Zelf rijd ik eerst vaak schijnovergangen (schakelen in tempo en niet te veel stappen, dat is de moeilijkste gang). Galop heeft van nature meer impuls, en besteed daarom ook vaak meer tijd aan m'n galopwerk, omdat het daarna in draf beter gaat. Veel schakelen in galop ook: 5 of 6 keer naar voor en terugrijden op een lange zijde. Vooral door bekken te kantelen, en niet zozeer veel aan teugels zitten (hooguit buitenteugel op moment dat je d'r kwijt raakt). Daarna in draf veel overgangen rijden, maar ook hele overgangen: stilstaan naar draf, draf naar stap, etc. Korte en effectieve maar vooral bewust gereden overgangen werken bij mij erg goed.