Ik bedacht net dat onze knollies ook wel altijd wel wat hebben. Elke dag is wel met minstens 1 van onze bokt-paarden wat aan de hand. En vervolgens dacht ik aan wat Ernest van Loon schrijft in zijn boek Ruiters en Rechters. Ik moet er altijd om lachen dus voor diegenen die het boek niet hebben zal ik het stukje wat ik bedoel overtypen:
"Toch is niet alles even mooi aan het paard. Eigenlijk zijn het, op de keper beschouwd, onmogelijke wezens. Ze zijn gevoeliger dan een kanarie, onhandiger dan een kat, angstiger dan een wezel en dikwijls dommer dan een gans. Geen ander dier is zo bevattelijk voor een verbazingwekkende hoeveelheid ziektes en het aantal beengebreken waar ze mank aan kunnen gaan, is op 1 bladzijde niet te beschrijven. Met een uiterst fijn instinct vinden ze giftige planten of andere oneetbare dingen, waar elk ander dier met een grote boog om heen zou gaan. Ze hebben een grote begaafdheid tot zelfvernietiging door te veel koud water te drinken of de haverkist leeg te eten totdat de maag barst. Ze rennen het vuur in als de stal brandt of dwars door de weideafzetting als een blaffende teckel ze achterna zit. Ze hebben vele soorten koliek uitgevonden en zijn doorlopende wormproducenten, waar vele hengelsportverenigingen geen blijf mee weten. Dan kunnen ze maaien, weven, windzuigen en kribbebijten en ondermijnen met de laatste drie wonderlijke eigenschappen niet alleen zichzelf, maar besmetten ook nog hun stalgenoten. Als ze rust krijgen zijn de volgende dag bevangen en als ze een beetje veel werken zijn ze voortijdig versleten. Ze kunnen pas met 4 jaar in het werk worden genomen en hebben dan nog 5 jaar nodig om het een beetje goed te leren. Zet ze in een wei met prikkeldraad dan zetten ze gauw hun been in de scherpe punten en trekken net zolang tot been en afrastering naar de knoppen zijn. van alle huisdieren hebben paarden de zwakste zenuwen, waarom het dus ook eigenlijk hysterische beesten zijn. Voor een sigarettenvloeitje, een beirfesje of alleen maar een schaduw op de grond verandert dat grote paard in een snuivende bundel agst en een pankiekerig schepsel, wiens waanzin hem de kracht geeft de zwaarste halsriemen of kettingen stuk te trekken. Ze slaan zichzelf een piephak bij het voeren, en trekken de deken, die ze tegen de kou moet beschermen, aan flarden. Na de aankoop blijken de olympische kwaliteiten, waarop de prijs was gebaseerd, al te stranden voor een sprongetje van 60 cm en is van de zogenaamde moed niet de geringste afspiegeling over."
By the way: mocht je deze schrijver niet kennen het is geen paardenhater maar dit staat gewoon in de inleiding van zijn (heel informatieve en interessante) boek