dat wat ik gedaan heb bij het starten van het topic is de discussie indammen binnen twee kaders omdat hij anders eindeloos zou worden.
De twee kaders zijn aangegeven door dat wat we geacht worden vandaag te beoefenen binnen de reglementen van wedstrijden, rijverenigingen en cultuur.
De algemene rijscholen en alle wedstrijdsport worden omkaderd door FEI art401 en alle bijbehorende paragraven.
Het is met name het door (voorzover ik mij herinner ) Decarpentry aangereikte art 401 dat mij fascineert door zijn hoge ethiek, respect en liefde voor het wezen van het paard, het staat boven eigenbelang.
Ik heb het hier over het "oude" art 401, het nieuwe (ong 1995) is door de hengstenboeren en gouddelvers aangepast en gaat nog slechts over fatsoen en geld.
Zoals ik al eerder stelde is de 'Skala der Ausbildung' ontegensprekelijk het structurele totaaloverzicht van de hedendaagse Duitse traditie volgens de Richtlinien van de FN. In die hoedanigheid kan je niet zomaar elementen uit andere dressuurtradities onder de verzamelnaam van de Skala gaan scharen.
Hoewel je inmiddels in het andere topic dat ik heb opgestart, hebt laten verstaan dat je wel degelijk de FN methode aanhangt, wil ik toch even meegaan in het idee dat de Skala, deels los van de FN methode, een interpretatiekader kan bieden, aangezien diverse mensen reeds een 'eigen interpretatie' van de Skala naar voor hebben geschoven. Niettemin reist dan de pertinente vraag wat je onder de zes kwaliteiten (want je hebt al laten verstaan dat je ze niet ziet als trainingsfasen) precies begrijpt. Belangrijker nog is dat wanneer je een Skala begrip hanteert er een vorm van lineaire hiërarchie tussen deze kwaliteiten moet zijn. Zelfs daar stellen zich al grote problemen met het concept van de Skala. Ter zake verwijs ik naar de stelling van Gerd Heuschmann:
Citaat:
"Naar mijn mening zouden ervaren trainers moeten nadenken over de volgorde en de mogelijke wisselwerkingen van de eerste punten van het scala. Takt is volgens mij zonder een basale vorm van losgelatenheid niet mogelijk."
(Heuschmann G., Kamphuis V (vert.), Dressuur onder Vuur. Wat elke ruiter moet weten om zijn paard gezond te houden (Tirion, 2008, orig. Finger in den Wunde, 2006).
Hoewel Heuschmann de FN methode niet afzweert, wijst hij wel het Skala concept af en vervangt het met zijn circulair model:

Een vergelijkbare analyse wordt ook gemaakt in het biomechanisch onderzoek van Dr. Nancy Nicholson, die eveneens in het bestendigen van vertrouwen en vervolgens voorwaartse ontspanning de basiskwaliteiten herkent. Zij komt echter tot een complexer concept van een trainingsboom:

Ook Walter Zettl, die eveneens kan gerekend worden tot de Duitse traditie, maakt dezelfde observatie in zijn artikel "Trust: the bedrock upon which the human-equine partnership is built":
Citaat:
This is only a brief glimpse into the importance of allowing the horse more time to gain confidence in its rider and its surroundings. Without complete trust between horse and rider in any environment, there can be no true Art in the sport of riding. There is nothing in the world more beautiful than a harmonious union with one’s horse built upon a foundation of mutual respect and trust. There ought never to be any force in riding, nor in one’s handling of the naturally fearful horse. Force only causes the horse to become more fearful still, in the process becoming tense and tight throughout its body, which destroys its naturally beautiful gaits and the nobility of its appearance. Riding should be an Art that creates a harmonious unity through mutual trust, respect, and regard between two very different bodies, minds, and spirits.
Ik denk dat de bovenvermelde auteurs inderdaad een prangend probleem in het voorliggend Skala idee voorleggen. Ontspanning is de eerste stap die moet worden gezet. Een paard dat fysiek niet ontspannen is, dat wil zeggen waarbij de spieren op een oneigenlijke manier worden belast of vastgezet, kan onmogelijk een kwaliteit als takt ontwikkelen. Zelfs al beperken we het trainingsperspectief tot de puur fysieke en biomechanische werking van het paardenlichaam, kan enig degelijk werk onmogelijk plaatsvinden als de spieren niet naar behoren functioneren. Dat geldt eens te meer aangezien het gehele musco-skelletaal stelsel van het paard een rol speelt in de locomotie. Dit leidt ontegensprekelijk tot de vraag dat, indien deze inzichten correct zijn, hoe we het model van de Skala nog kunnen hanteren als interpretatiekader die een hiërarchische set kwaliteiten voorstaan.
Walter Zettl wijst hier overigens op een bijkomend punt, met name dat ontspanning een belangrijke mentale component heeft. Een gegeven dat wel wordt aangehaald, maar sterk onderbelicht blijft in de methodologie van de FN rond Losgelassigkeit . Dit is overigens geen uniek gegeven voor de hedendaagse Duitse traditie, ook in de Franse methode, waar weliswaar de mentale ontspanning wel degelijk letterlijk wordt benoemd, ontbreekt het aan een concrete methodologie hoe daarmee om te gaan.
Op dat punt zijn de dressuurinzichten van de Spaanse Rijschool volgens Alois Podhajsky rijker aan inzichten. Ten eerste merkt hij op dat het algemene doel van de grondschool erin bestaat:
Citaat:
"The work with the young horse is now more or less completed. The object of this stage has been to gain the horse's confidence, to make him obedient, develop and strenghten his musclesn and improve his supplenessn efficiencyn and stamina. The most visible result of this stage would be that the horse learned to go straight and forward."
(Alois Podhajsky, Die Klassische Reitkunst. Eine Reitlehre von den Anfängen bis zur Vollendung (1965) in: Williams V.D.S. & Podhajsky E. (vert.), The complete training of horse and rider. The principles of Classical Horsemanship (Doubleday & Company, 1967), p. 96
Ten andere wijst Podhajsky erop dat aandacht voor de mentale toestand van het paard een expliciet gegeven van het paard:
Citaat:
"Holbein in his Directives stresses the fact that ever intelligent rider must be able to explain why and at what moment he demands the various exercises from his horse. He will make use of his strong points in order to eliminate his weak points, and thus make learning easier for his pupil while saving much time for himself. He must not just make use of the strong points and forget about the weak ones, a fault so easily contracted by the vanity in every human being. He must also have an exact knowledge of the physical conformation of his horse and understand his temperament. It is a well-known fact that faults in conformation can be overcome more easily than faults in temperament. The rider will be able to recognise the latter only if he succeeds in penetrating the mind of his pupil. A good rider, in short, must be a good psychologist."
It is also a well-known fact that well-bred horses "full of temperament" will present themsevles more beautifully and whith more brilliancy than common chorses which are lacking in breeding and spirit. The latter will execute their exercises willingly; they will not be inclined to play up but, rather, will give the impression of dullness. Their performance will be uninspiring and without glamour. It goes without saying that these different types will need different treatment in their training.
The more lively a horse is the more obedient he must be before he gives himself up to the effort demanded by his rider. ONly by obedience will it be possible to calm the exuberancce of his temperament. This type of horse will, by the beaty of his movements, give a wonderful impression of controlled energy. On the other hand there will be greater problems in the course of his training. For this reason it is necessary to keep highly intelligent horses fully occupied physically and mentally so that they do not get bored by monotonous work and acquire bad habits, which will make difficulties for their riders and divert them from their proper work. With horses that are more temperamental it is of great importance to calm them down and develop a mental obedience. This is not an easy matter but the consequent work will make the horse surrender himself happily. Willing submission, together with the qualities given by nature to these horses, will result in an outstanding work of art. The rider must hold himself under strict control and not be led astray by impatience to some action that in a few moments could undo all he has achieved through months of patient work. It is advisable to select particularly calm riders as trainers for excitable horses in order to restore the balance."
(Podhajsky, op. cit., pp. 130-131)
Podhajsky wijst ter zake op een aantal punten, die vaak in het concept van Lossgelassigkeit niet worden behandeld en feitelijk worden gegeneerd. Ten eerste maakt hij het terecht punt dat het leren omgaan met de mentaliteit van het paard vaak moeilijker is dan zijn lichaam. Dit is volgens mij trouwens de belangrijkste reden waarom Natural Horsemanship een dermate belangrijke rol is gaan spelen in onze hedendaagse paardenwereld. Jammer genoeg valt men vaak in dergelijke strekkingen vaak van het ene uiteinde in het andere, waarbij nog maar weinig oog is voor een correcte fysieke ontwikkeling van paarden. In die zin blijft de vergelijking tussen dressuurmatige inzichten en vaquero horsemanship, waaruit Natural Horsemanship grotendeels is voortgevloeid, een uitermate interessante oefening, aangezien vaqueros en buckarroos wel degelijk wijzen op de fysieke ontwikkeling en wat meer is interessante inzichten werpen op de grote verwevenheid tussen beide (dit komt misschien het best tot uiting in de woorden van Ray Hunt: "You have to get to the feet of the horse, to get to his mind").
Een tweede punt waarop Podhajsky wijst is het probleem van temperamentvolle en daarom sterk voorwaarts gerichte paarden. Wanneer een paard voorwaarts is omwille van zijn temperament of omwille van nervositeit dan zullen de bithulpen weinig bewerkstellen om "de impuls te laten afvloeien". In een dergelijke mentale houding zal het paard simpelweg doorheen het bit proberen te lopen. Daarom moet deze mentaliteit op zich worden aangepakt.
Een derde punt is de inherente variabiliteit tussen paarden. Ik hoor vaak FN geschoolde ruiters stellen dat ieder paard verschillend is, maar welke verschillen er precies zijn en wat men ten aanzien van die verschillen kan doen en waarom, dat blijft een groot mysterie. Zoals Podhajsky stelt moeten we bewust worden van de gedragsmatige eigenschappen van paarden en concrete technieken en methodes hebben om daarop in te spelen.
Omwille van dat gebrek aan enige grondig inzicht in de FN methode, vervalt men vaak in het idee dat een paard eindeloze cirkels te laten draven hem tot ontspanning kan brengen. Dat kan in sommige gevallen werken, maar biedt geen garantie en geeft blijk van een uiterst gelimiteerde mogelijkheden in de methode. Ook al in de tijd van Podhajsky bestond een dergelijke misvatting waarover hij stelt:
Citaat:
"it is of the utmost importance that the horse be completely relaxed before the commencement of any exercise ... Every athlete and every dancer loosens up his muscles before starting to work. How much more important this is with the horse, which in all his movements and actions must not only bend to the will of another living creature but also carry him. As the sculptor's clay must be soft before he starts to mould it, so must the horse be relaxed both in body and mind before he is ready to be trained by his rider.
Many riders think that the best method of relaxing their horses is by a long ride in a rising trot. It is very doubtful whether this has any beneficial effect. An athlete will not be realxed by a run of several miles, but merely tire himself. Both horse and rider need all their powers in order to meet the demands made upon them. So the best method of relaxing before starting serious work should be carefully considered and suitable to the particular situation. Young horses or horses that have been confined to the stables will come out over-fresh. The best method of calming them down is a short steady trot with the reins as long as possible. At the same time it will also help to gain the animal's confidence and to improve the standard of work if the rider speaks to him with a soothing voice. It would be absolutely wrong to try to relax the horse by a long and forced trot. Horses that are highly strung would get even more excited and, ignoring any fatigue, instead of becoming relaxed would become more tense. Besides which, this method is unlikely to make them forget their own ideas and to submit themselves to the will of their rides. Fresh horses will look for any excuse to buck or shy in order to make difficulties. Tenseness and shying are closely related, for a horse that is not relaxed will be more inclined to shy and the tenseness will be increased by shying.
(Podhajsky, op. cit., pp. 115-116)
Hoewel er vaak wordt gedacht dat de hedendaagse dressuur de culminatie vormt van de eeuwen van dressuur praktijk, ik heb reeds historische aangetoond dat dit niet het geval is. Dat heel wat kennis is verloren gegaan, bijvoorbeeld op het omgaan met de mentaliteit van paarden, bewijst het werk van Salomon de la Broue, Des préceptes du cavalerice François uit 1593. Deze auteur, bekend omwille van zijn groot aantal patronen, waarvan we vandaag slechts een beperkt aantal meer rijden. Niettemin hingen deze patronen ook samen met een specifiek gerichte training op typische karaktertrekken van bepaalde paarden, in zijn tweede boek handelen daarom een aantal specifieke hoofdstukken daarover:
Citaat:
- "Autres regles des voltes propres aux chevaux nerveux et gaillards, qui ont l'apuy de la bouche à pleine main." (pp. 86-102)
- "Autres regles propres aux chevaux impatiens qui peuvent facillement devenir entiers et durs à l'appuy de la main, lesquels neanmoins on veult dresser à quelque manege." (pp. 102-117)
- "Divers preceptes sur ces plus avancées lecons, et mesmes quand le cheval est tellement rebuté et ennemy de l'escole, que les remedes ordinaires n'y apportent plus des effects sussisans. (pp. 117-121)
...
Jammer genoeg ken ik niemand die deze kennis actief heeft bestudeerd, laat staan toepast. Maar het getuigt dat deze oude werken heel wat meer inzichten vervatten dan wat vaak wordt gedacht en dat onder geen beding al deze waardevolle inzichten tot ons zijn gekomen. Daarmee stel ik niet dat we de werken van deze meesters zomaar moeten aanvaarden omdat ze 'oud' zijn of dat we inzichten van recentere meesters moeten verwerpen. Maar veeleer dat we kritisch diverse perspectieven moeten evalueren.
Ik denk dat het inmiddels duidelijk mag blijken dat het Skala concept op vlak van Lossgelassigkeit weinig steek houdt, zeker als je de skala als een interpretatiekader los van de FN methode wilt beschouwen. Dus waarom nog vasthouden aan dit concept? Niettemin wil ik tot slot even doorgaan op hoe de FN methode deze hiërarchische verhouding tussen takt en lossgelassigkeit definieert. Hiervoor wil ik in eerste instantie gebruik maken van de post van Simpleman die de Duitse rijtechnische theorie duidt:
Simpleman schreef:In de Duitse rijkunstige theorie worden drie stadia in de scholing van een paard beschreven.
Het eerste stadium is de gewenningsfase, de fase dat een jong, groen paard moet leren wennen aan het ruitergewicht op zijn rug en daarin zijn evenwicht moet zien te vinden. In die eerste fase staan de takt en Losgelassenheit centraal. Losgelassenheit is een Duits begrip dat neerkomt op ontspannen (losgelatenheid).
...
Hier onder worden de zes hoofdbegrippen takt, Losgelassenheit, aanleuning, Schwung, recht richten en verzameling besproken.
Takt
Het eerste steeds terugkomende basisbegrip in de dressuurscholing is takt. Het paard heeft drie basisgangen, de stap, draf en galop. Elke basisgang heeft zijn eigen takt, met een opeenvolging van stappen (stap), passen (draf) of sprongen (galop). Takt wil dus zeggen: het eigen zuivere ritme van de beweging. De stap is eens schrijdende en schwungloze gang, de draf en galop zijn beide bewegingen met schwung en met een zweefmoment. De zuivere takt is zo'n belangrijke basis voor de scholing van een paard, dat deze nooit verloren mag gaan. Niet bij een jong paard, niet bij een verder doorgereden paard. Op geen enkel moment tijdens het rijden.
Losgelassenheit
Losgelassenheit is een synoniem voor losheid, souplesse en ontspanning. Het bevestigen van de zuivere takt en het streven naar ontspanning (Losgelassenheit) zijn de voornaamste trainingsdoelen van de gewenningsfase, de eerste anderhalf jaar van de scholing. Als je werkt aan de zuivere takt in het begin, stel je het paard in staat om in balans te gaan onder de ruiter. Dan kan het paard gaan swingen, voorwaarde voor de Losgelassenheit. Takt en Losgelassenheit beïnvloeden elkaar wederzijds. Een paard kan alleen in zuivere takt gaan, als de rug swingt en de spieren van de hals en rug zich zonder dwang aanspannen en ontspannen. Bij een ontspannen gaand paard, buigen en strekken de gewrichten van het paard zich gelijkmatig en ziet het paard er tevreden uit.
Zelfs uit deze stelling blijkt de problematische aard van de Skala, aangezien ook hier Takt in sterke interactie met Losgelassigkeit wordt gezien, dus vanwaar het idee van een trap of Scala? Niettemin wil ik hier even ingaan op Takt als een basisbegrip. Ik betwist hier niet de invulling die aan takt wordt gegeven, maar wel dat dit een basiskwaliteit of dat dit volledig kan gerealiseerd worden in een jong paard: "De zuivere takt is zo'n belangrijke basis voor de scholing van een paard, dat deze nooit verloren mag gaan. Niet bij een jong paard, niet bij een verder doorgereden paard. Op geen enkel moment tijdens het rijden."
Ter zake wil ik even terugkeren naar Podhajsky die bij aanvang van zijn hoofdstuk over de hoge school stelt:
Citaat:
"Now as before, the purity of the paces and their development will take priority. The rider can improve the paces of his horse by correct physical training, which will be the best proof of the standard of his work. On the other hand, the paces that nature has given to the horse will deteriorate under unintelligent riding and be proof of a poor standard. For this reason, even in this last phase of training the greatest importance is paid to the development of the paces.
(Podhajsky, op. cit., p. 163"
Wat Podhajsky hier en op andere plaatsen in zijn werk stelt is dat takt één van de resultaten en eindkwaliteiten is van een dressuuropleiding, niet de basis. In principe is deze stelling zelfs niet vreemd binnen de logica die de FN zelf voorstaat en die teruggaat op het werk van Steinbrecht. Wanneer wij aanvaarden dat de aanwezigheid van de ruiter de locomotie van het paard verstoort omwille van drie redenen: 1. de extra belasing, 2. de druk op de rug die de rugspieren oneigenlijk opspannen en de rug doen inzakken; 3. het feit dat het extra gewicht meer op de voorhand wordt gedragen doordat het zwaartpunt van het paard dichter bij de voorhand dan de achterhand is gelegen. Door deze inwerkingen op de essentiële biomechanica van het paard kan het paard onmogelijk als eerste kwaliteit of zelfs in de 'beginfase' een zuivere takt ontwikkelen. Indien dat wel zo zou zijn, dan zou een groot deel van de dressuuropleiding geen steek houden, daar het paard reeds vroeg taktzuiver kan gereden worden.
Het initiële idee achter de Skala was dan ook om het concept Takt te gebruiken als de eerste stap in de rijkunstige opleiding die overeenstemde met het eerste hoofdstuk van "De systematische dressuur van het jonge paard" uit Das Gymnasium van Steinbrecht. In die zin duidde men met takt aan op het, weliswaar beperkt, basisgrondwerk dat Steinbrecht voorstelde met het longeren van het paard, waarin het ontwikkelen van een regelmatige gang één van de doelstellingen was, zodat het paard klaar werd om bereden te worden. Hierna volgde de tweede fase waarin het paard voorwaarts-neerwaarts werd gereden om een ontspanning van de spieren te bestendigen en een eerste draagkracht van de rug te ontwikkelen. Vandaar dat men deze fase aanduidde als losgelatenheid.
Kunnen wij Takt beschouwen als een kwaliteit, zeer zeker, maar niet binnen het Skala concept. De verwarring die het idee van takt als basiskwaliteit in plaats van eindkwaliteit met zich meebrengt is net verantwoordelijk voor het feit dat vele ruiters hun paarden eindeloos in draf rijden in de veronderstelling dat zonder enige vorm van bijkomend werk, dat paard beter zal gaan lopen.
Hieruit kan ik enkel maar concluderen met betrekking tot het nut van een scala concept en Losgelassigkeit dat het beschouwen van de Skala als interpretatiekader niet langer als toereikend kan worden beschouwd. Voor zij die de FN methode aanhangen denk ik dat het omschakelen naar een ander model, zoals dat voorgesteld door Heuschmann of Nicholson, meer inhoud en transparantie zal bieden. Het is immers ontspanning die de essentiële basiskwaliteit van ieder trainingssysteem uitmaakt. Hoewel Takt niet onbelangrijk is, kan het niet worden beschouwd als een basiskwaliteit, maar net een eindkwaliteit waaraan doorheen de ganse opleiding gewerkt wordt.
Met betrekking tot die ontspanning is de FN visie, die teruggaat op het werk van Steinbrecht, zeker niet verkeerd wat de biomechanica betreft. De idee van een ontspanning in de spieren en het bollen van de rug door in te spelen op het nuchaal ligament en de bovennekspieren van het paard zijn ontegensprekelijk de eerste stap voor iedereen die ervoor kiest die rug te belasten door erop te rijden (maar dit is geen methode die zich beperkt tot de FN maar in principe vrij universeel is). Waar de FN methode wel tekort schiet is op het mentale aspect van ontspanning (vooral omdat Steinbrecht hier zelf weinig op inging). Op dat vlak dient men open te staan voor andere inzichten, aangezien de mentale ontspanning een absolute voorwaarde voor fysieke ontspanning uitmaakt.