Hoofdstuk 2
‘Slaaplekker mam.’ Ik sprak de woorden uit zonder emotie. Het was niet alsof ik echt wenste dat ze lekker zou slapen. De trappen kraakten onder mijn voeten toen ik naar boven liep. Ik dacht na over vandaag. Eowyn had me behoorlijk voor schut gezet, en ze was ook erg pittig. Maar aan de andere kant hield ik wel van een uitdaging. Bovendien bleef het lieve, eigenwijze koppie van de pony door mijn hoofd heen spoken… ‘Ja. Ik ga het doen.’ Ik sprak de woorden hardop en zelfverzekerd uit. Dat was niet omdat ik zelf zo zelfverzekerd over de zaak was, nee, het was meer omdat ik er zelfverzekerd over wóu zijn. Als het klopte wat Johanna zei, zou ik gewoon even moeten doorzetten en zou de pony na een tijdje door het vuur voor me gaan. En wat leek me dat geweldig… Ik kon mezelf al over het strand zien galopperen, met een sterke Haflinger onder me die ik met mijn leven vertrouwde. En misschien kon ik later wel eens samen met de pony starten. Dat zag ik me ook al helemaal voor me. Eowyn en ik, dansend door de ring. Of misschien zouden we later wel gaan springen, of crossen! Ik glimlachte bij de gedachte. Het waren allemaal mogelijkheden, maar ik zou er hard voor moeten werken…
Zonder ook maar een woord te zeggen verliet ik het huis. Ik sprong op op de fiets, klaar om voor de tweede keer binnen 4 dagen naar de stal waar Eowyn stond te fietsen. Ik was deze keer aanzienlijk minder zenuwachtig dan de vorige keer, maar dat lag eraan dat ik Johanna – en Eowyn - al wat beter kende. En ik had veel minder stress, aangezien Johanna me eigenlijk al had aangenomen als verzorgster. We zouden vandaag alleen wel even kijken of het ook onder het zadel klikte. Ik had gisteravond nog een berichtje ontvangen van Johanna, waarin ze zei dat we het eerst aan de longe zouden proberen, en ze ons los zou klikken als het goed ging.
Ik trapte flink door. Het was tegenwind, dus ik deed er best wat langer over dan de vorige keer. Ik had hier gelukkig rekening mee gehouden en was vroeger vertrokken. Ik had oordopjes in en de muziek gaf me de nodige extra boost. Ik was ongeveer op de helft van de weg naar de stal, toen iets mijn aandacht trok. Een ruiter en een paard, aan de zijkant van de weg. Het paard draafde met sierlijke passen en de ruiter leek heel veel plezier te hebben. Het voskleurige paard brieste een keer en de mond van de ruiter vormde ‘Goedzo jochie.’ Voor mijn ogen veranderde het beeld van het meisje met haar voskleurige paard naar een beeld van mij, samen met Eowyn. Ik glimlachte en ik stelde het me helemaal voor. Haar goudkleurige manen, wapperend in de wind terwijl we naast de weg draafden. Dan zou ik haar laten galopperen. Ze verhoogde haar tempo, en met ritmische sprongen bewogen we vooruit… We waren heel snel. Ik lachte in de wind en Eowyn brieste.
Jammer genoeg was het deze keer nog een droom.
Deze keer was ik minder zenuwachtig toen ik naar de kantine liep. Het was best koud buiten, dus ik verlangde naar de warmte van de kantine. Ik opende de deur, en zoals de vorige keer stopte iedereen met praten waren alle hoofden mijn kant op gedraaid. Ik glimlachte een beetje ongemakkelijk, en al snel ging iedereen weer door met waar ze bezig mee waren. De warmte van de kantine was heerlijk. Ik veegde mijn voeten en liep toen naar de tafel toe waar ik Johanna zag zitten. De vrouw keek op. ‘Oh, je bent er. Zullen we dan maar gelijk beginnen?’
Ik mocht weer Eowyn uit de modderige, zompige wei halen. Ik had alleen het gevoel dat het deze keer iets makkelijker zou gaan. Johanna had me namelijk verteld dat als je dichtbij genoeg staat, ze naar je toe loopt als je haar roept. Dat ging ik dus proberen. ‘Eowyn! Kom eens!’ Ik klikte met mijn tong. De Haflinger keek op, maar verroerde zich verder niet. Ook een paar andere paarden keken op terwijl ik in de modder stond en haar naam riep. ‘Kom nou! Eowyn! Winnie! Eeeeowyn!’ Langzaam maar zeker begon de Haflinger EINDELIJK mijn kant op te lopen. Ik wachtte tot ze bij mij was en haar neus ongeveer op mijn schouderhoogte was, en deed toen haar halster om. Ook dat ging deze keer soepeler. Het halster was bordeauxrood en het stond haar heel erg mooi. Ik klikte het zwarte halstertouwtje vast aan het ringetje, en begon te lopen. De pony volgde me netjes.
Ik zette Eowyn vast bij de poetsplaats, waar Johanna op me wachtte. Deze keer was ik veel zelfverzekerder, en ik merkte dat de Haflinger dat opving. De haren stoven van haar vacht af toen ik haar roste. Daarna haalde ik een harde borstel over haar gouden vacht heen, en daarna de zachte. Ten slotte mocht ik haar ook nog eventjes met het schapenvachtje poetsen, voor een mooie glans.
Nu was het de beurt voor de hoeven. Ik ging bij Eowyn’s linkerschouder staan, en liet mijn schouder vanaf haar schouder met een vloeiende beweging naar beneden gaan. Daarna zei ik met een zelfverzekerde stem; ‘Geef eens voet.’ En bij de allereerste poging lukte het al! Ze zette het gewicht van haar voet af zodat ik hem kon optillen. Ik krabte de hoef netjes uit en controleerde ook of de straal niet te zacht was, door er even in te knijpen. Johanna had me verteld dat ik dat ook zou moeten doen, want als het te zacht was moest het geteerd worden zodat het weer harder zou worden. Ander had de Haflinger meer kans op ontstekingen. Daarna was het de beurt voor de tweede voet. Ik deed precies hetzelfde, en Eowyn ook. En bij de derde en de vierde voet was het hetzelfde verhaaltje. De pony gedroeg zich voorbeeldig, en Johanna leek er ook een beetje van onder de indruk te zijn.
Johanna had een bordeauxrood dekje voor me uitgekozen, die mooi paste bij het halster. Het dekje had een gouden randje en was prachtig. Soepel schoof ik het dekje over haar rug, iets meer naar voren dan dat het straks zou zijn. Daarna pakte ik het zwarte veelzijdigheidszadel, en legde ik die erop. Ik schoof het geheel nu wat naar achteren, en trok daarna het dekje in het kamertje. Het was nu de beurt voor de singel. Het was een mooie, anatomische singel. Ik maakte hem vast, maar zorgde ervoor dat hij nog niet te strak zat.
Nadat ik het hoofdstel in had gedaan, mijn cap op had gezet en mijn chaps om had gedaan, mocht ik Winnie naar de bak begeleiden. Wij liepen voorop en Johanna volgde ons. Ik deed de bakdeur open en liep samen met de pony naar het midden van de bak toe. De eigenaresse van de pony waar ik zodadelijk op ging rijden had een krukje voor me gepakt, aangezien dat beter is voor de rug van het paard. Ik liet de beugels neer, en singelde nog een beetje aan (aan beide kanten uiteraard). Ik maakte de beugels alvast wat korter, en ik hoopte dat dat mijn maat was. Daarna klom ik op het krukje en stapte ik op.
✴
De longeerlijn was vastgeklikt en we stapten nu rondjes om Johanna heen. Het was heel lang geleden toen ik voor het laatst aan de longe had gereden. Maar ach, erg vond ik het ook niet. Het gaf me op een manier wel iets van zekerheid. Zeker op een pony zoals de haflinger waar ik nu op zat, die graag haar eigen lijntje liep. ‘Je hebt zeker geen gebrek aan rijervaring, dat zie ik. Maar je bent hoogstwaarschijnlijk vooral gewend aan manegepaarden, waarbij het één en al trekken en duwen is om ze vooruit te krijgen, of niet?’ Ik knikte als antwoord. Ze had inderdaad gelijk. De meeste paarden van de manege waar ik reed gingen pas vooruit na een miljoen keer aansporen, en kwamen pas terug wanneer je aan het bit ging hangen. Nu vond ik dat nooit fijn om te doen, maar ja, het was mij zo aangeleerd dus ik wist ook niet veel beter. ‘Laat ik me één ding zeggen; dat wordt niet gedaan bij Eowyn. Ze ziet er misschien uit als een lompe boerenknol,’ een kleine glimlach sloop op haar gezicht, wat mij een beetje geruststelde, ‘maar het is een verassend gevoelig paardje. Hou daar rekening mee. Wanneer jullie een klik hebben zou ik je graag willen voorstellen om vooral vaak het bitloze hoofdstel te gebruiken. De eerste keren buiten is het handig als je met bit rijdt – soms wilt ze buiten nog eens drammerig doen – maar als je in de bak rijdt zou ik het waarderen als je niet de hele tijd met dat ijzeren ding in haar mond zit te sjorren.’ Het klonk streng, maar de vrouw glimlachte erbij. ‘Ja, ik snap het helemaal. Zal ik doen.’ Ik probeerde echt een goede indruk te maken op de vrouw. De vrouw knikte goedkeurend. ‘Zo. Zullen we gaan draven?’
De pony draafde anders dan ik verwacht had. Ik had me voorgesteld dat ze met grote, sierlijke passen door de bak zou dansen. Maar niks was minder waar. Haar pasjes waren klein en slordig. Ook ging ze best wel hard. Ik kon een lachje niet onderdrukken. Ik met mijn hoge verwachtingen. ‘Ik wil eens zien hoe goed je zit is. Hooo, stap.’ De laatste opmerking van Johanna was overduidelijk bedoeld naar haar pony Eowyn. ‘Doe je beugels maar uit en sla ze over het zadel heen.’ Ik volgde haar aanwijzingen. ‘Je houding is zeker goed, dus wil ik graag even kijken hoe dat is als je doorzit. Let op, drrraf.’ De pony begon gelijk weer te draven. Ik voelde me op en neer hobbelen. Benen lang, buikspieren aanspannen.. Het hobbelen verminderde erg. Het was alweer niet erg makkelijk om van het strenge gezicht van de vrouw te lezen wat ze dacht, maar dat was gelukkig ook niet nodig. ‘Goed zo, je houding is echt heel mooi. Aan jou vertrouw ik mijn paard wel toe.’
Het was tijd om het galopperen eens te proberen. Mijn beugels had ik inmiddels weer in, en ik voelde de zenuwen toch een beetje in mijn buik borrelen wanneer ik om Johanna heen draafde. ‘Klaar voor?’ Ik knikte als bevestiging, ‘Galop, Eowyn.’ In tegenstelling tot de draf zat de galop wel lekker op Eowyn. De passen waren ruimer. Ik hoorde haar ritmische hoefslagen op de vloerbedekking van de bak slaan. Ze brieste tijdens het galopperen. Voor mijn gevoel kon ik dit eeuwen volhouden. Helaas vond Johanna het na een minuut of twee al wel genoeg. ‘Nou, dat ging prima toch? Ik klik je nu los en dan kan je nog even voor jezelf draven, en als je durft ook galopperen.’ De vrouw leek niet enorm veel geduld te hebben. Gelukkig zou ik niet elke keer aan de longeerlijn bij haar hoeven rijden.
Het draven ging prima, los. Ook figuren rijden ging goed. Ik wou nu toch echt even proberen om te galopperen. Dan wist ik ook gelijk of dat iets was wat ik gelijk al kon beginnen doen, of iets wat ik heel langzaamaan moest opbouwen. Ik zag de hoek voor me, en ik ging doorzitten. De pony zette aan in galop en de eerste 3 passen ging alles goed. Tot ze bij de lange zijde aankwam… Het was alsof ze dacht: ‘Yes, ruimte!’ De pony stoof ervandoor. Ze ging enorm hard en bleef maar rondjes door de bak galopperen. Ik zat netjes achterover en probeerde haar rustig terug te krijgen, zonder teveel getrek aan het bit. Bij het derde rondje galop vond ze het wel genoeg geweest. Of nou ja, ze vond MIJ wel genoeg geweest. Ze stopte abrupt en gaf een bok. Maar, waar ze niet op voorbereid was, was dat ik gewend was aan bokkende paarden. Ik bleef netjes zitten en Johanna klapte. ‘Ik zei toch dat ze je ging uittesten? Nu zal dat veel minder zijn. Goed gedaan trouwens, je bent netjes blijven zitten. De eerste keer dat ze dit bij mij deed vloog ik met een grote boog in het zand.’
Toen voelde ik me toch wel een beetje trots.
Ik ben niet zo tevreden met dit hoofdstuk. Het is ook een beetje een opvul-hoofdstuk, dus ik merkte wel dat ik wat minder plezier had in het schrijven ervan. Ook merk ik dat het hoofdstuk wat minder mooi en meer penny-achtig is geschreven, dus vond ik het ook moeilijk om het terug te lezen. Ik hoop wel dat jullie blijven lezen, er komen zeker leukere hoofdstukjes aan
Een reactie zou ik super tof vinden