Tweede stukje theorie over losmakende oefeningen. Deze theorie hoort bij het eerste stukje dat ik hier al geplaatst hebt. Let op zelf zit ik inmiddels alleen nog maar door behalve als ik check na losrijden middels voorwaarts – neerwaarts of paardje goed los is gereden dan rijd ik licht.
1. Vanuit stilstand paard eerst door de nek zetten, werkt goed voor mijn paardje (die het liefst gelijk snel weg wil stappen) maar werkt niet altijd voor iedereen. Waarom niet? Door het gebrek aan voorwaartse drang die de ruiter op moet wekken door te drijven (impuls).
2. Wijkoefeningen, dé belangrijkste oefeningen om een op paard voor het echte werk los mee te maken. Er zijn veel variaties. In volgorde uitbouwen:
• Wijken langs de 2de en 3de hoefslag (hoek ongeveer van 45 graden) voor het buitenbeen met dito buitenstelling. Dit is altijd contrastelling. Bij wijken zit dus het wijkend been en de stelling aan dezelfde zijde! Let op dat hoofd van je paard in lichte stelling is, dus dat je oog en stukje neusgat ziet.
• Vervolgens een keert wending om de voorhand aan het einde van de lange zijde. Bij een keertwending om de voorhand begrens je jouw buitenhand, paard wederom in lichte stelling en duw je met je binnen been achter de singel je paard om zodat hij om de voorhand gaat. Helaas is deze losmakende oefening uit het straatbeeld en wedstrijd beeld verdwenen hetgeen jammer is want dit is een hele gemakkelijk oefening voor beginnend paard en beginnend ruiter waarmee kaak fijn los gewerkt kan worden. (Vraag instructrice hierbij voor hulp zodat je de oefening ook goed uit voort). Keertwending om de voorhand dus niet verwarren met keertwending om de achterhand want dat is echt heel wat anders en dat is een oefening voor het paard dat in de hand is gesteld en een gevorderde ruiter. Dus als je aan het einde van de lange zijde bent en je doet de keertwending om de voorhand, dan wijken voor hetzelfde been met dezelfde stelling. Je komt op de andere hand uit.
• Vervolgens links- of rechtsomkeert aan het einde van de lange zijde (is een figuur): via A-D of C-G in een halve volte halve baan, in schouderbinnenwaarts - positie, dan eerst rechtstellen richting de hoefslag in de richting waar je naar toe gaat wijken op de diagonaal voor hetzelfde buitenbeen en buitenstelling tot je op de hoefslag bent aangekomen.
• Moeilijkheids graad hierbij: uitkomen bij B/E op de hoefslag en direct wijken voor het nieuwe buitenbeen met daaraan vast ook weer een links- of rechtsomkeert, op dezelfde manier als beschreven.
• Vervolgens op de grote volte komen en het paard laten wijken op de volte eerst voor het binnenbeen met dito stelling. Later kun je op een 10m volte beginnen en zo de volte sluiten.
Belangrijk is dat je deze oefeningen pas in draf gaat doen als stap goed beheerst wordt.
Er zijn nog meer variaties die wij rijden maar dat kan altijd later nog vermeld worden.
Welk doel heeft dit wijken nu:
a. Het is een gehoorzaamheidsoefening waarbij het paard leert opzij te gaan voor de eenzijdige kuitdruk. Dit is van het grootste belang (dat paard en ruiter dit beheersen) vanwege het feit dat straks in de zijgangen een paard heel gemakkelijk opzij moet kunnen gaan, want dán komt het aan op lengte buiging die wij gaan vragen van een paard en dan moet je je niet meer bezig hoeven te houden met een gehoorzaamheid, wat wijken immers is.
b. Het wijken makt het paard LOS in het lichaam voor én achter.
Dit wijken daar begin ik altijd vrij snel mee als ik erop zit eerst in stap en als paardje los is gewerkt en het gaat goed dat in draf met nog veel meer variaties dan hierboven beschreven. Pas als dat goed gaat begin ik met SB en voorbereidende oefeningen voor de travers.
Belangrijk is dat deze wijkoefeningen regelmatig afgewisseld worden met rechtuit rijden en daarin wat verruimingen mee te nemen. Eerst is stap en dan in draf.
Dit geldt ook voor de overgangen, eerst progressief, dus niet van stap naar galop gelijk, maar eerst dmv draf naar galop. Later kun je dat verder uitbouwen.
Zorg steeds dat je vloeiende, voorwaartse bewegingen vraagt, juist ook als je terug gaat naar een langzamer tempo waarvoor je de halve ophouding gebruikt. Ook het achterwaarts erbij pakken in samenwerking met overgangen van draf en galop (naar gelang je niveau!).
Dat bouw je uit met de galop en doe je overgangen draf – galop, galop – draf, ook op de volte probeer een denkbeeldige berg te visualiseren (dus te denken in je hoofd) waardoor je probeert om bergopwaarts te rijden.
Zo, dan is je paard losgewerkt: eventueel nog één of 2 rondjes voorwaarts – neerwaarts om te CHECKEN of je aanleuning goed is en je takt en de ontspanning waardoor het paard het juiste rug gebruik behoudt en de impuls.
Niet te lang, is niet nodig en graag in een lichtere zit voorwaarts en neerwaarts. Dan checken aan de hand van SKALA of je goed bezig bent geweest. Daar kom ik de volgende keer op terug.
Let op, ik geef jullie hier een stukje van MIJN trainingsschema die mijn instructrice voor MIJ heeft opgesteld en past bij paardje en mij. Omdat ik denk dat dit een fijn en goed trainingsschema is waar meer mensen wat aan kunnen hebben plaats is het hier.
De wijkoefeningen daarvan heb ik er maar een paar gegeven. Ik doe er zelf nog veel meer. Wij zijn ware wijk atleten geworden en mijn kleine luxe en qua behang barokke merens paardje is een ware danseres

(ik weet het ben verliefd op dat kleine hete paardje).
Het wijken vanuit de wedstrijd doe ik zelf maar heel af en toe. Pas als wijken namelijk heel goed gaat kun je deze rijden, want dat is dan een fluitje van een cent. Paard weet dat hij goed moet scharen, mooi in lichte stelling moet zijn en dan kun je de wedstrijd wijkoefening met gemak overal binnen of buiten een paar pasjes doen.
Er zijn ongetwijfeld nog andere fijne trainingsschema’s maar ik kan hier voorlopig mee vooruit zeker nu we de travers erbij aan het pakken zijn heb ik genoeg uitdaging (SB is inmiddels ook bevestigd in stap en draf engalop). Wij rijden ook veel slangenvoltes met binnen voltes en nog veel meer maar het losmaken gaat zoals hierboven is beschreven.
Succes ermee..