Kadankovitch schreef:Heb ik het goed begrepen zeergeleerde heer; om de voorhand is de keertwending zonder lengtebuiging?
Dan vermoed ik dat er eeen klein misverstand is met Horseyfries, want uit haar antwoord begrijp ik juist dat zij begrijpt dat de keertwending om de achterhand (volgens u, Professor) zonder buiging gereden wordt. Of ben ik nu geheel abuis????
Volgens mij is buiging bij de keertwending om de achterhand ook daarom noodzakelijk omdat anders de handwortelgewrichten niet gemakkelijk langs elkaar heen komen.
Ik ben zeer flexibel in de uitvoering van de keertwendingen om de voorhand. Deze zie echt als een werkoefening en vindt de 'vorm' van minder belang. Ik voer deze wending dan ook uit, ongeacht de richting; recht, links en rechts gesteld. Ik meen daardoor voordeel te vinden in de durchlässigkeit. Hoeveel gymnastische waarde het heeft kan ik niet zeggen, wel is er aan lichte verandering waarneembaar in buiging en beenzetting. Daar ik deze oefening meestal alleen uitvoer, en mijn vrouw daar geen goed oog voor heeft, moet ik tot mijn spijt toegeven dat ik niet kan zeggen hoe de uitwerking precies is. Wel voel ik daarna altijd een groot gemak bij de keertwendingen om de achterhand. Bij deze laatste wil ik wel eens een duidelijkere ophouding geven op de buitentuigel indien ik merk dat het paard zich over de buitenzijde vasthoudt. Maar niet in die mate dat er contrabuiging ontstaat.
Met vriendelijke groet,
Kadankovitch
Kadankovitch, het staat er wat raar, maar mijn opmerking sloeg op wat ik eerder vroeg aan Modie of zij die keertwendingen zonder buiging reed.
"Om de achterhand niet" slaat dus op "niet zonder buiging", oftewel mét buiging! Ik ben het dus helemaal met uw post eens, en ook met de gymnastische waarde van de keertwending om de voorhand. Ik gebruik deze ook veel en zeker niet alleen voor beginnende ruiters de eerste pasjes zijwaarts te leren, waarbij het paard idd min of meer recht blijft met tegenstelling, maar ook voor zeer gevorderden en dan mag het paard van mij juist wel buiging aannemen, omdat zowel ruiter als paard in staat zijn hiermee om te gaan en de gymnastische waarde van de oefening dan vergroot wordt.