Citaat:Hoofdstuk 1.
Iris wrong zich in haar eigenlijk te kleine spijkerbroek, zocht onder haar bed naar haar trui en stapte in haar schoenen .Vandaag zou het gebeuren! Vlug pakte ze haar rugzak en klom op de vensterbank van het raam. Ze deed het raam open en liet haar benen eruit bungelen, liet zich zakken en kwam met een zachte plof op de grond terecht. Het was nog vroeg. Met een glimlach stapte ze op haar fiets. En nu vlug naar het café waar ze had afgesproken met Tanja. Ze zouden met de bus naar den Helder gaan en met de boot naar Texel. Haar moeder had het nooit goed gevonden, daarom was ze vroeg weg gegaan zodat ze het niet merkte. Ze had een briefje voor haar achtergelaten met de boodschap dat ze met Tanja en haar ouders op vakantie was en zich geen zorgen hoefde te maken.
Tanja staat al te wachten. “Waar bleef je nou? Ik sta al een kwartier op je te wachten.” Iris moet lachen als ze haar vriendin haar gezicht ziet. Tanja kan nooit lang boos op haar blijven. Samen stappen ze giechelend de bus in.
Na een paar uur fietsen ze in een beboste omgeving met hier en daar boerderijen.
“Zeg Tan weet je eigenlijk waar we kunnen slapen?” “Weet je wat, we kijken wel”
Opeens zien ze een oude verlaten boerderij staan. “Anders bellen we daar wel aan, misschien kunnen we daar een nachtje blijven”
Ze bellen aan. Er wordt niet open gedaan. “Zeg Iris, volgens mij staat het gewoon leeg hoor. “kijk anders even achter om!”
Iris loopt achterom. Het ziet er verlaten uit. De tuinstoelen zitten onder het stof en het lijkt wel of er 40 jaar niemand meer is geweest. Het gras en het onkruid zijn zo hoog dat als je erdoor loopt, net met je hoofd er bovenuit steekt. Ze voelt aan de achterdeur. Hij staat gewoon open. “Zeg Tanja” roept ze “Het staat hier leeg hoor!”. “jaaa misschien kunnen we hier wel slapen!” roept Tanja uit.” Iris loopt het huis binnen. De meubels zitten onder het stof en het ziet er ouderwets uit. Er is wel een keuken, maar geen toilet. “IRIS!” roept Tanja “Dit is het belachelijkste toilet die ik ooit heb gezien. “In de tuin staat klein houten huisje met een gammel deurtje erin. Ze schateren van de lach. Het is gewoon een plank met een gat erin. “Wie weet wie daar op heeft gezeten” Lacht Iris. “Maar we kunnen hier wel slapen hoor, denk ik. Als we alles hebben afgestoft.” Ze lopen samen het huis in. “Ga jij boven kijken?” vraagt Tanja “Dan kijk ik beneden”.
Iris loopt de trap op ze komt op een klein zoldertje met een oude kist. Ze loopt weer naar beneden.Het bestaat maar uit 1 verdieping. In de gang gaat ze een oud kamertje binnen. Er staat een tafeltje en in de muur zit een bedstee. Dit is oud dacht ze bij zichzelf en veegde het stof van het tafeltje. Een motiefje van een oud kleedje komt tevoorschijn. Ze gaat in de bedstee zitten en bedenkt wie hier geleefd zou hebben, waar ze zijn gebleven en waarom ze weg zijn gegaan.
Tanja komt de kamer binnen. “Joh, het is hier oud! Je moet je hier wassen in een lavet.” Zegt ze “Ik zie dat je al een slaap plaats hebt gevonden. Ik pak even mijn spullen dan kunnen we uitpakken”. En ze loopt de kamer uit. Iris pakt haar rugzak en hangt haar kleren in een oude kast. Yak ze loopt door een spinnenweb. Daar moeten ze morgen ook wat aan doen want dit kan echt niet. “hee Tanja, we moeten morgen maar eens gaan opruimen hier en een beetje schoonmaken” roept ze naar haar vriendin “Dan kunnen we het onkruid in de tuin ook meteen even wieden”.
“Das een goed plan” en Tanja pakt haar tas uit en legt haar hoofdkussen naast die van Iris “Dan ga ik morgen ook wel even naar de supermarkt om ons avondeten te kopen.”
Hoofdstuk 2.
Iris loopt naar de keuken om een emmer sop te vullen. Tanja is boodschappen aan het doen, zo heeft ze lekker het rijk alleen. Ze loopt naar de slaapkamer en begint te schrobben.
Als ze klaar is met het schoonmaken van de slaapkamer, de kleine woonkamer en de keuken besluit ze een kijkje te gaan nemen op de zolder. Ze loopt de gammele trap op en loopt naar de kist die ze gister had ontdekt. Balen, er zit een slot op. Ze morrelt wat met haar haarspelt in het slot en KLIK het slot is open. Voorzichtig tilt ze de deksel van de kist. Vol verwachting kijkt ze erin, balen alleen een oud boek. Teleurgesteld haalt ze hem eruit en slaat hem open. Het papier is helemaal vergeeld. Ze kan ze letters nog maar net lezen. Het is een dagboek. Misschien van degene die hier vroeger heeft gewoond denkt Iris. Ze besluit hem mee naar beneden te nemen en hem in de tuin te gaan lezen.
Ze slaat het boek open.
Als ze in de tuin zit komt Tanja aan gefietst. “hé Tan, kijk eens wat ik heb gevonden!” roept Iris “Een oud dagboek!”
Tanja slaat nieuwsgierig het boek open. “Laten we het straks gaan lezen en eerst de tuin maar eens gaan doen want kijk!” ze haalt uit de fietstas een heggenschaar. “Voor een prikkie gekocht.”
Samen gaan ze aan de slag. Iris loopt door de bomen naar het einde van de tuin. “Ik begin wel achterin” roept ze.
Ze begint het gras te knippen. Opeens stoot ze met haar voet op een steen. Stik verstuikt. Ze kipt zittend het gras rond de steen weg en bekijkt hem goed “Tan!” roept ze “Ik heb een grafsteen gevonden!”
Tanja komt aangerend. “Je hebt wat gevonden?” schreeuwt ze. “Een grafsteen”
Iris ziet haar met open mond naar de steen kijken.
“Het begint hier steeds vreemder te worden Iris. Eerst het dagboek en nu de steen. Laten we hier weg gaan.”
“Ik kan niet” kreunt Iris “Ik heb mijn voet verstuikt en ik ben wel benieuwd wat het dagboek inhoud. We zijn er nu toch al in gemengd.”
“dat is waar. Laten we eerst maar gaan eten. Kom ik breng je wel naar de kamer, dan maak ik het eten klaar.”
Iris wrijft met een pijnlijk gezicht over haal enkel. Nu ze toch niets te doen heeft kan ze net zo goed in het dagboek gaan lezen. Ze slaat de kaft open.
De kaft ziet eruit als een dagboek uit een historisch museum. Het zal wel lang in de kist hebben gelegen.
Het gaat over een meisje, ongeveer net zo oud als zij en Tanja. Haar oma is net overleden en heeft haar een amulet en een opdracht nagelaten.
Net als Iris helemaal in het boek verdiept is komt Tanja met de macaroni aan lopen. “Eten boekenwurm” giechelt Tanja.
“Zeg vertel me eens over het boek, van wie is het.”
Als Iris is uitverteld kijkt Tanja haar ongelovig aan.
“Meen je dat serieus? Spooky.”
“Ja” zegt Iris “dan weet ik nog niet eens hoe het met die opdracht zit”
“en met die grafsteen”
De volgende ochtend is de enkel van Iris helemaal opgezwollen. Ze hinkt naar de keuken en haalt uit haar tas een zalfje en een zwachtel.
Maar goed dat ze dat had meegenomen.
Ze was het dagboek even helemaal vergeten totdat ze het op de tafel ziet liggen. Ze hinkt ernaartoe en gaat met een plof in de stoel in de tuin zitten.
Ze slaat het dagboek open
22-05-1845
Vorige week heb ik de amulet gekregen en de opdracht. Ik weet niet wat ik ermee aan moet. Ik weet ook niet wat oma ermee bedoelt en waarom hij mij toebehoord.
Met papa gaat het steeds slechter.
De dokter is vandaag gekomen en heeft hem weer een drankje voorgeschreven.
Ik geloof er niet meer zo in.
23-05-1845
De dokter heeft gezegd dat het een vreemde ongeneselijke ziekte is. Vroeg of laat zal papa overlijden.
Ik wil er niet aan denken.
Ik ga genieten van de dagen dat we nog samen hebben. Margot en mama hebben nu ook mijn steun hard nodig.
26-05-1845
Gister, lief dagboek is papa overleden. Oh het doet zo’n pijn. We hebben hem begraven in de tuin. De opdracht van oma heb ik in een doosje onder het zand begraven. Ik wil er niks meer mee te maken hebben.
Ik wil het gewoon niet meer…
“BOE” Iris schrikt zich dood en veert op. Lachend staat Tanja achter haar.
“Ik heb een ontbijt gemaakt” ze houd een ouderwets dienblad omhoog en zet het op de houten tuintafel.
“He Tan, ik heb weer in het dagboek gelezen en je raad nooit wat erin staat” en ze vertelt haar vriendin het verhaal.
“Mysterieus hé”
Tanja kijkt bedenkelijk. “Dan is de grafsteen in de tuin van….”
“Haar vader” roepen ze in koor.
“creepy.”
Hoofdstuk 3.
05-06-1845
Vandaag lief dagboek. Is Margot ook ziek. Griepje zegt moeder. Ik weet niet of ik dat wel geloof nu papa dood is.
Ik ga morgen de dokter bellen, want ik vertrouw het niet helemaal.
07-06-1845
Vandaag is de dokter geweest. Hij zegt dat Margot ook de ziekte heeft die papa gehad heeft. O lief dagboek. Als zij ook bezwijkt dan heb ik alleen mama nog over.
Waarom nou wij.
Ik ben helemaal de amulet van oma en de opdracht vergeten, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor. Ik wil zoveel mogelijk tijd met Magot en mama doorbrengen.
Wie weet krijgt mama de ziekte ook wel
De dokter zei dat het niet besmettelijk is.
We moeten hem maar geloven. Het is het enige waar ik me nog aan vast houdt.
Het begin van mijn verhaal die ik aan het maken ben.
Wat vinden jullie ervan??