http://www.knhs.nl
dressuur
reglementen
http://www.knhs.nl/objects/00027578.pdf
3. Aanleuning/nageeflijkheid
Nageeflijkheid is „losgelatenheid‟ in nek en kaakgewricht, ontstaan vanuit een vermeerderde ondertredende achterhand.
Onder aanleuning wordt verstaan de licht verende druk op de teugel die het paard aanbiedt als gevolg van de voorwaartse inwerking van de ruiter nadat deze contact heeft genomen. De aanleuning wordt in de loop van de africhting steeds verder vervolmaakt en moet zo worden ontwikkeld, dat het paard op de rechte lijn de teugels gelijkmatig aanneemt en in de wending of volte meer aan de buitenteugel komt. De juiste aanleuning kan nooit door een terugwerkende hand verkregen worden, maar moet als resultaat ontstaan doordat het paard van achter naar voren naar de hand toe gereden wordt. De aanleuning is op beide teugels gelijk als beide achterbenen evenveel aan de voortbeweging deelnemen.
Aanleuning vertegenwoordigt de controle over het gehele paard. Aanleuning is een wisselwerking. Er is een actieve achterhand nodig om tot aanleuning te komen en er is aanleuning nodig om de achterhand in tweede instantie tot vermeerderde activiteit te laten komen.