Moderators: Muiz, Firelight, Maureen95, NadjaNadja, Essie73
Citaat:Volgende keer beter
“Zelfobessie en zelfhaat strijden om de macht over onze stad.” Luidde de laatste zin van haar column. Juliet leunde achterover in haar stoel en tuurde over haar brilglazen naar de tekst op het gebroken scherm van haar stokoude laptop. Ze staarde tot het scherm zwart werd, en keek vol afschuw naar wat er was geworden van haar eigen reflectie.
Ze was 34, een tot in de vergetelheid vervallen columnist zonder familie of vrienden om van te spreken. Moeder voor de trein gelopen, vader nooit gekend, broertjes die zich in het leger wierpen; de zelfhaat die zich als een dikke mist over de stad verspreidde, had haar familie niet gemeden.
De columniste wierp haar blik omhoog naar het oude krantenartikel aan de muur, een lachende Juliet tijdens haar afstuderen die de hele wereld nog voor zich had. Juliet vóór ze alle verkeerde beslissingen had gemaakt. Het was een maand voor de slaande ruzie, de verontschuldigende brief en de razende trein. 'Volgende keer beter.' Juliet had de laatste woorden van haar moeder nooit begrepen.
Haar telefoon zoemde.
'Onderzoekers ontdekken link tussen selfies en zelfmoord.' Verkondigde de nieuws pop-up op haar scherm. Het leek alsof alles Juliet vandaag deed denken aan haar moeder, de vrouw die bijna wanhopig haar leven met de camera vast probeerde te leggen. Alsof ze bang was om niets achter te laten. Het was tegenwoordig niet meer dan normaal, dagelijkse selfies, maar Juliet had het nooit begrepen. De zelfhaat overwon te veel in haar hoofd. Ze drukte het artikel weg en sloot haar ogen, leunde achterover en viel in een diepe, zwarte en droomloze slaap.-----------------------------------------------------
Een wachtkamer. Dat was hoe ze de plek waar ze wakker werd het beste kon beschrijven. Ze zat op een oncomfortabele stoel in een geurloze, kleurloze ruimte waar een smalle eindeloos doorlopende gang met stoelen bezet was door mensen. Ze leek bijna aan de beurt te zijn en leunde richting de oude man naast haar. ‘Wat is de bedoeling hiervan?’ fluisterde ze.
“Is dit je eerste keer hier?” De man keek op van het magazine waarin hij zijn gezicht had begraven. “Ben je niet wat jong om hier voor de eerste keer te zijn?”
Juliet stond op het punt om bezwaar te maken tegen wat ze alleen maar op kon vatten als een belediging, toen ze man haar onbesproken woorden wegwuifde. “Geen zorgen, je ziet het vanzelf wel. Zorg gewoon dat het niet te lang duurt. Sommige mensen hier hebben levens om naar terug te keren. Oh en denk eraan…” Hij vervolgde zijn zin niet, maar tikte tegen de titel van het magazine in zijn hand: ‘Volgende keer beter’.
“Juliet Shrimp?” Haar naam klonk over de krakerige intercom. De columniste stond aarzelend op en schuifelde naar de enige deur in de ruimte. Achter de deur lag een klein kantoor met een grijs bureau, een grijze stoel en een vrouw wiens gezicht verhuld ging achter een dossier.
“Gaat u zitten.” Gebood de vrouw zonder op te kijken. “Koolmonoxidevergiftiging. Heb je het idee gekregen van de magazines?” De vrouw tuurde over het dossier naar Juliet.
“Koolmonoxi-? Magazines?? Wie ben- waar ben ik?” Stotterde Juliet terwijl ze tegenover de vrouw ging zitten. Haar gesprekspartner haalde haar wenkbrauwen op en tuitte haar lippen.
“Hm… is dit je eerste keer hier?” Ze bladerde wat door het dossier en besteedde geen aandacht aan het stotterende, bevestigende antwoord van Juliet. “Ah ja, excuus. Ik zag koolmonoxidevergiftiging en trok conclusies. Statistiek enzo, hm.” Ze wierp een kleine glimlacht richting Juliet, die de neiging kreeg om achteruit te kruipen in haar stoel.
“Goed, introductie.” Het dossier werd geluidloos op de tafel gelegd, en Juliet staarde in de ijsblauwe ogen van een schijnbaar leeftijdsloze vrouw. “U bent overleden. Dit” -ze gebaarde om zich heen- “is de hemel.” Ze lachte, een snerpend, zuur geluid. “Grapje. Dit is de hel, bureaucratie. Wat anders.”
Juliet reageerde niet, haar ogen scande de ruimte op zoek naar de verborgen camera.
“Daar is de hemel.” Ging de vrouw onverstoord door, terwijl ze met haar pen richting een kale deur wees. “Een eeuwigheid van niks doen en terugkijken op je leven. Klinkt dat als iets waar je zin in hebt?”
De vraag trok Juliets aandacht. Een eeuwigheid gevangen met haar ‘wat-als-gedachtes’ terugdenkend aan haar gefaalde leven leek geen aantrekkelijk toekomstperspectief.
“Nee, dat dacht ik al.” Het was alsof de vrouw haar gedachten kon lezen. “Maar je hebt niet echt iets verkeerd gedaan, dus vroeger hadden we zielen zoals de jouwe rechtstreeks naar de hemel gestuurd. Al dat gezever en gezanik over ‘verspilde levens’ was echter niet goed voor de reputatie van de hemel. Je kunt moeilijk genieten van je eeuwige vakantie als je sneue buren continue door een existentiële crisis gaan, hm?” De vrouw leunde naar voren in wat waarschijnlijk een poging tot medeleven moest voorstellen. Juliet reageerde niet. Het was alsof de woorden niet doordrongen in haar brein.
Een zucht en een tut klonken door het kantoor. “Oké dan, kijk, omdat het best moeilijk is om je leven in één keer helemaal te vervullen zonder spijt en pijn waar je vervolgens je de hele oneindigheid me in je maag zit, hebben we een reïncarnatiesysteem geadopteerd.” Juliet schrok toen de vrouw met een harde klap een fotoboek met een dikke gebonden kaft op het bureau gooide. “Dit is een boek met alle opgeslagen momenten van je leven. Kies een moment om naar terug te keren, en maak een andere keuze. De volgende keer dat we elkaar zien, ben je hopelijk wel gelukkig. Als dat zo is, kies je voor de hemel,” ze gebaarde met haar pen naar de kale deur, “als dat niet zo is, probeer je het nog een keer. Net zo lang tot je wel gelukkig bent. Simpel.”
“Wat… Ik? Keer terug naar een moment in mijn verleden?” De woorden kwamen langzaam binnen in Juliets brein. “Als in… tijdreizen?”
De vrouw wuifde haar weg. “Tijdrijzen is een nachtmerrie. Kun je je de paradoxen alleen al voorstellen? Nee, we sturen je naar een parallel universum, waarin we aan de hand van je gekozen foto je leven en alles daaromheen op basis van collectieve en persoonlijke herinneringen reconstrueren tot het moment waarop de foto genomen is en je vanuit daar je je leven verder laten leven. Hoe meer foto's, hoe meer keuzes over het precieze moment waarnaar je terug wilt keren. Technisch gezien ben je nog steeds dood in jouw universum, maar je ziel leeft voort in het volgende.”
“Wat? Maar wat gebeurt er dan met-”
“Je merkt er niets van, maak je geen zorgen.” De vrouw glimlachte en sloeg te map open. “Dus, waar wil je je leven oppikken?”-----------------------------------------------------
Juliet kneep haar ogen dicht tegen de flits van de camera. Ze was twintig, jong, mooi en met het leven nog voor zich.
“Lachend lieverd!” Een bekende stem klonk naast haar, en Juliet schrok van het gevoel van de arm over haar schouder, de fruitige geur van haar moeders parfum.
“Op de foto met de afstudeerder!” Lachte haar moeder. Juliet lachte terug, maar de tranen prikten in haar ogen. Een combinatie van woede, verdriet en blijdschap borrelde op in haar hart. Ze zweeg tijdens de foto’s, zweeg terwijl ze naar het station liepen, sprak pas toen ze samen op het perron stonden, hand in hand, en ze naar de onverbiddelijke rails onder hen staarde.
“Ik weet nu waarom je het deed.” Fluisterde ze, haar stem trillend van ingehouden woede. “Je schreef het in je brief, ook al begreep ik het destijds niet. Waarom verder gaan op het verkeerde spoor, als het zo makkelijk is om terug te gaan en de wissel om te halen. Dat je daarbij je bloedeigen kind moederziel alleen in die trein liet, maakte je niet uit.” Ze keek opzij, staarde in haar moeders ogen. Enkel verwarring keek terug in de hare.
“De hoeveelste poging was dat? Hoeveel keer heb je me alleen gelaten? Hoeveel keer?”
“Ik weet niet waar je het over hebt lieverd.”W Haar moeder glimlachte.
“Hoe vaak?!” Gilde Juliet, de woede die ze zo lang had weggestopt ontplofte, als een fles champagne die te vaak en te lang door elkaar was geschud. “Hoe vaak heb je voor jezelf gekozen boven mij?!"
“Lieverd ik weet niet waar…”
Een vlakke hand tegen het gezicht van haar moeder. Nog een, een trap en een gesloten vuist. Haar handpalm brandde en het bloed liep tussen haar vingers door, maar ze zag rood. Door de rode vlagen zag ze hoe haar moeder naar de grond viel en hoe de conducteur aan kwam rennen. Het gegil van de reizigers werd overstemd door het gestommel van de aanstormende trein. Ze voelde de spijt en schuld opborrelen, maar deze keer wist ze precies wat ze moest doen. Ze sloot haar ogen.
Volgende keer beter, dacht ze nog bij zichzelf, waarna ze naar voren stapte, van het perron af.
Citaat:Dood door schuld - deel 1
Robin kon amper geloven wat zich voor haar ogen afspeelde.
Het was alsof ze in een bizarre droom terecht was gekomen. Maar het surrealistische, ‘vluchtige’ van droomwerelden ontbrak.
Dit is echt.
Robin keek naar een gruwelijke scène in het trapgat van het huis waar ze sinds vorig jaar woonde met Jonas. Jonas, haar lieve vriend, een hart van goud, de enige in haar leven, de vader van haar ongeboren kind en minnaar van de sinds kort vrijgezelle overbuurvrouw. Of, zoals hij het verwoordde, de “het is niet wat het lijkt” toen Robin vroeg waar hij in godsnaam mee bezig was – naakt, in hun bed, hun haren nat en de bovenverdieping geurend naar Robins badschuim. Kadootje van Jonas’ moeder toen ze het blijde nieuws hadden verteld. “Verwen jezelf maar lekker de komende tijd, je verdient het”, had ze gezegd. De schat.
Ze was net teruggekomen van familieweekend, wat eerder dan verwacht omdat ze zich niet zo lekker voelde. En eigenlijk miste ze Jonas ook gewoon. Hij kon niet mee; de chronische personeelstekorten bij de ambulancecentrale maken dat hij geluk heeft als hij één dag vrij kan krijgen in de week. Daarnaast wist ze ook wel dat ze hem geen plezier zou doen met een weekendje op de hei met haar nogal excentrieke familie. Die keuze was dus snel gemaakt: zij zou meegaan, hij bleef thuis, zou zaterdag wat vrienden uitnodigen voor een avondje gamen, en hij had zijn dienst van zondagnacht kunnen ruilen naar overdag zodat ze die avond nog even samen konden doorbrengen.
Het liep anders toen Robin zaterdagnacht nauwelijks slaap had gekregen door een eindeloze golf misselijkheid. Zondagochtend was ze zo beroerd dat ze amper kon staan, en het vooruitzicht van de dag doorbrengen in een authentieke bakkerswinkel om oerbrood te bakken bracht acuut bijna een nieuwe golf braaksel naar boven. Nee, het enige waar ze nog behoefte aan had is haar eigen bed en haar vriend die haar kwam toedekken en van kopjes thee zou voorzien. Ze had haar wens nog niet uitgesproken of haar neefje bood al aan om haar even langs te brengen – ze vermoedde dat ook hij niet echt zat te wachten op een leuk dagje met de tantes die hem het hele weekend al probeerde te vertellen hoe hij het beste een vriendinnetje kon krijgen. (Want dat hij waarschijnlijk liever een jongen zou hebben wil er ook al niet in bij die mensen.)
Dus zo kwam het dat Robin nog geen halfuur geleden de sleutel in haar voordeur stak, om te worden begroet door gerommel en gegiechel boven. Haar misselijke gevoel was weer volop terug. Ze liep naar boven om in de slaapkamer acuut het rood voor de ogen te krijgen.
Eerst die vrouw de deur uit. Robin gooide haar kleren naar beneden. Ze was zo slim om niet te treuzelen.
Alles daarna was een waas. Robin die op Jonas af loopt. Jonas die schreeuwt. Robin die terugschreeuwt. Jonas wiens blik van spijt en verontschuldiging naar angst en woede gaat. Scheldwoorden. Worsteling. Tranen. Jonas die haar haar vastgrijpt. Robin die hem tegen zijn schenen schopt. Overloop. Nagels. Vrouwenstem. Jonas, angstig. Pijn. En toen niks.
Nu kijkt ze naar haar levenloze lichaam onderaan de trap. Haar ogen staren levenloos naar het plafond, haar huid kleurt grijs. Ze vraagt zich af hoe lang het duurt voor een kind sterft in de buik van een dode zwangere.
Ineens beseft ze dat ze kijkt uit de foto die ze een paar weken terug in het trapgat hebben opgehangen. Deze foto was van haarzelf. Rechts van haar een foto met Jonas, en daar weer rechts van een foto van hem alleen. Ik ben gevangen in een mooie herinnering aan een romantische dag, in een witte jurk met een licht zichtbare bolling, en een bloemenkransje in mijn haar.
Een kreet doorspekt met pijn en verdriet wekt haar op uit haar gedachtegang. Het is Jonas. Hij is ineengezakt naast haar lichaam, nog steeds naakt en met vochtige haren. Naast hem staat die andere vrouw, half aangekleed, ongemakkelijk op blote voeten, haar knokkels wit om haar slippers geklemd. Jonas negeert haar. Dan komen de tranen.
Minuten verstrijken. Dan plotseling komt de vrouw in beweging. Ze trekt haar resterende kleren aan en rent naar buiten. Het gaat aan Jonas voorbij. Pas wanneer de deur dichtslaat komt hij bij zinnen.
Ineens kijkt hij Robin aan. Zijn ogen boren zich recht in mijn ziel. Ze vraagt zich af of hij doorheeft dat ze terugkijkt – dan beseft ze zich dat ze voor hem nog steeds een foto is.
Hij strompelt de trap op, trekt haar van de muur en zakt neer op een trede. Ze kan niet wegkijken. De pijn die van hem afstraalt is onbeschrijfelijk. Het lukt haar niet om verdrietig te zijn voor hem.
Dan klinken er plotseling sirenes in de verte. Hoewel dit vrij normaal is in de grote stad voelt dit anders. Jonas voelt het ook en kijkt op. Hij begint sneller te ademen. Dan springt hij op, waarbij Robin op op de grond valt, en ziet hoe hij snel iets aantrekt en door de achterdeur naar buiten rent. Ze ligt naast haar dode lichaam, zo dichtbij dat ze de bloedplas rond haar hoofd kan zien stollen.
Gebruikers op dit forum: AhrefsBot, hokke en 0 bezoekers