Thuiscoaches
‘Het Nederlands Elftal heeft zestien miljoen bondscoaches’, kopte een bekende krant een aantal jaar geleden toen de mannelijke stervoetballers van ons land de bal nog goed wisten te raken en de straten oranje kleurden. Dat was niet eens negatief bedoeld; de bedenker van deze titel bedoelde enkel dat heel Nederland zich met de prestaties van ‘onze jongens’ bemoeide en een mening had over de beste opstelling, de wissels, de spelers en de kwaliteiten van de scheidsrechters. Dat dit zwaar overdreven was en een goed deel van ons de ene speler niet van de ander kon onderscheiden, deed volstrekt niet ter zake. Nederland was in de ban van volkssport nummer 1 en dus beheerste wedstrijdverloop, doelpunten en missers het nieuws.
Niemand zei: waar bemoeien al die mensen zich mee? Zelf hebben ze nog nooit op een voetbalveld van enige klasse gestaan, waar halen ze het lef vandaan om commentaar te leveren. De betrokkenheid van de toeschouwers is de enige reden dat er zoveel geld wordt betaald voor goede spelers, dat kinderen uit verre landen worden gerekruteerd en ‘profvoetballer worden’ hoog in het lijstje van jongensdromen staat. Zou er niemand kijken, dan was dat gauw over.
Wanneer op vrijdagavond ruim anderhalf miljoen kijkers naar RTL4 schakelen en The Voice van start gaat, worden we opgeroepen om vooral de app te downloaden en ‘thuiscoach’ te worden. Bij de Blind Auditions wordt bij elke deelnemer onder in beeld aangegeven hoeveel procent van deze thuiscoaches gedraaid zouden zijn voor een kandidaat. Naarmate het proces vordert, wordt de mening van de bankzitter nog belangrijker: die bepaalt voor een groot deel wie van de zangers er uiteindelijk met de titel vandoor gaat.
Niemand zegt: die mensen hebben er helemaal geen verstand van, zelf kunnen ze nog geen carnavalskraker zingen zonder valse noten. Niemand zegt: waar halen ze het lef vandaan om commentaar te leveren op Ayoub, Emma of Sophia.
En dan nu de paardensport. Waar de tenen zo lang zijn, dat men er bijna zelf over struikelt. Toen er afgelopen week commentaar kwam op de proef van Edward Gal met zijn nieuwe paard, moesten de critici het flink ontgelden. Op de eerste pagina van Hoefslag stond een giftige column van de hoofdredacteur, waarin ze, vrij vertaald, vond dat iedereen die Gal niet waardeerde, z’n grote bek moest houden. Zelf gebruikte ze deze woorden: “Wat ik niet kan rijmen, is dat mensen die zelf nog nooit één meter in een dressuurring van niveau hebben gereden, het lef hebben om - netjes gezegd - negatief en kritisch te reageren op de performance. We hebben het hier wel over een proef die met bijna 82% is beloond door een vakkundige jury. Waar halen deze mensen het vandaan? De beste stuurlui staan aan wal, zeggen ze weleens. Maar deze mensen staan niet eens in de buurt van de wal. Eerder ergens honderd kilometer verderop, midden in een bos…”
Nog afgezien van het feit dat het bos gewoon op de wal ligt en je, als je honderd kilometer van de wal bent, midden op zee zit, weten we best waarom ze hier een bòs noemt, en welke commentaren hier specifiek bedoeld worden. Niet die ene kritische noot dat bij de piaffe het achterbeen wat meer onder zou mogen treden, of dat de galop expressiever zou mogen. Nee, het gaat natuurlijk om de commentaren die aankaarten dat het paard in kwestie tekenen van ongemak of wellicht zelfs pijn liet zien. De zwaaiende staart. De vertrokken blik. De schuimende mond en de aangetrokken stangteugel. Want DAT zijn de dingen die niet gezegd mogen worden volgens de entourage van de dressuurtoppers. Laat staan dat je het lef hebt om je nog duidelijker uit te spreken en de topsport, de trainingsmethodes en de gebruikte hulpmiddelen af te keuren. Hoon zal je deel zijn. Verwijten zullen je om de oren vliegen. De meest bizarre argumenten zullen gebruikt worden om je op je plaats te zetten. Want jij rijdt niet op dat niveau dus jij bent af.
Alsof je geen bezwaar mag hebben tegen de loodzware trainingen van turnmeisjes en ballerina’s, die daar flinke lichamelijke schade bij kunnen oplopen, als je zelf niet minimaal een flikflak op een balk kunt uitvoeren. Alsof je niet mag opmerken dat boksers hersenbeschadigingen krijgen van klappen tegen hun hoofd, als je nog nooit door Badr in elkaar getimmerd bent. Alsof je geen bezwaar mag maken tegen het circuit bij Zandvoort als je nog nooit een boete voor snelheidsovertreding hebt gehad. Alsof je niet mag stemmen bij The Voice als je niet zelf minimaal een Top Tien hit hebt gescoord.
De paardensport gaat kapot door al dat commentaar, is de angst. De buitenwereld zou weleens kunnen luisteren en paardensport zielig gaan vinden. Het punt is: de paardensport gaat niet kapot door het commentaar. Die gaat kapot aan ego, geld, status en roem. Aan mensen die niet openstaan voor enig tegengeluid en blijven trainen met paarden diep achter de loodlijn, met aansnoerneusriemen die hun naam eer aan doen en paarden die nog maar nauwelijks in hun puberteit zijn aan zware proeven onderwerpen.
Natuurlijk, er zijn wat verbeteringen zichtbaar. En natuurlijk ontbreekt het de toppaarden lichamelijk aan niets (behalve vrijheid) en hebben de paarden in de Oostvaardersplassen het slechter. Maar dat is niet de vergelijking die we moeten maken. Het is niet OF topsport OF op een weitje wegrotten. En ja, er zitten onder de thuiscoaches ook vast hele zure types die ondanks hun dure paard er geen barst van terecht brengen. En mensen die alles zielig vinden, zelf de hoefsmid, en daardoor een Shet hebben met doorgegroeide hoeven. Maar vergeet niet dat de paardensport van ons allemaal is. Dat de meesten van ons inderdaad niet in die ‘dressuurring van niveau’ hebben gereden. Maar dat dat niet betekent dat wij, die andere 95%, geen verstand hebben van paarden, hun emoties, behoeftes en natuurlijk gedrag. Daarvoor hoef je namelijk helemaal niet uit te blinken in welke discipline ook. Eenvoudigweg jarenlang leven met paarden en zoveel mogelijk kennis opdoen en daarbij openstaan voor alle inzichten is daarvoor genoeg. Denken dat verstand van paarden komt door het halen van punten en het winnen van prijzen, dat zou weleens de grootste misvatting kunnen zijn die deze discussie zo lastig maakt.
Het is tijd om de thuiscoaches serieus te nemen.