“Al wat leeft heeft een ziel, en al wat sterft laat de ziel vrij gaan, want een ziel kan nimmer sterven. Wanneer een mens sterft, zoekt de ziel een binding tot de wereld in een pasgeboren kind, en wordt zo weer aan de wereld gebonden. Het is niet enkel de mens die een ziel bezit: al wat leeft bezit het, zo ook een dier. Wanneer een dier sterft zal de ziel een ander dier vinden om zich aan te binden. Soms kan de ziel geen dier vinden om zich aan te binden, en bindt zich in plaats daarvan aan een pasgeboren kind. Het kind met de dierenziel is vanaf dit moment geen mens en geen dier, maar een Animis. Animi zijn continu in strijd met hun dierlijke impulsen en zijn bijzonder gevaarlijk. Een voorzichtige aanpak is geboden, gezien deze Animi geen controle hebben over hun eigen leven en tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen.”
Marcellus, 300 voor Aanvang Datering.
______________________________________
Ves is een wolf. Het was de eerste gedachte die door Leah’s hoofd schoot toen ze Ves op het bed zag zitten. Haar kamergenote had haar ogen strak gericht op de muur, haar vingers om het krijtje gekromd alsof het een prooi was die ze in haar klauwen had genomen en nooit los zou laten. Leah hoorde buiten de deur het karakteristieke gestommel dat haar vertelde dat het bijna tijd was voor het ochtendwaken, maar Ves liet zich er niet door tegenhouden. Met vaardigheid die alleen kan ontstaan door jarenlang routineuze handelingen tekende Ves de lijnen op de spierwitte muur waartegen hun stapelbed stond. Het was niet toegestaan, officieel, maar na jarenlange ervaring had Het Kantoor geleerd dat het makkelijker was om het te accepteren dan om het aan te vechten. Ves vocht niet totdat ze werd uitgedaagd, maar vocht met de ontembare furie van een jagende wolvin wanneer gekrenkt. Een instabiele vrede had zich tussen Ves en Het Kantoor gevestigd. Tussen Ves en mijzelf ook, trouwens. Dacht Leah bij zichzelf, terwijl ze zich omdraaide en haar pen oppakte. Haar eigen handschrift staarde haar aan vanaf de brief op het bureau. Een krullerig meisjeshandschrift dat sprak in woorden die haar vreemd in de oren klonken.
Lieve Papa… Ik weet dat je je zorgen maakt, maar je moet weten dat het niet nodig is. Ik weet waarom ik hier zit, en ik ben liever hier dan dat ik een gevaar ben voor de samenleving. Hopelijk kan ik ooit terugkeren. Heb ik al wel eens verteld over Ves? Ves is
Het is waar ze gestopt was met schrijven, want wat was Ves? Een wolf, maar wat verder? Het kantoor noemde haar Vesper, maar het was een naam die Leah nooit voor haar kamergenote had gebruikt. Het kantoor voornamen en achternamen voor iedereen, zelfs voor degenen die hun eigen achternaam niet meer wisten of niet meer wilden weten. maar het kantoor had geen achternaam voor Ves. Op Leah’s vragen naar haar verleden of familie had Ves nooit anders geantwoord dan met een sarcastische opmerking, een onverschillige schouderophaling of een vraag die Leah evenmin wilde beantwoorden. Alles wat Leah wist over haar kamergenote was wat ze kon zien: Ves zou ongeveer twee jaar ouder dan zij en was minstens vijf centimeter groter. Donkerbruin haar viel om een diamantvorming gezicht heen tot aan haar schouders. Leah’s ogen volgde de lijn van een litteken dat zijn oorsprong vond aan de linkerzijde van haar nek en doorliep tot onder haar kleren, richting haar rug. Ze vroeg zich af wat er ooit met Ves was gebeurd dat haar het litteken op haar rug en de afwezige blik in haar amberkleurige ogen had gegeven.
“Ben je er nog steeds niet uit wat ik ben?” Ves’s stem klonk vanaf het bed en Leah draaide zich om te zien dat Ves zich had omgedraaid en nu op de rand van het bed zat. Ves leek niet boos, leek niet eens nieuwsgierig over wat haar kamergenoot van haar vond of geïrriteerd dat ze werd besproken in brieven van anderen. Leah concludeerde met enige irritatie dat Ves de combinatie en onverschillig en neerbuigend was die ze altijd was. Het irriteerde Leah meer dan het feit dat haar kamergenote geen enkele problemen had met het schaamteloos meelezen van haar brieven en ze legde haar pen met iets te veel kracht terug op de tafel.
“Nee,” Leah stopte de brief in de bovenste lade van het stalen bureau en draaide zich om naar Ves, “Want ik heb geen idee wat voor achterlijk iemand je moet zijn om de hele dag hetzelfde figuur op de muur te tekenen of te denken dat je de brieven van andere mensen zomaar mag lezen.” Het was oneerlijk om het gedrag van haar kamergenote te beoordelen, dat wist ze. Ves had haar ooit toevertrouwd dat het tekenen op de muur een manier voor haar was om een wereld die zij niet kon verdragen te controleren. Had haar verteld dat het tekenen op de muur haar hielp om de wolf in haar ziel te kalmeren en te kunnen functioneren binnen een wereld die niet voor haar gemaakt leek te zijn. Ergens in haar ziel begon een schuldgevoel te knagen in Leah, maar Ves leek niet gedeerd door haar uitspraak: een schuine glimlach vormde zich in haar mondhoek.
“Leah, als we normaal waren zaten we hier niet, of wel dan?”
Leah zuchtte en antwoorde met een kleine, ietwat bittere glimlach. “Is dat wat ik moet schrijven? ‘Ves is abnormaal’?”.
Ves strekte zichzelf uit als een kat en plofte neer op het harde matras waarvan Leah wist dat het niet veel comfortabeler was dan op de grond zelf liggen. “Ik zou zelf een ‘gevaar voor de samenleving’ suggereren, maar die beschrijving is al bezet las ik.” Haar bruine ogen waren gericht op de lade waarin Leah de brief had verstopt. Leah vroeg zich af of Ves de exacte woorden die ze gebruikt had in haar brief allemaal nog zou kunnen opdreunen. Haar kamergenote had een angstwekkend goed geheugen wanneer ze het wilde.
“Ik stel me voor dat je vader daar iedere week over dubbel ligt. Lieve Leah een gevaar voor de samenleving.” Vervolgde Ves. Leah zuchtte en schudde haar hoofd, even geïrriteerd als geamuseerd door haar kamergenote. Ves had haar nooit serieus genomen, zoals Ves weinig dingen in de wereld serieus nam.
“Ves. Je weet dat we een gevaar zijn voor de samenleving.” Legde ze uit. “’Je eigen gevaar onderschatten is het grootste gevaar voor een Animi’, is dat niet wat onze professoren altijd zeggen?”
Ves zweeg en bestudeerde haar kamergenote een paar seconden, zoals een wolf een prooi inspecteert voordat hij besluit aan te vallen of zich terug te trekken. “Jij bent niet gevaarlijk, Leah. Jij lijdt liever dan dat je iemand anders iets aan doet.” Besloot ze. Ves zweeg even en de glimlach verdween van haar gezicht. “Maar ik, Leah… Ik ben wél gevaarlijk. Niet vanwege wat Het Kantoor zegt, of vanwege die onzin.” Ze gebaarde naar het dikke, gebonden boek waar in grote blokletters ANIMIS op geschreven stond, “Maar vanwege wie ik ben.”
Leah schudde haar hoofd. “Dat geloof ik niet.”
Het was het type uitspraak waarop Ves zou moeten reageren met een schamperende opmerking of een spottende blik, maar Ves zweeg. Haar mond vertrok zich voor een seconde tot een melancholische glimlach, alsof ze terugdacht een grap waar ze jaren geleden om had gelachen, maar nu enkel nog met bitterheid aan terug kon denken.
“Oké.” Antwoordde ze zacht en even leek ze niet in de toren te zijn. Ze schudde haar hoofd en draaide zich om. Leah kon haar kamergenotes handen zien trillen terwijl ze de vormen tekende op de muur en vroeg zich af of ze ooit de woorden zou kunnen vinden om Ves te beschrijven.
______________________________________
Tijd was een abstract concept in het complex. Dagen begonnen wanneer de lichten aan gingen en eindigden wanneer ze doofden, maar Leah had al jaren geen tijden in uren, minuten of seconden gehoord. Ze wist dat Het Kantoor roosters had vol met groepen en lessen op tijden, maar ze waren haar onbekend. Haar rooster werd bepaald door de glanzende stalen armband die ze dag en nacht droeg. De felblauwe display toonde momenteel dat het ochtendwaken op het punt stond te beginnen, waarna Leah vermoedde dat ze naar een klaslokaal begeleid zou worden. Leah had geprobeerd haar roosters te onthouden, maar steeds wanneer ze daarin was geslaagd, leek het rooster te veranderen. Ves had ooit opgemerkt dat het haar nerveus maakte, de onzekerheid. Direct erna had ze opgemerkt dat dat waarschijnlijk exact de bedoeling was.
“Opstaan dames! Open de deur!”. De bekende stem van Noah klonk buiten de deur en Leah voelde de scherpe vibraties van de armband om haar pols. Bewakers waren door torenregulatie niet verplicht om zichzelf woordelijk aan te kondigen en Animi werden geacht te reageren op de zoemende armbanden. Dat Noah hen groette was een persoonlijke keuze.
“Goedemorgen Noah.” Begroette Leah haar bewaker beleefd. Noah was niet veel ouder dan zijzelf: een jongen met een knap maar pokdalig gezicht, sluike bruine haren en een slungelig postuur. Zijn grijsblauwe uniform deed hem er ouder uit zien dan hij daadwerkelijk was en leek even beklemmend voor hem als de kamer voor Leah voelde.
“Goedemorgen, Leah.” Groette de bewaker, terwijl hij een armband om Leah linkerarm deed. Leah voelde de magnetische kracht van de handbanden haar handen onmiddellijk naar elkaar toe trekken en knikte naar Noah om aan te geven dat de handboeien goed waren ingesteld.
Noah glimlachte en keek langs haar richting Ves, die op het bed zet en geen aanstalten leek te maken tot opstaan. “Ves, komt er nog wat van?”
Ves zuchtte alsof ze net gevraagd was om de hele afstand naar de oostervleugel van het Complex af te leggen. Ze hees zichzelf van haar bed af en sjokte richting Noah. Het was een toneelstuk dat Ves iedere ochtend opvoerde en het herinnerde Leah aan de reden dat ze haar kamergenoot met enige regelmaat zou willen inruilen voor een plek in solidaire cel.
“Ves!” Siste ze geïrriteerd en ze kon zweren dat Ves een grijns onderdrukte terwijl ze haar handen uit stak naar Noah en toestond dat hij haar armband omtoverde in handboeien. De boze blik die Leah haar kamergenote toewierp ging verloren terwijl ze achter haar bewaker aan het hallenstelsel van het Complex in liep.
Het hallenstelsel van het complex leek eindeloos groot. Leah had geen idee hoe groot het complex daadwerkelijk was of hoe het eruit zag van buiten. De keren per dag dat zij en Ves uit hun kamer werden gelaten, werden ze door hun bewakers begeleid naar hun lokalen. De gangen die de lokalen met elkaar verbonden waren identiek aan elkaar en werden af en toe enkel onderbroken door een bocht naar links of naar rechts, of door de deuren waarachter meer kamers van Animi zich bevonden. Het was vrijwel onmogelijk om de weg te vinden door het stelsel: een effectieve manier om Animi die uit hun kamer ontsnapten binnen het complex te houden, had Ves opgemerkt. Ves was altijd beter geweest in begrijpen waarom de wereld om hun heen was zoals zij was. Leah kon haar enkel beleven, steeds net buiten bereik van begrip van waarom.
De tocht door het doolhof van gangen naar de eetzaal duurde onnodig lang, grotendeels omdat Ves zich niet door Noah liet motiveren om ook maar enige haast te maken en Noah te onzeker was om haar te durven aansporen dat wel te doen. Leah wist dat ze zich gelukkig moest prijzen dat ze een onervaren, zachtaardige bewaker hadden getroffen, maar soms wenste ze dat iemand Ves een keer zou afstraffen voor haar gedrag. Wellicht hoefde ze dan een keer niet haar ontbijt in een paar minuten naar binnen te werken.
“Hier zijn we dan. Bijna op tijd.” Kondigde Noah aan toen ze zich bevonden voor de stalen deur waarachter de eetzaal lag. “Je weet hoe het werkt.” Instrueerde hij Leah, terwijl hij de armband van haar linker pols af haalde. De bevrijding van de magnetische kracht die haar handen bij elkaar hield was altijd een prettig gevoel en ze glimlachte naar Noah voordat ze grote zaal, momenteel dienstdoend als eetzaal, binnen liep.
De grote zaal was een imposante zaal: het was verreweg de grootste zaal in het complex waar Leah ooit was geweest. Lange tafels stonden opgesteld in rijen waaraan Animi al plaats hadden genomen op hun vaste plekken. De eetzaal was, net als de andere ruimtes in de toren, enkel belicht door kunstlicht, wat vandaag ingesteld leek te zijn in de tint van een aarzelende zon. Net genoeg om de herinnering op te wekken aan hoe zonlicht op de huid voelde, maar niet genoeg om iemand te doen vergeten dat de zon een zeldzaamheid was geworden Het flauwe licht herinnerde Leah aan dagen van witte jurkjes met kanten randjes en blote voeten op gras. Het herinnerde haar aan de lach van haar moeder en aan het landhuis dat te groot was geworden voor een gebroken familie. Ze vroeg zich af of de zon, kunstmatig of echt, ooit weer zo fel zou kunnen schijnen als ze die dagen had gedaan. Ze schudde de gedachtes van zich af en richtte haar blik op de gegraveerd in de muren rondom de zaal: Het grootste gevaar is vergeten wie je bent.
“Schiet op.” Een ongeduldige stem klonk achter haar en Leah realiseerde zich dat ze zich zonder te denken had begeven naar het buffet, maar al enkele minuten roerloos stil had gestaan. ‘Buffet’ was de sarcastische term die de Animi gebruiken om de machines aan te duiden waaruit ontbijt, lunch en diner werden verstrekt. Leah koos de linker machine, die liefkozend Trouwe Bep werd genoemd, en liet de machine haar polsband zien. Trouwe Bep beloonde haar onmiddellijk door het verstrekken van een portie ontbijt. Of wat er voor door moest gaan.
“Lekker op tijd.” Grijnsde Mason toen Leah eindelijk met haar ontbijt aan kwam haar vaste plek aan één van de lange tafels. Zijn groene ogen twinkelden vanonder de zwarte lokken die bijna over zijn ogen vielen. Leah rolde met haar ogen. Ze hoefde niks uit te leggen. Een snelle blik over haar schouder leerde dat Ves bij het buffet stond, maar weinig haast leek te maken in het ontvangen van haar ontbijt. Het stookte de irritatie met haar kamergenote die Leah bijna vergeten was weer op en ze prikte haar vork in de kruimige aardappel, die dramatisch uiteen viel bij het eerste contact. Ze verdacht hun ontbijt er sterk van te bestaan uit de resten van het diner van de vorige dag. Uit irritatie over de kruimige aardappel en het ontbijt-dat-eigenlijk-een-diner-was, ramde ze haar vork net iets te hard in de gekookte wortel, het geluid van de vork tegen het bord deed Mason ineen krimpen.
“Met het goede been uit bed gestapt?” Vroeg Mason luchtig. Hij was een ranke jongen met een ingevallen gezicht dat gemaakt leek te zijn voor tragedie, maar altijd een lach droeg.
“Lach maar.” Mompelde Leah en ze schudde haar hoofd.
“trek het je niet zo aan. Je weet dat ze het daarom juist doet, hè?” Adviseerde Mason terwijl hij een aardappel in zijn mond stak. Leah zuchtte en besloot haar irritatie af te richten op wat voor vlees moest doorgaan in de toren. “Jij hebt makkelijk praten.”
“Ik hweb een awdappwel in mijn mwond, ik kan hwelemaal nwiet pwaten.” Grapte Mason. Leah grijnsde en schudde haar hoofd. Het complex was niet altijd een prettige plaats, maar Mason had de gave om alles beter te laten lijken, om haar even te kunnen laten lachen in een wereld die niet voor hen gemaakt leek te zijn. Het was één van de redenen dat de etenstijden in de grote hal haar favoriete tijden van de dag waren. Animi werden gewoonlijk ver van hun kamergenoot af ingedeeld tijdens etenstijden, wat het een van de weinige momenten waren dat Leah haar irritatie over haar kamergenoot kon uiten en de indringende blik van Ves kon verruilen voor de lachende ogen van Mason.
“Ik zweer het, je bent gek Mason.” Lachte Leah.
Mason haalde zijn schouders op. “Ik zit niet voor niets hier.”
Het duurde niet lang of het monotone gezoem vertelde haar dat haar korte pauze van haar kamergenootje voorbij was. Ze begaf zich naar Noah, waar ze opnieuw minutenlang op Ves wachtte totdat ze eindelijk naar het klaslokaal begeleid kon worden. Tot haar grote irritatie waren ze, zoals gewoonlijk, de laatste studenten in de klas. De klassen veranderden regelmatig en Leah was niet zeker hoe het systeem werkte, maar had wel vernomen dat er verschillende programma’s waren die Animi in de toren konden volgen. Tot voor kort had Mason in haar klas gezeten, maar hij was recentelijk overgeplaatst naar een nieuwe groep waar sport en handvaardigheid een belangrijk deel van het curriculum innamen.
Leah plofte neer op de stoel en richtte haar aandacht op haar docent: een kleine schuchtere man die ze gewoonlijk ‘Haas’ noemde. Zijn echte naam had ze nooit gehoord, of in ieder geval niet onthouden.
“o-oh kee, goedemorgen.” Begroette Haas de klas nerveus. “V-vandaag hebben we een o-onverw-wachte toets.” De woorden van de professor deed geluiden van ongenoegen opstijgen uit de klas die de kleine man achter zijn bureau deden springen.
“Stil!” Piepte Haas. “O-of moet het Kantoor het horen?”
Het was een effectief dreigement. Het Kantoor was de dreiging die onuitgesproken in de lucht hing in iedere interactie tussen Animi en bewaker, Animi en docent en tussen Animi zelf. Leah was zelf nooit in contact geweest met het Kantoor, maar wie er was geweest kwam nooit hetzelfde terug. Sommigen keerden zelfs helemaal niet terug.
Haas leek te zijn gesterkt te zijn in zelfvertrouwen door de reactie van de klas op zijn dreigement en schraapte zijn keel. “De toetst betreft Animi in de geschiedenis. Bekijk de filmfragmenten en schrijf op wat voor Animi ze zijn en hoe hun dierlijke ziel hun beslissingen heeft beïnvloed.” Leah zuchtte; het was een toets die wel vaker werd afgenomen en waarin ze nog nooit goed had gepresteerd. Hoe hard ze ook studeerde: de beelden van Animi leken allemaal hetzelfde te zijn voor haar. Als ze niet van zichzelf begreep welk dier in haar ziel schuilde, hoe kon ze het ooit in anderen herkennen? Ze friemelde nerveus aan de draad waarmee haar pen aan haar bureau vast zat en probeerde zichzelf te kalmeren terwijl ze een uur van complete verwarring anticipeerde.
“Leah. Rustig.” Klonk de stem van Ves naast haar. De rustige toon van Ves deed weinig om Leah te kalmeren. Ves was altijd beter geweest in de lessen dan zij, altijd scherper en intelligenter. Ves had makkelijk praten. Ves gaf haar een scheve glimlach toen ze haar kamergenote zoveel vertelde, een glimlach die leek alsof haar kamergenote iets wist wat zij niet wist, iets begreep wat zij niet begreep en iets kon wat zij niet kon.
“Stil. Ik moet me concentreren.” Snoof Leah, en ze richtte zich op het grote scherm, waar beelden op verschenen waren van een lange, kalende man in een lange jas die een volk leek toe te spreken. Ze hoorde hoe de pennen op papier begonnen te krassen om haar heen, maar haar eigen pen rustte ongebruikt in haar hand. Ook de volgende beelden van een lange vrouw met een scherpe blik en een imposant kapsel vertelde haar niks.
Leah voelde tranen prikken in haar ogen terwijl ze naar de reeks van Animi staarde die langs kwamen op het scherm voor haar. Ze dacht terug aan de spreuk die steeds weer herhaald werd in haar boeken, in de letters in de grote zaal, in de woorden van haar professoren: Het grootste gevaar is vergeten wie je bent. Leah wenste dat ze kon weten wie ze was, dat ze kon weten wanneer ze was veranderd van een simpel meisje met kanten jurkjes en blote voeten, tot iemand die opgesloten moest worden voor haar eigen veiligheid. Ze vroeg zich af of Ves vrede had gesloten met haar eigen bestaan, of dat ze net als zij gevangen was, niet binnen de muren van het complex, maar in haar eigen ziel: tussen mens en dier.
Ze vroeg zich af welke gevangenis ze het eerst zou ontsnappen.