Tegen het Rhinopeumonievirus bestaan geen afdoende entingen.
Het probleem is echter, zoals we al eerder zagen dat herpesvirussen het lichaam niet erg prikkelen tot het maken van veel antilichamen. De weerstand na een enting is dan ook niet zo hoog, en zakt naarmate de tijd vordert redelijk snel.
Zoals we eerder zagen is het aanslaan van een infectie afhankelijk van de infectiedruk aan de ene kant en de weerstand van het dier aan de andere kant. Een geënt paard dat met een geweldige hoeveelheid virus wordt besmet, zal een maand of 2 na de enting toch weer de ziekte gaan doormaken. Als je echter (vrijwel) alle paarden op een stal ent met een behoorlijke regelmaat, dan wordt het rondzingen van een infectie zeer onwaarschijnlijk. Bij dragerpaarden zal er waarschijnlijk minder gauw virus uitgescheiden worden omdat het virus ook bij zo'n paard met meer antilichamen in aanraking komt. Het eventuele kleine beetje virus dat vrijkomt, zal doordat de andere dieren wel weerstand, hebben geen aanleiding geven om een infectie te veroorzaken. Om deze situatie te bereiken moeten alle paarden minimaal 2 maal per jaar worden ingeënt.