‘Bent u de partner?’ – voor even weet ik niet wat ik hierop moet antwoorden.
‘Ja.’ – de spoedarts kijkt me ernstig aan.
‘Mevrouw heeft zelf gelukkig niet zoveel, buiten wat kneuzingen om. – Hij blijft even stil.
‘Maar we hebben op de echo gezien dat de placenta loskomt van de baarmoederwand. Gezien mevrouw nog geen heel ernstig bloedverlies heeft, weten we niet of het doorzet. In de meeste gevallen wordt de baby met een spoedkeizersnede gehaald omdat het risico op shock en nierbeschadiging door extreme bloedingen wanneer de placenta verder loskomt te hoog is… In uw geval, áls we de baby gaan halen, is de kans dat de baby het overleeft zo goed als nul aangezien deze nog niet genoeg ontwikkeld is om buiten de baarmoeder in leven te blijven...’
Heel even wordt de wereld heel stil, al het geluid van het ziekenhuis valt weg en het voelt of de arts zojuist een bom tot ontploffing heeft gebracht. Hij staat me nog steeds met een ernstige blik aan te kijken en ik weet wat zijn volgende vraag gaat zijn, maar ik kan hier onmogelijk een beslissing over maken. Het voelt zo ontzettend verkeerd om zo’n ingrijpende keuze te maken. Bovendien is dit haar keuze, het is haar baby, haar lijf, haar toekomst.
‘Ik… Ik kan u geen antwoord geven.’ - Ik loop meteen naar Daniël, die aan de pijnstilling is gelegd en naar mijn idee nog niet de helft meekrijgt van wat er allemaal gaande is. Ik pak haar hand vast en het enige dat ze blijft fluisteren is: ‘De baby…’
‘Daan… Ik weet niet zo goed hoe ik dit aan je moet vertellen… De placenta is losgekomen en ze zijn bang dat je heftige bloedingen krijgt, ze willen de baby met een keizersnede halen…’ - Meteen rollen de tranen over haar wangen, haar vrije hand legt ze op haar buik en voor hoever het gaat schudt ze “nee”.
‘Ik kan geen keuze maken voor jou… Dit is jouw kind.’
‘Niels… Je moet Niels bellen.’ – al snikkend komen deze woorden over haar lippen.
‘Hij heeft dit gedaan, Daan. Waarom wil je de keuze bij hem leggen?’
‘Het is ook zijn kind.’ – het lijkt of ze steeds langzamer gaat praten. Haar telefoon ligt op een tafel bij de rest van haar persoonlijke spullen en met tegenzin zoek ik het nummer van Niels in haar telefoon. Ik hoor twee keer de kiestoon en vervolgens zijn stem.
‘Daan… Lieve Daan, het spijt me zo verschrikkelijk…’
‘Geen tijd voor jouw spijtbetuigingen, je spreekt met Syl. We zijn in het ziekenhuis en het is goed mis. De placenta komt los en ze willen de baby halen met een spoedkeizersnede, de kans dat de baby overleeft is eigenlijk nul.’
‘Nee…’ – Aan de andere kant hoor ik alleen maar gesnik en gesnotter.
‘Niels, raap jezelf even bij elkaar! Er moet een beslissing gemaakt worden!’
‘Wat gebeurt er als ze de baby niet halen?’
‘Dan is er een grote kans dat ze heftige bloedingen krijgt en in shock raakt.’ – ondertussen staat de spoedarts alweer aan mijn zijde. Er moet nu een beslissing gemaakt worden, ze willen niet langer afwachten.
‘Alles om haar erbovenop te krijgen… Doe die keizersnede, ik kan haar niet kwijtraken.’
Ik knik naar de spoedarts en ze beginnen meteen met alles klaarmaken voor de keizersnede. Ik vertel Niels nog in welk ziekenhuis we zijn voordat ik ophang en meteen gevraagd wordt of ik erbij wil zijn. Ik word in een blauwe ziekenhuisoutfit gehesen en we vertrekken naar de operatiekamer. Er wordt gesproken over een algehele narcose, maar voor hoever Daniël de hele situatie nog meekrijgt protesteert ze hiertegen. De artsen vinden in dit geval een ruggenprik te riskant, waardoor haar protest genegeerd wordt. Voordat ze in slaap gebracht wordt, fluistert ze dat ze de baby hoe dan ook nog in haar armen wil houden. Ik word voorzien van duidelijke instructies, ik mag niet achter het blauwe scherm vandaan en mag buiten haar hand om, niets aanraken. Ondanks dat alles voorspoedig verloopt en het kindje vrij snel gehaald is, voelt het met de minuut zwaarder. Ik weet namelijk niet hoe ze hier uit gaat komen, ik kan me namelijk levendig indenken dat haar hele wereld zwart is als ze wakker wordt en haar onvolgroeide kindje in haar armen houdt. Het kindje dat ze al zoveel liefde heeft gegeven, waar ze nog zo naar uit heeft gekeken, wat voor haar nog een geschenk is geweest.
Als de operatie ten einde is, ligt het kindje ingebakerd in een doorzichtig plastic wiegje. Ik heb het nog zien bewegen, ik weet dat het nog geleefd heeft, maar zoals ik het nu zie, is het kindje inmiddels niet meer onder ons. Er wordt me gevraagd of ik het kindje zelf mee wil nemen naar de uitslaapkamer, zodat we samen kunnen verwerken wat er gebeurd is en afscheid kunnen nemen. Ze rijden Daniël naar de uitslaapkamer, ik met het plastic wiegje achter hen aan. Het enige waar ik me op kan focussen is hoe ontzettend “af” dit kindje al lijkt. Minuscuul, maar af… Vingertjes, neusje en zelfs al oortjes. Hoe dichter we bij de uitslaapkamer komen, hoe groter de brok in mijn keel. Als ze alle apparatuur aangesloten hebben en haar aan een infuus met pijnstilling en extra vocht hebben gelegd, begint ze al wakker te worden. Ik zit naast haar bed en hoewel ze geregeld haar ogen even opendoet, dommelt ze steeds weer weg. Ik voel een enorme knoop in mijn maag ontstaan en ik weet totaal niet hoe ik met deze situatie om moet gaan. Ik zou het liefst ontzettend hard wegrennen, maar diep binnenin mezelf voel ik de verplichting om er voor haar te zijn. Ik heb haar hand vast en maak met mijn duim zachte, aaiende bewegingen over haar knokkels. De verpleegster zegt dat ik tegen haar kan praten, dat helpt vaak bij het wakker worden.
‘Hey… Ik weet niet wat je er nu allemaal van meekrijgt, maar we zijn in het ziekenhuis en alles is goed verlopen. Voor hoever je deze situatie goed kunt noemen. Jouw kindje is hier, in het wiegje en het is een prachtig kindje Daan. Daar heb je echt je best op gedaan… Ik vind het zo erg voor je, je hebt er zo naar uitgekeken…’ - Er wordt even kort in mijn hand geknepen en wanneer ik zie dat ze haar ogen open heeft, geef ik haar een kus op haar hand.
‘Hey, je bent wakker.’
‘Waar is ze?’ – vraagt ze met krakerige stem.
‘Ze ligt hier naast je.’
Ik loop naar het wiegje en pak het kindje op, het is zo ontzettend klein. Als ze het bundeltje in haar armen heeft, zie ik een uitdrukking op haar gezicht die ik nog nooit bij iemand anders heb gezien. Er straalt zo ontzettend veel liefde en tegelijkertijd zo’n immens verdriet vanaf. Er zijn geen tranen, er is geen gesnik, ze zit half rechtop in bed en liefkoost haar kindje in totale stilte. Ik blijf op afstand, het voelt namelijk niet goed om haar te storen tijdens een van de enige momenten die ze met dit kindje kan hebben. Ze wiegt het op en neer, streelt meerdere malen heel zacht langs het gezichtje. Ondanks mijn enorme brok in mijn keel, krijg ik weer dat ontzettend warme gevoel van binnen dat ik ook heb gehad toen ik haar met haar twee kinderen vanuit de opvang naar de auto zag lopen. Hier bovenop nog een berg aan bewondering, ze is zo ontzettend rustig…
Nadat ik een poosje op afstand heb gestaan, gebaart ze naar me dat ik erbij kan komen. Ik ga weer naast haar bed zitten en weet eigenlijk niks te zeggen, het is zo’n ontzettend kwetsbaar moment.
‘Ze is zo ontzettend mooi…’ – Ze kijkt me even aan voordat ze weer naar haar kindje kijkt.
‘Ja…’ – meer weet ik niet uit te brengen.
De verpleegster komt binnenlopen en vraagt hoe het met Daniël gaat of ze pijn heeft en condoleert haar. Je kunt duidelijk zien dat ook de verpleegster wat emotioneel is als ze Daniël met haar kindje in haar armen ziet. Ze checkt de apparaten en stelt nog wat vragen, waar Daniël tot mijn enorme verbazing heel kalm op antwoord. Tot het moment dat de verpleegster kenbaar maakt dat er naar de afdeling gebeld is dat er een man genaamd Niels gevraagd heeft naar haar en dat hij gezegd heeft dat hij haar man is. Ik zie voor een heel klein moment haar gezicht vertrekken, maar ze antwoord dat het inderdaad klopt dat Niels haar man is.
Laatst bijgewerkt door
soeboenoe op 14-01-22 17:05, in het totaal 1 keer bewerkt
"Elk afscheid betekent de geboorte van een herinnering"
s. Dali