[VER] Animis

Moderators: Muiz, Firelight, Maureen95, NadjaNadja, Essie73

Antwoord op onderwerpPlaats een reactie
 
 
Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

[VER] Animis

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 10-10-16 15:19

Lang geleden begon ik een verhaal getiteld Animis. Ik heb het nooit afgemaakt, maar het heeft altijd een speciaal plekje in mijn schrijvershart gehouden. Ik heb recentelijk besloten om het verhaal te herschrijven en het nieuw leven in te blazen. Het is nog een work in process, maar ik hoop dat jullie me zullen vergezellen tijdens het schrijven van dit verhaal, wat nu hopelijk wel af gaat komen. Laat een review achter als je het leest, het motiveert het schrijven :).

Animis

“Al wat leeft heeft een ziel, en al wat sterft laat de ziel vrij gaan, want een ziel kan nimmer sterven. Wanneer een mens sterft, zoekt de ziel een binding tot de wereld in een pasgeboren kind, en wordt zo weer aan de wereld gebonden. Het is niet enkel de mens die een ziel bezit: al wat leeft bezit het, zo ook een dier. Wanneer een dier sterft zal de ziel een ander dier vinden om zich aan te binden. Soms kan de ziel geen dier vinden om zich aan te binden, en bindt zich in plaats daarvan aan een pasgeboren kind. Het kind met de dierenziel is vanaf dit moment geen mens en geen dier, maar een Animis. Animi zijn continu in strijd met hun dierlijke impulsen en zijn bijzonder gevaarlijk. Een voorzichtige aanpak is geboden, gezien deze Animi geen controle hebben over hun eigen leven en tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen.”

Marcellus, 300 voor Aanvang Datering.

Hoofdstuk I: Ves
______________________________________


Ves is een wolf. Het was de eerste gedachte die door Leah’s hoofd schoot toen ze Ves op het bed zag zitten. Haar kamergenote had haar ogen strak gericht op de muur, haar vingers om het krijtje gekromd alsof het een prooi was die ze in haar klauwen had genomen en nooit los zou laten. Leah hoorde buiten de deur het karakteristieke gestommel dat haar vertelde dat het bijna tijd was voor het ochtendwaken, maar Ves liet zich er niet door tegenhouden. Met vaardigheid die alleen kan ontstaan door jarenlang routineuze handelingen tekende Ves de lijnen op de spierwitte muur waartegen hun stapelbed stond. Het was niet toegestaan, officieel, maar na jarenlange ervaring had Het Kantoor geleerd dat het makkelijker was om het te accepteren dan om het aan te vechten. Ves vocht niet totdat ze werd uitgedaagd, maar vocht met de ontembare furie van een jagende wolvin wanneer gekrenkt. Een instabiele vrede had zich tussen Ves en Het Kantoor gevestigd. Tussen Ves en mijzelf ook, trouwens. Dacht Leah bij zichzelf, terwijl ze zich omdraaide en haar pen oppakte. Haar eigen handschrift staarde haar aan vanaf de brief op het bureau. Een krullerig meisjeshandschrift dat sprak in woorden die haar vreemd in de oren klonken.

Lieve Papa… Ik weet dat je je zorgen maakt, maar je moet weten dat het niet nodig is. Ik weet waarom ik hier zit, en ik ben liever hier dan dat ik een gevaar ben voor de samenleving. Hopelijk kan ik ooit terugkeren. Heb ik al wel eens verteld over Ves? Ves is

Het is waar ze gestopt was met schrijven, want wat was Ves? Een wolf, maar wat verder? Het kantoor noemde haar Vesper, maar het was een naam die Leah nooit voor haar kamergenote had gebruikt. Het kantoor voornamen en achternamen voor iedereen, zelfs voor degenen die hun eigen achternaam niet meer wisten of niet meer wilden weten. maar het kantoor had geen achternaam voor Ves. Op Leah’s vragen naar haar verleden of familie had Ves nooit anders geantwoord dan met een sarcastische opmerking, een onverschillige schouderophaling of een vraag die Leah evenmin wilde beantwoorden. Alles wat Leah wist over haar kamergenote was wat ze kon zien: Ves zou ongeveer twee jaar ouder dan zij en was minstens vijf centimeter groter. Donkerbruin haar viel om een diamantvorming gezicht heen tot aan haar schouders. Leah’s ogen volgde de lijn van een litteken dat zijn oorsprong vond aan de linkerzijde van haar nek en doorliep tot onder haar kleren, richting haar rug. Ze vroeg zich af wat er ooit met Ves was gebeurd dat haar het litteken op haar rug en de afwezige blik in haar amberkleurige ogen had gegeven.

“Ben je er nog steeds niet uit wat ik ben?” Ves’s stem klonk vanaf het bed en Leah draaide zich om te zien dat Ves zich had omgedraaid en nu op de rand van het bed zat. Ves leek niet boos, leek niet eens nieuwsgierig over wat haar kamergenoot van haar vond of geïrriteerd dat ze werd besproken in brieven van anderen. Leah concludeerde met enige irritatie dat Ves de combinatie en onverschillig en neerbuigend was die ze altijd was. Het irriteerde Leah meer dan het feit dat haar kamergenote geen enkele problemen had met het schaamteloos meelezen van haar brieven en ze legde haar pen met iets te veel kracht terug op de tafel.

“Nee,” Leah stopte de brief in de bovenste lade van het stalen bureau en draaide zich om naar Ves, “Want ik heb geen idee wat voor achterlijk iemand je moet zijn om de hele dag hetzelfde figuur op de muur te tekenen of te denken dat je de brieven van andere mensen zomaar mag lezen.” Het was oneerlijk om het gedrag van haar kamergenote te beoordelen, dat wist ze. Ves had haar ooit toevertrouwd dat het tekenen op de muur een manier voor haar was om een wereld die zij niet kon verdragen te controleren. Had haar verteld dat het tekenen op de muur haar hielp om de wolf in haar ziel te kalmeren en te kunnen functioneren binnen een wereld die niet voor haar gemaakt leek te zijn. Ergens in haar ziel begon een schuldgevoel te knagen in Leah, maar Ves leek niet gedeerd door haar uitspraak: een schuine glimlach vormde zich in haar mondhoek.

“Leah, als we normaal waren zaten we hier niet, of wel dan?”

Leah zuchtte en antwoorde met een kleine, ietwat bittere glimlach. “Is dat wat ik moet schrijven? ‘Ves is abnormaal’?”.
Ves strekte zichzelf uit als een kat en plofte neer op het harde matras waarvan Leah wist dat het niet veel comfortabeler was dan op de grond zelf liggen. “Ik zou zelf een ‘gevaar voor de samenleving’ suggereren, maar die beschrijving is al bezet las ik.” Haar bruine ogen waren gericht op de lade waarin Leah de brief had verstopt. Leah vroeg zich af of Ves de exacte woorden die ze gebruikt had in haar brief allemaal nog zou kunnen opdreunen. Haar kamergenote had een angstwekkend goed geheugen wanneer ze het wilde.

“Ik stel me voor dat je vader daar iedere week over dubbel ligt. Lieve Leah een gevaar voor de samenleving.” Vervolgde Ves. Leah zuchtte en schudde haar hoofd, even geïrriteerd als geamuseerd door haar kamergenote. Ves had haar nooit serieus genomen, zoals Ves weinig dingen in de wereld serieus nam.
“Ves. Je weet dat we een gevaar zijn voor de samenleving.” Legde ze uit. “’Je eigen gevaar onderschatten is het grootste gevaar voor een Animi’, is dat niet wat onze professoren altijd zeggen?”
Ves zweeg en bestudeerde haar kamergenote een paar seconden, zoals een wolf een prooi inspecteert voordat hij besluit aan te vallen of zich terug te trekken. “Jij bent niet gevaarlijk, Leah. Jij lijdt liever dan dat je iemand anders iets aan doet.” Besloot ze. Ves zweeg even en de glimlach verdween van haar gezicht. “Maar ik, Leah… Ik ben wél gevaarlijk. Niet vanwege wat Het Kantoor zegt, of vanwege die onzin.” Ze gebaarde naar het dikke, gebonden boek waar in grote blokletters ANIMIS op geschreven stond, “Maar vanwege wie ik ben.”

Leah schudde haar hoofd. “Dat geloof ik niet.”
Het was het type uitspraak waarop Ves zou moeten reageren met een schamperende opmerking of een spottende blik, maar Ves zweeg. Haar mond vertrok zich voor een seconde tot een melancholische glimlach, alsof ze terugdacht een grap waar ze jaren geleden om had gelachen, maar nu enkel nog met bitterheid aan terug kon denken.

“Oké.” Antwoordde ze zacht en even leek ze niet in de toren te zijn. Ze schudde haar hoofd en draaide zich om. Leah kon haar kamergenotes handen zien trillen terwijl ze de vormen tekende op de muur en vroeg zich af of ze ooit de woorden zou kunnen vinden om Ves te beschrijven.

Hoofdstuk II: Gevangenissen
______________________________________



Tijd was een abstract concept in het complex. Dagen begonnen wanneer de lichten aan gingen en eindigden wanneer ze doofden, maar Leah had al jaren geen tijden in uren, minuten of seconden gehoord. Ze wist dat Het Kantoor roosters had vol met groepen en lessen op tijden, maar ze waren haar onbekend. Haar rooster werd bepaald door de glanzende stalen armband die ze dag en nacht droeg. De felblauwe display toonde momenteel dat het ochtendwaken op het punt stond te beginnen, waarna Leah vermoedde dat ze naar een klaslokaal begeleid zou worden. Leah had geprobeerd haar roosters te onthouden, maar steeds wanneer ze daarin was geslaagd, leek het rooster te veranderen. Ves had ooit opgemerkt dat het haar nerveus maakte, de onzekerheid. Direct erna had ze opgemerkt dat dat waarschijnlijk exact de bedoeling was.

“Opstaan dames! Open de deur!”. De bekende stem van Noah klonk buiten de deur en Leah voelde de scherpe vibraties van de armband om haar pols. Bewakers waren door torenregulatie niet verplicht om zichzelf woordelijk aan te kondigen en Animi werden geacht te reageren op de zoemende armbanden. Dat Noah hen groette was een persoonlijke keuze.

“Goedemorgen Noah.” Begroette Leah haar bewaker beleefd. Noah was niet veel ouder dan zijzelf: een jongen met een knap maar pokdalig gezicht, sluike bruine haren en een slungelig postuur. Zijn grijsblauwe uniform deed hem er ouder uit zien dan hij daadwerkelijk was en leek even beklemmend voor hem als de kamer voor Leah voelde.
“Goedemorgen, Leah.” Groette de bewaker, terwijl hij een armband om Leah linkerarm deed. Leah voelde de magnetische kracht van de handbanden haar handen onmiddellijk naar elkaar toe trekken en knikte naar Noah om aan te geven dat de handboeien goed waren ingesteld.
Noah glimlachte en keek langs haar richting Ves, die op het bed zet en geen aanstalten leek te maken tot opstaan. “Ves, komt er nog wat van?”

Ves zuchtte alsof ze net gevraagd was om de hele afstand naar de oostervleugel van het Complex af te leggen. Ze hees zichzelf van haar bed af en sjokte richting Noah. Het was een toneelstuk dat Ves iedere ochtend opvoerde en het herinnerde Leah aan de reden dat ze haar kamergenoot met enige regelmaat zou willen inruilen voor een plek in solidaire cel.
“Ves!” Siste ze geïrriteerd en ze kon zweren dat Ves een grijns onderdrukte terwijl ze haar handen uit stak naar Noah en toestond dat hij haar armband omtoverde in handboeien. De boze blik die Leah haar kamergenote toewierp ging verloren terwijl ze achter haar bewaker aan het hallenstelsel van het Complex in liep.

______________________________________


Het hallenstelsel van het complex leek eindeloos groot. Leah had geen idee hoe groot het complex daadwerkelijk was of hoe het eruit zag van buiten. De keren per dag dat zij en Ves uit hun kamer werden gelaten, werden ze door hun bewakers begeleid naar hun lokalen. De gangen die de lokalen met elkaar verbonden waren identiek aan elkaar en werden af en toe enkel onderbroken door een bocht naar links of naar rechts, of door de deuren waarachter meer kamers van Animi zich bevonden. Het was vrijwel onmogelijk om de weg te vinden door het stelsel: een effectieve manier om Animi die uit hun kamer ontsnapten binnen het complex te houden, had Ves opgemerkt. Ves was altijd beter geweest in begrijpen waarom de wereld om hun heen was zoals zij was. Leah kon haar enkel beleven, steeds net buiten bereik van begrip van waarom.

De tocht door het doolhof van gangen naar de eetzaal duurde onnodig lang, grotendeels omdat Ves zich niet door Noah liet motiveren om ook maar enige haast te maken en Noah te onzeker was om haar te durven aansporen dat wel te doen. Leah wist dat ze zich gelukkig moest prijzen dat ze een onervaren, zachtaardige bewaker hadden getroffen, maar soms wenste ze dat iemand Ves een keer zou afstraffen voor haar gedrag. Wellicht hoefde ze dan een keer niet haar ontbijt in een paar minuten naar binnen te werken.

“Hier zijn we dan. Bijna op tijd.” Kondigde Noah aan toen ze zich bevonden voor de stalen deur waarachter de eetzaal lag. “Je weet hoe het werkt.” Instrueerde hij Leah, terwijl hij de armband van haar linker pols af haalde. De bevrijding van de magnetische kracht die haar handen bij elkaar hield was altijd een prettig gevoel en ze glimlachte naar Noah voordat ze grote zaal, momenteel dienstdoend als eetzaal, binnen liep.

De grote zaal was een imposante zaal: het was verreweg de grootste zaal in het complex waar Leah ooit was geweest. Lange tafels stonden opgesteld in rijen waaraan Animi al plaats hadden genomen op hun vaste plekken. De eetzaal was, net als de andere ruimtes in de toren, enkel belicht door kunstlicht, wat vandaag ingesteld leek te zijn in de tint van een aarzelende zon. Net genoeg om de herinnering op te wekken aan hoe zonlicht op de huid voelde, maar niet genoeg om iemand te doen vergeten dat de zon een zeldzaamheid was geworden Het flauwe licht herinnerde Leah aan dagen van witte jurkjes met kanten randjes en blote voeten op gras. Het herinnerde haar aan de lach van haar moeder en aan het landhuis dat te groot was geworden voor een gebroken familie. Ze vroeg zich af of de zon, kunstmatig of echt, ooit weer zo fel zou kunnen schijnen als ze die dagen had gedaan. Ze schudde de gedachtes van zich af en richtte haar blik op de gegraveerd in de muren rondom de zaal: Het grootste gevaar is vergeten wie je bent.

“Schiet op.” Een ongeduldige stem klonk achter haar en Leah realiseerde zich dat ze zich zonder te denken had begeven naar het buffet, maar al enkele minuten roerloos stil had gestaan. ‘Buffet’ was de sarcastische term die de Animi gebruiken om de machines aan te duiden waaruit ontbijt, lunch en diner werden verstrekt. Leah koos de linker machine, die liefkozend Trouwe Bep werd genoemd, en liet de machine haar polsband zien. Trouwe Bep beloonde haar onmiddellijk door het verstrekken van een portie ontbijt. Of wat er voor door moest gaan.

“Lekker op tijd.” Grijnsde Mason toen Leah eindelijk met haar ontbijt aan kwam haar vaste plek aan één van de lange tafels. Zijn groene ogen twinkelden vanonder de zwarte lokken die bijna over zijn ogen vielen. Leah rolde met haar ogen. Ze hoefde niks uit te leggen. Een snelle blik over haar schouder leerde dat Ves bij het buffet stond, maar weinig haast leek te maken in het ontvangen van haar ontbijt. Het stookte de irritatie met haar kamergenote die Leah bijna vergeten was weer op en ze prikte haar vork in de kruimige aardappel, die dramatisch uiteen viel bij het eerste contact. Ze verdacht hun ontbijt er sterk van te bestaan uit de resten van het diner van de vorige dag. Uit irritatie over de kruimige aardappel en het ontbijt-dat-eigenlijk-een-diner-was, ramde ze haar vork net iets te hard in de gekookte wortel, het geluid van de vork tegen het bord deed Mason ineen krimpen.
“Met het goede been uit bed gestapt?” Vroeg Mason luchtig. Hij was een ranke jongen met een ingevallen gezicht dat gemaakt leek te zijn voor tragedie, maar altijd een lach droeg.
“Lach maar.” Mompelde Leah en ze schudde haar hoofd.
“trek het je niet zo aan. Je weet dat ze het daarom juist doet, hè?” Adviseerde Mason terwijl hij een aardappel in zijn mond stak. Leah zuchtte en besloot haar irritatie af te richten op wat voor vlees moest doorgaan in de toren. “Jij hebt makkelijk praten.”
“Ik hweb een awdappwel in mijn mwond, ik kan hwelemaal nwiet pwaten.” Grapte Mason. Leah grijnsde en schudde haar hoofd. Het complex was niet altijd een prettige plaats, maar Mason had de gave om alles beter te laten lijken, om haar even te kunnen laten lachen in een wereld die niet voor hen gemaakt leek te zijn. Het was één van de redenen dat de etenstijden in de grote hal haar favoriete tijden van de dag waren. Animi werden gewoonlijk ver van hun kamergenoot af ingedeeld tijdens etenstijden, wat het een van de weinige momenten waren dat Leah haar irritatie over haar kamergenoot kon uiten en de indringende blik van Ves kon verruilen voor de lachende ogen van Mason.
“Ik zweer het, je bent gek Mason.” Lachte Leah.
Mason haalde zijn schouders op. “Ik zit niet voor niets hier.”

______________________________________


Het duurde niet lang of het monotone gezoem vertelde haar dat haar korte pauze van haar kamergenootje voorbij was. Ze begaf zich naar Noah, waar ze opnieuw minutenlang op Ves wachtte totdat ze eindelijk naar het klaslokaal begeleid kon worden. Tot haar grote irritatie waren ze, zoals gewoonlijk, de laatste studenten in de klas. De klassen veranderden regelmatig en Leah was niet zeker hoe het systeem werkte, maar had wel vernomen dat er verschillende programma’s waren die Animi in de toren konden volgen. Tot voor kort had Mason in haar klas gezeten, maar hij was recentelijk overgeplaatst naar een nieuwe groep waar sport en handvaardigheid een belangrijk deel van het curriculum innamen.

Leah plofte neer op de stoel en richtte haar aandacht op haar docent: een kleine schuchtere man die ze gewoonlijk ‘Haas’ noemde. Zijn echte naam had ze nooit gehoord, of in ieder geval niet onthouden.
“o-oh kee, goedemorgen.” Begroette Haas de klas nerveus. “V-vandaag hebben we een o-onverw-wachte toets.” De woorden van de professor deed geluiden van ongenoegen opstijgen uit de klas die de kleine man achter zijn bureau deden springen.

“Stil!” Piepte Haas. “O-of moet het Kantoor het horen?”
Het was een effectief dreigement. Het Kantoor was de dreiging die onuitgesproken in de lucht hing in iedere interactie tussen Animi en bewaker, Animi en docent en tussen Animi zelf. Leah was zelf nooit in contact geweest met het Kantoor, maar wie er was geweest kwam nooit hetzelfde terug. Sommigen keerden zelfs helemaal niet terug.

Haas leek te zijn gesterkt te zijn in zelfvertrouwen door de reactie van de klas op zijn dreigement en schraapte zijn keel. “De toetst betreft Animi in de geschiedenis. Bekijk de filmfragmenten en schrijf op wat voor Animi ze zijn en hoe hun dierlijke ziel hun beslissingen heeft beïnvloed.” Leah zuchtte; het was een toets die wel vaker werd afgenomen en waarin ze nog nooit goed had gepresteerd. Hoe hard ze ook studeerde: de beelden van Animi leken allemaal hetzelfde te zijn voor haar. Als ze niet van zichzelf begreep welk dier in haar ziel schuilde, hoe kon ze het ooit in anderen herkennen? Ze friemelde nerveus aan de draad waarmee haar pen aan haar bureau vast zat en probeerde zichzelf te kalmeren terwijl ze een uur van complete verwarring anticipeerde.

“Leah. Rustig.” Klonk de stem van Ves naast haar. De rustige toon van Ves deed weinig om Leah te kalmeren. Ves was altijd beter geweest in de lessen dan zij, altijd scherper en intelligenter. Ves had makkelijk praten. Ves gaf haar een scheve glimlach toen ze haar kamergenote zoveel vertelde, een glimlach die leek alsof haar kamergenote iets wist wat zij niet wist, iets begreep wat zij niet begreep en iets kon wat zij niet kon.

“Stil. Ik moet me concentreren.” Snoof Leah, en ze richtte zich op het grote scherm, waar beelden op verschenen waren van een lange, kalende man in een lange jas die een volk leek toe te spreken. Ze hoorde hoe de pennen op papier begonnen te krassen om haar heen, maar haar eigen pen rustte ongebruikt in haar hand. Ook de volgende beelden van een lange vrouw met een scherpe blik en een imposant kapsel vertelde haar niks.

Leah voelde tranen prikken in haar ogen terwijl ze naar de reeks van Animi staarde die langs kwamen op het scherm voor haar. Ze dacht terug aan de spreuk die steeds weer herhaald werd in haar boeken, in de letters in de grote zaal, in de woorden van haar professoren: Het grootste gevaar is vergeten wie je bent. Leah wenste dat ze kon weten wie ze was, dat ze kon weten wanneer ze was veranderd van een simpel meisje met kanten jurkjes en blote voeten, tot iemand die opgesloten moest worden voor haar eigen veiligheid. Ze vroeg zich af of Ves vrede had gesloten met haar eigen bestaan, of dat ze net als zij gevangen was, niet binnen de muren van het complex, maar in haar eigen ziel: tussen mens en dier.

Ze vroeg zich af welke gevangenis ze het eerst zou ontsnappen.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft


Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 10-10-16 19:56

LoveBodin schreef:
Ziet er goed uit TS!!
Hier en daar een spelfoutje, of een woord vergeten, maar het leest lekker weg!

Dankje :). Ik zag net inderdaad wat foutjes. Ook staat er af en toe toren in plaats van complex omdat dit in het oude verhaal zo was, haha. Dat moet ik nog even afleren.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft


Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Re: [VER] Animis

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 11-10-16 14:38

Verder niemand? :')

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 12-10-16 11:20

leestmee schreef:
Interessant verhaal. Ik lees mee.
Up

Je naam klopt zie ik :Y) dankjewel :).

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 13-10-16 11:58

Ilayla schreef:
Ik ook! Las het gisteren, maar had nog niet gereageerd. Ben benieuwd naar het vervolg.

Leuk dat je mee leest :) nieuwe hfst is is de maak :j

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 14-10-16 21:36

Hoofdstuk III: Roofdieren
__________________


Twee groene ogen staarden naar haar. Ogen die iets leken te zoeken waarvan ze wisten dat het bestond, maar wat ze nimmer zouden kunnen bereiken. Alsof ze iets probeerden te zien dat zich verschool in hun ooghoeken of alsof ze tegen de zon in sterren probeerden te tellen. Ze waren menselijk in hun wens te begrijpen, maar dierlijk in hun onvermogen om erin te slagen.

Alles leek normaal, verder. Zo normaal dat de ogen zelf zich soms afvroegen of ze werkelijk naar iets staarden wat gevaarlijk was. Ze zagen roodblonde haren die vielen over smalle schouders. Een puntige, smalle neus en een bleke huid met sproeten, enkelen verdwaald richting het voorhoofd en de kin. Er waren geen geelgroene ogen, geen vaalbruine haren of wilde blikken zoals degene die bij haar kamergenote zo duidelijk verraadden welk dier zich in haar ziel had verscholen. Ze viel op in haar onopvallendheid, vervreemd van degenen om haar heen door haar menselijkheid.

“Wie ben ik, Ves?” Leah kon haar blik niet afwenden van haar spiegelbeeld, kon niet stoppen met zoeken, in de hoop dat ze op een dag de vraag niet meer zou hoeven stellen. “Wat ben ik?”
“Leah, ik vrees dat als je mij om advies begint te vragen, heeft deze plek je eindelijk tot waanzin gedreven.” Ves zat omgedraaid op haar bed, het stompje wat nog over was van haar krijtje in haar handen geklemd.
“Je weet dat ik het niet zie, Ves.” Antwoordde Leah, lichtelijk geïrriteerd. "Jij ziet het.”
“Ik zie het.” Antwoordde Ves langzaam, alsof ze haar woorden afwoog. “Maar wat zou je ermee opschieten als ik het je vertelde?”
“Ik zou weten wie ik ben.” Verzuchtte Leah, haar ogen afwendend van het spiegelbeeld dat ze niet kon begrijpen.
“Je naam is Leah Ridgeford, je bent zeventien jaar oud en te goed voor deze wereld.” Ves haar geelgroene ogen waren indringend terwijl ze haar kamergenote bestudeerden, alsof ze de woorden die haar mond spraken probeerden te bevestigen. “Je gelooft dat je een monster bent voor de samenleving omdat het je verteld is, terwijl iedereen die je kent begrijpt dat je je leven zou neerleggen voor je grootste vijand. Je bent goedgelovig, vergeeft mensen te snel en bent waarschijnlijk de enige persoon in deze plek waar de neurotische wolf met de dwangneigingen enigszins mee overweg kan.” Ze glimlachte, en ogen die zo star konden zijn leken zachter, alsof ze voor een moment besloten om Leah een glimp van de menselijkheid verscholen achter de wolf te laten zien. “Hoe de maatschappij je ook mag noemen, dat is wie je bent. Dat is hetgene wat belangrijk is.”

Leah slikte en wendde haar blik af van haar kamergenote. Soms, wanneer er geen strijd was tussen hen om te voeren en de enige oorlog in de kamer tussen zijzelf en haar eigen demonen was, was het Ves die de vrede terug kon roepen. Het waren de momenten dat ze zich herinnerde dat Ves ook net als zij niet alleen dier was, maar ook gewoon een meisje, verdwaald in haar eigen leven.
“Weet je Ves…” Ze schraapte haar keel en lachte zachtjes tegen zichzelf om de absurde relatie die ze met haar kamergenote had opgebouwd. “Soms vergeet ik dat je niet zo’n kolossale trut bent als je soms voordoet.”

Ves lachte. Het was de oprechte lach die ze weinig liet zien, de lach waarbij haar ogen een beetje dichtknepen, haar mond een beetje scheef trok en ze even wat minder apathisch tegenover de wereld leek. Het deed Leah’s hart een sprongetje maken en haar eigen mondhoeken krulden op tot een glimlach.
“Oké Leah.” Lachte Ves. “Als jij het zegt. Maar vertel het niet aan de rest, oké? Ik heb een reputatie.”
"Ik zou niet durven.” Antwoordde Leah met een grijns, de demonen in haar hoofd voor nu verdreven door de wolf die soms precies wist wat te zeggen.

________________________


“Er klopt iets niet.” Het waren de woorden waarmee Ves de gebeurtenissen die zouden komen voorzag. Leah lag op haar rug in bed, starend naar het plafond en in een gevecht verwikkeld met de gedachtes die haar niet met rust wilden laten. Ze draaide zich op haar zij en keek vanaf het bed naar beneden. Ves stond in de kamer en had haar armen over elkaar geslagen, ze leek gespannen, klaar om weg te sprinten wanneer er iets zou voorvallen.
“Wat bedoel je?” Leah fronste.
“Ik heb honger.” Antwoordde Ves simpelweg, en Leah werd zichzelf er van bewust dat ze zelf ook het zeurderige gevoel van trek ervoer. Hoewel het eten binnen het Complex gewoonlijk karig van kwaliteit was, was het genoeg om het hongergevoel af te houden.
“Korting op de rantsoenen?” Speculeerde Leah. Ze gooide haar benen over de zijkant van het stapelbed en liet zichzelf op de grond vallen. De betonnen vloer was hard en koud onder haar blote voeten en ze stapte snel haar schoenen in. De vloer leek Ves niet te deren en haar kamergenote bleef met een strakke blik naar de deur staren.
“Nee, dat is het niet.” Antwoordde Ves. “Het eten is laat.” Ze fronste. “We lopen achter op schema.”

“Hebben we iets gemist? Misschien is Noah ons vergeten te halen?” Leah keek naar de armband om haar pols. De blauwe display liet niets zien, geen tijd, geen bevel en geen schema. Het was normaal voor de display om leeg te blijven zolang de Animi geacht waren om in hun kamers te blijven, maar de lege, blauwe display was alleen maar meer verwarrend. “Ik heb ook niks gevoeld, misschien een probleem met het systeem?”

Ves schudde haar hoofd en liep richting de deur van hun kleine kamertje en duwde ertegen. De deur bewoog niet, rammelde niet eens op de manier dat aangaf dat het systeem, maar ouderwetste sloten waren die de deur dichthielden. “De armbanden werken nog, de deur is hermetisch gesloten en de lichten zijn aan. Het systeem werkt.” Ze kneep haar ogen toe. “Er is iets aan de hand, Leah.”
Leah voelde de rillingen over haar rug lopen. Verandering betekende zelden iets goeds in het complex.

Leah wist niet hoe lang Ves in het midden van de kamer had gestaan met haar ogen gericht op de deur, voordat er gestommel klonk buiten. Leah deinde terug in reactie, maar Ves stapte richting de deur, klaar om wat er ook zou komen te confronteren.
“Op de grond!” Klonk een gebrul door de deur en Leah wierp zichzelf zonder te denken op de betonnen vloer. Haar knieën schaafden over de vloer en deden een brandende pijn opbloeien. Ze hield haar adem in. Niet bewegen, niet dreigen, gewoon luisteren en er gebeurt niks. Ze zag uit haar ooghoeken hoe Ves naar de grond werd gewerkt door een bewaker die ze niet kende.

Twee bewakers stapten over haar heen en ze hoorde gerommel achter haar, voelde hoe de wind haar haren deed opwaaien wanneer de bewakers de dekens van hun bedden afhaalden. De kleine klerenkast waarin de uniformen van Ves en zij werden bewaard werd opengetrokken en Leah zag één bewaker de lades van haar bureau opentrekken en de brieven aan haar vader in zijn zakken proppen. Leah durfde nauwelijks te ademen, rook de muffe geur van het beton waar haar neus tegenaan werd gedrukt. Het lawaai van laden die werden opengerukt, lakens die werden opengescheurd en van zware voetstappen naast haar hoofd dreunden in haar oren, bijna meer dan ze kon verdragen.
“Ik heb Asset 563.” Klonk een stem. Het volgende moment werd Leah ruw opgeheven aan haar schouders en vonden grote handen de weg van haar schouders naar beneden. Leah verstijfde en kneep haar ogen dicht om te aanraking te negeren.
“Blijf van me af!” Leah’s ogen schoten open bij het horen van de gil van Ves. Het was onkarakteristiek: Ves was kalm in haar verzet, ze vocht met haar apathie en stilte. Leah draaide zich om, negeerde de bewaker en keek in de paniekerige ogen van haar kamergenote. “Laat me los! Ik vermoord je!” Ves vocht tegen de grip van de bewaker die haar vast had, gromde, beet en trapte. Leah zag iets in de ogen van haar kamergenote wat ze nooit eerder had gezien: angst.

“Niet hier! Neem ze mee!” Bulderde één van de bewakers, en ze waren weg zo snel als ze waren gekomen. Allemaal, behalve Noah, die voorzichtig naar binnen liep en aangaf dat ze weer konden gaan staan. Leah wierp een blik op Ves, die trillend tegen de muur op zat, haar ogen stijf dichtgeknepen en haar lichaam in zichzelf ingevouwen. Waar Ves ook was, ze was niet in het complex. Leah wierp een blik op Noah, die niet leek te weten hoe hij om moest gaan met deze Ves. Leah aarzelde even, maar draaide zich toen naar Ves en liep met snelle passen naar haar kamergenote toe. Ze negeerde Noahs aarzelende bevel om te blijven staan en legde voorzichtig haar hand op Ves haar schouder.

“Ves.” Fluisterde ze terwijl ze haar kamergenote zachtjes wakker probeerde schudden uit de nachtmerrie waarin ze was verdwaald. Ves verstijfde bij haar aanraking en Leah trok haar handen snel terug. “Ves. Ze zijn weg.” Probeerde ze, maar Ves leek weinig te kalmeren. Ze sprak tegen iemand maar Leah probeerde de woorden niet te horen. Ze waren niet bedoeld voor haar. Ze dacht terug aan de tijden dat ze zelf verdwaald was geweest in haar eigen hoofd, dacht aan hoe haar vader urenlang kon vertellen over de wereld en zijn avonduren erin. Ze herinnerde zich hoe haar vader had gesproken en deed het enige wat ze kon bedenken: ze vertelde een verhaal.

“Ik ben Leah Bethany Ridgeford. Ik ben zeventien jaar. Dat zeg ik omdat jij het zei, want ik heb eerlijk waar geen idee hoe oud ik ben. Volgens sommige mensen ben ik te goed voor deze wereld.” Ze glimlachte, ook al wist ze dat Ves te ver weg was om het te kunnen zien. “Ik deel mijn kamer met een meisje. Je kent haar misschien wel: lang, bruine haren en de mooiste, meest indringende ogen die je ooit in je leven gezien hebt. Ze is een beetje een kreng af en toe als ik eerlijk ben.” Ze zag de mondhoeken van Ves lichtjes omhoog trekken, zag hoe ze langzaam stopte met trillen terwijl ze uit het gat van haar eigen gedachtes trachtte te klimmen. “Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo op mijn zenuwen kan werken als Ves, en toch…” Ze reikte voorzichtig naar Ves haar hand, voelde de warme palm in de hare en streek voorzichtig met haar duim over de knokkels van haar kamergenote. “Toch weet ik dat ze een goed hart heeft.”
“Je bent waardeloos in het bewaren van geheimen, Leah.” Ves haar stem klonk zacht, nog ietwat onzeker, maar Leah kon een grijns niet onderdrukken toen ze zag dat haar kamergenote tot haar wereld was teruggekeerd.
“Welkom terug.” Fluisterde ze zachtjes, terwijl ze opstond en haar kamergenote omhoog hielp. Ves knikte, haar ogen zelfverzekerder, harder en meer zoals ze gewend was, maar haar gezicht nog zacht, jonger en kwetsbaarder. Ze sprak niet, maar haar ogen vroegen Leah om geen vragen te stellen en Leah knikte in een stil begrip. Ze wist niet wat er met Ves gebeurd was, maar iedere keer dat haar kamergenote het moest herleven, was één keer te veel.

Noah schraapte zijn keel, duidelijk ongemakkelijk. “We moeten gaan.”
“Ja… Oké.” Antwoorde Ves zacht en de schudde haar hoofd terwijl ze naar Noah liep en toeliet dat hij de handboeien om deed.
Leah slikte een brok in haar keel weg. Ze had vaak gewenst dat Ves zou stoppen met haar zwijgend verzet, maar nu haar kamergenote niet in staat leek om de oorlog voort te zetten, wenste ze dat haar kamergenote haar hakken in het zand zou steken en met koppige ogen liet zien dat een ziel niet getemd kon worden. Zelf liet ze zwijgend toe hoe Noah de handboeien om deed.

Zelf was ze nooit een strijder geweest.

________________________


De tocht door de gangen was verrassend stil. Ze had ergens chaos verwacht, rennende bewakers en verschroeide muren, maar alles leek compleet normaal: de muren waren wit en de gangen een doolhof.
“Waar gaan we heen?” Vroeg Leah voorzichtig, haar ogen gericht op Ves, die voor haar liep en af en toe met haar hoofd schudde alsof ze een gedachte probeerde uit te bannen.
“Stil.” Antwoorde Noah kortaf in een toon die serieuzer was dan Noah zelf leek. De toon klonk vreemd in zijn mond en Leah realiseerde zich dat hij bang was, op zijn hoede en niet in staat om iets anders te doen dan zijn bevelen volgen. Ze voelde haar hart tegen haar borst slaan terwijl door haar hoofd alle horrorscenario’s vlogen over wat er in hemelsnaam gebeurd kon zijn dat de bewakers hun kamer had doen binnenstormen.

Aangekomen bij de grote hal kon Leah zien dat de hal al vol stond met Animi. Ze keek verwachtingsvol naar Noah, verdere bevelen afwachtend, maar Noah leek zich ergens anders te bevinden en looste Leah en Ves zonder een woord te zeggen de hal in. Het schouwspel dat zich in de hal afspeelde, ontnam Leah van alle woorden die ze had uiten en deed haar hart tot in haar schoenen zinken.

Aan één zijde van de hal, waar de vloer iets hoger was en gewoonlijk toespraken werden gegeven, zaten een twaalftal Animi op hun knieën. Hun hoofden waren gebogen en sommige van hen leken buiten bewustzijn. Meer bewakers dan Leah ooit bij elkaar had gezien stonden op het podium. Sommige leken beduusd, anderen scholden de Animi. Een enkeling durfde het aan een rake trap uit te delen, wat een gekerm op riep wat door de hal galmde.

“Wat….” Fluisterde Leah in afgrijzen terwijl ze het schouwspel in zich opnam. Ze hoorde het geroezemoes van de Animi om haar heen, maar kon geen gesprekken opvangen. Ze draaide zich om naar Ves, maar haar kamergenote stond met een gelijkende blik van afgrijzen te kijken naar wat er zich afspeelde.
“Leah!”. Hij het horen van haar stem draaide Leah zich om, en het volgende moment werd ze geconfronteerd met het betraande gezicht van Eliza. Haar gewoonlijk zorgvuldig gekamde blonde haar hing sluik om haar hoofd en tranen liepen over haar wangen. Eliza was niet ouder dan twaalf, een klein, kwetsbaar meisje met grote bruine ogen die de wereld nooit leken te kunnen bevatten. Reflexief probeerde ze haar handen op te tillen om het jongere meisje te troosten, maar de magnetische kracht hield haar handen strak bij elkaar.
“Eliza. Wat is er gebeurd?” Leah wierp een korte blik op het podium, waar nu iemand het podium op liep die Leah nog nooit eerder had gezien: een lange vrouw met scherpe ogen en een spitse neus.
“Ze…. Ze zeggen dat er een ontsnapping is geweest.” Eliza’s stem trilde. “Een van de nieuwelingen. Ze hebben… ze hebben alle nieuwelingen opgepakt.” Haar bruine ogen richtten zich op het podium en Leah zag hoe haar onderlip begon te trillen bij het aanzicht. “Ze gaan ze straffen, Leah. Ze denken dat ze afspraken hebben gemaakt, dat ze… dat ze weten waar hij is.”
“Een ontsnapping?” Leah’s ogen werden groot. Ze had in alle jaren nog nooit van een ontsnapping gehoord. Wel pogingen, maar niemand kwam ooit verder dan buiten zijn kamer.
Eliza knikte. “Ja.. Ze zeggen dat hij nog niet gevonden is.” Fluisterde ze, haar handen trillend terwijl ze nerveus om zich heen keek. Leah slikte en voelde een rilling over haar rug lopen.

“Animi!” Een onbekende stem galmde door de hal. De onbekende vrouw had plaatsgenomen voor de geketende Animi en keek met scherpe ogen de zaal in. “Jullie kennen mij niet, maar ik ken jullie wel. Ik weet wie jullie zijn, weet hoe het beest in jullie ziel schuilt. Ik heb respect voor ieder van jullie die het dier kan temmen, maar vandaag hebben we moeten aanschouwen waarom het Complex bestaat.” Ze zweeg een moment, liet haar woorden de lucht in de grote zaal vullen. “Eén van jullie heeft de goede naam die we proberen op te bouwen voor de Animi, opnieuw in het roet gewerkt. Eén van jullie heeft de regels gebroken en heeft zijn kamer verlaten zonder toestemming. Dit heeft één bewaker het leven gekost en zijn kamergenoot, die hem probeerde tegen te houden, heeft ook de dood gevonden in zijn acties.” Haar blik was doordringend en Leah deinsde terug bij het aanzicht ervan. “De rebel is nog voortvluchtig en we weten dat hij ergens in het Complex is. Het is jullie plicht om het de dichtstbijzijnde bewaker in te lichten als je enige informatie hebt over de rebel.” Ze draaide zich om en liep naar de Animi achter haar. “Anders zullen we genoodzaakt zijn om…”

Een oorverdovende knal klonk, een geluid als een schot. Leah sprong up en voor een moment dacht ze dat de vrouw op het podium één van de Animi tot een voorbeeld had verheven, maar het volgende moment hoorde ze het gegil. Het klonk achter haar. Ze draaide zich om, net op tijd om te zien hoe een lichaam richting de vloer klapte. Ze zag het, maar kon het niet verwerken en haar benen begaven zich naar de plek om te bevestigen wat ze niet kon geloven. Het gegil om haar heen voelde oorverdovend en ver weg tegelijkertijd. Ze voelde hoe haar voeten op de vloer klapten terwijl ze haar weg door de Animi baande, hoorde hoe Eliza haar toeriep om te stoppen, maar ze moest het weten, moest zien of ze had gezien wat ze dacht te zien.

Ze voelde zichzelf wankelen en tot de grond vallen het moment dat haar ogen zagen wie er tot de grond was gestort: uitgestrekt op de grond, alsof hij een sneeuwengel probeerde te maken in zijn eigen bloed, lag Noah.
“We komen je halen, Leah.” Zei een onbekende stem, en Leah keek net op tijd omhoog om een glimps op te vangen van de twinkelende ogen van een jongen, voordat een tweede knal klonk en de jongen tot de grond klapte, het roofdier geveld op dezelfde wijze als zijn prooi.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 16-10-16 00:06

silverdapple schreef:
TS, heb je dit verhaal ooit eerder geplaatst? Op Bokt of ergens anders misschien? Ik zweer dat ik het herken (van lang geleden!).

Nou ja, it's safe to say dat je er een volger bij hebt. :o En nu ga ik gauw lezen, want dat heb ik in al mijn enthousiasme nog niet gedaan. :D

De vorige versie heeft op hetpaardenspel gestaan. Als je d ie hebt gelezen zul je enkele veranderingen opmerken. Met name in Ves :Y).

Bedankt voor de reacties :D

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Re: [VER] Animis

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 18-10-16 12:03

Bedankt :D ik ga het proberen. Nieuwe hfst is in de maak.

Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd naar jullie meningen over Ves en Leah en de dynamiek tussen die twee.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 27-10-16 13:58


Hoofdstuk IV: Vreemde gezichten
__________________


Dood was niet iets nieuws voor Leah. Ze was zes toen ze voor het eerst met het einde dat iedereen te wachten stond werd geconfronteerd. Van de weinige dingen die Leah zich herinnerde van haar jeugd, waren de herinneringen aan haar moeder het sterkste. Misschien was het daarom dat ze zich nog kraakhelder voor de geest kon halen hoe haar moeder eruit had zien de laatste keer dat Leah haar had gezien: haar handen gevouwen op haar bewegingsloze borst, haar ogen gesloten en haar dunne haren als een aureool om haar hoofd gewaaierd. Het had geleken alsof ze sliep. Het had uren geduurd voordat haar vader de kracht kon opbrengen om haar te vertellen dat ze niet meer wakker zou worden.

Het was duidelijk dat Noah niet sliep en dat hij nooit wakker zou worden. Zijn ogen lagen wijd open gesperd en keken bewegingsloos naar het hoge plafond boven hem. Zijn handen waren niet over elkaar gevouwen, maar rustten in een plas van het bloed van hem en zijn moordenaar. Zo vredig als de dood had geleken bij haar moeder, zo nodeloos gewelddadig en bloeddorstig was zij bij de onschuldige bewaker.

Leah kon geen woorden uitbrengen, kon niet schreeuwen, gillen of huilen. Ze kon alleen staren naar de plas bloed, die zich langzaam over de vloer uitbreidde. Ze was zich vaag bewust van geschreeuw om haar heen van paniek en van verzet, van voetstappen en van gesnik. De woorden die de jongen had gesproken drukten alles naar de achtergrond en spookten door haar hoofd terwijl ze haar blik richtte op de veroorzaker van zoveel onnodig geweld. Tot haar afgrijzen zag ze dat hij jong was, jonger dan zij, niet ouder dan vijftien met asblonde haren en groene ogen die levenloos naar zijn slachtoffer staarden.
“We komen je halen, Leah.” Had hij gezegd. Zuur roos op tot haar keel toen ze terugdacht aan de woorden, aan de gestoorde en vastberaden blik in de ogen van de jongen. Het brandde, maakte haar misselijk. De jongen had haar naam geweten en ergens wist ze dat dit geen gewone ontsnapping was die mis was gegaan, er speelde iets waar ze haar vinger niet op kon leggen en het maakte haar nerveuzer dan ze in al haar jaren in het complex was geweest.

Ze was zich nauwelijks bewust van het geweld waarmee ze door een onbekende bewaker terug naar haar kamer werd begeleid, te verward door de woorden van de jongen met de vreemde blik in zijn ogen.

______________________

Het plafond van het Complex van de toren was wit. Alles was wit in de toren. Wit of grijs. Het was één van de redenen dat het rood van het bloed zo fel had afgestoken tegen de vloer. Rood: een kleur die in de toren weinig voorkwam en onlosmakelijk verbonden was met bloed en geweld. Ze bracht haar hand omhoog en keek naar haar handpalm, naar haar vingers met afgebeten nagels. Ze zou het rood weer kunnen creëren als ze de dunne huid zou kunnen doorbreken, maar het zou nooit zoveel worden als op de vloer naast Noahs hoofd. Ze vroeg zich af hoeveel bloed er zou moeten vloeien in de toren voordat de belofte die de vreemde jongen had gedaan vervuld zou worden.

“Leah.” Ves haar stem was zachter dan ze gewend was, maar tegelijkertijd dringend, zoals een moeder een kind wakker schudt. Leah draaide zich om en zag dat Ves aan het bureau zat, het dikke boek met de letters ANIMIS opengeslagen op de eerste pagina. Ves leek niet te lezen, haar ogen gericht op haar kamergenootje. Ves beet op haar lip en leek een moment onzeker over wat ze moest zeggen, iets wat zo ongewoon voor Ves was dat het Leah nerveus aan de dunne deken deed plukken.

Ves slaakte een zucht, alsof ze zichzelf neerlegde bij het gebrek aan de juiste woorden. “Gaat het?” De woorden leken vreemd op de tong van haar kamergenote, voor wie emoties gewoonlijk iets leken om met handschoenen aan te pakken, of ver uit de buurt te blijven.
Leah sloot haar ogen en het aanzicht van haar bewaker liggend in het bloed te verbannen. Haar bewaker, Noah, gewoon een onschuldige jongen opgesloten in dezelfde wereld als zij.
“Hij was zo…. Dood.” De woorden vormden zich langzaam op haar lippen, aarzelend, alsof ze niet de woorden kon vinden om te beschrijven wat haar ogen hadden moeten aanschouwen.
Ze draaide zich om naar Ves, maar haar kamergenote leek geen woorden te hebben en wendde enkel haar blik af. Leah slikte en plukte aan haar nagels. Hoeveel ze haar handen ook waste en het vuil onder haar nagels vandaan haalde, er leek een viezigheid aan haar handen te kleven die ze niet kon schoonmaken.
“Hoe…” Ze schudde haar hoofd en zocht de blik van Ves. Ves, die de antwoorden leek te hebben op de vragen die ze zelf niet kon beantwoorden, die de donkere delen van de wereld begreep waar zij niets kon zien zonder licht. “Hoe doen mensen dat? Mensen … Doden.” Een rilling liep over haar rug bij de herinnering aan de ogen van de jongen. “Die jongen… Hoe… Hoe kies je ervoor om dat te doen?”

Ves hield haar blik vast voor wat minuten leek te duren, bewegingsloos op het nerveuze gewrijf van haar handen na. “Het is niet altijd een keuze, Leah.” Antwoordde ze traag, haar woorden één voor één gearticuleerd alsof ze over een mijnenveld liep en enkele stap het einde kon betekenen. “Degene die schiet is niet altijd de schurk, en degene die wordt beschoten niet altijd de held. Het hangt er vanaf wie het verhaal vertelt.” Ze zweeg een moment, haar blik afwendend. “Of dat is tenminste wat je jezelf vertelt.”

“Noah verdiende het niet om te sterven.” Besloot Leah fluisterend glimlachte verdrietig.
“Nee, hij verdiende het niet.” Ze pauzeerde even en zuchtte, schudde haar hoofd. “Welkom in de echte wereld, Leah.”

______________________


Het duurde niet lang voor het leven in het Complex zich hervatte. Het complex leek onveranderd op het eerste oog: de schema’s waren nog steeds de schema’s, de lokalen de lokalen en de docenten de docenten. De bloedvlekken in de grote zaal waren verwijderd en trouwe Bep was nog steeds de meest populaire machine. Wie beter keek zag echter dat de gebeurtenissen van die ene dag nog doorwerkten in het dagelijks leven in het Complex. Er hing iets in de lucht. Een onbesproken ontevredenheid en verontwaardigdheid over het lot van de Animi die de inwoners van de toren vooralsnog hadden geleerd te negeren. De lege plekken in de klassen vertelden van de Animi die gestraft waren voor de daad van één jongen. De kleine uitingen van verzet vertelden van de verontwaardiging gevoeld door klasgenoten: het treuzelen bij het halen van eten, het expres verkeerd aantrekken van uniformen en het weigeren van antwoord geven op vragen in de klas. Het was geen rebellie zoals beschreven in geschiedenisboeken, geen coup waar lieden over geschreven worden, maar het was de enige manier voor een groep van kinderen met reeds getemde zielen om strijd te leveren tegen de kooi om hun leven.

Het Kantoor liet de nieuwe geest van stille rebellie onopgemerkt voorbij gaan: nieuwe bewakers werden ingesteld, twee per kamer nu, en de kamers werden routineus doorzocht. Iedere ochtend werden de Animi tijdens het ochtendwaken grondig gecontroleerd, iets wat Ves sommige ochtenden terug voerde naar de plek waar ze die ene dag ook was beland. Leah had geen idee waar naar gezocht werd, maar was iedere ochtend blij wanneer het niet werd aangetroffen. Met de nieuwe rebellie, kwam een groeiende angst voor haar bewakers, die niet zachtaardig en twijfelend waren zoals Noah.

De meest intimiderende van de nieuwe bewakers was een lange vrouw met blonde haren die strak in een korte staart achter haar hoofd waren gebonden. Het deed haar ouder aanvoelen dan de leeftijd die haar feilloze huid en fitte figuur verraadden. Scherpe jukbeenderen en dunne wenkbrauwen maakten dat ze altijd een blik droeg die bij Leah de rillingen over de rug deed lopen. Ze was direct en sprak weinig buiten het geven van orders, die zelfs door Ves zonder vragen werden opgevolgd. Ze had een manier van bewegen, alsof ze haar orders van god zelf had gekregen, een manier van spreken alsof ze de profeet was van haar eigen religie. Leah bewonderde haar in die manier.

Minder intimiderend, maar nog steeds ver weg van lieve, zachtaardige Noah was een grote, brede man met kaken die altijd op elkaar geklemd leken te staan, zelfs wanneer hij sprak. Ves had gesteld dat hij een man uit de oorlog moest zijn: de manier waarop hij bewoog alsof hij altijd een strijd verwachtte, de behoedzaamheid waarmee hij handelde in de wereld en de blik in zijn ogen waarmee hij altijd zocht naar het volgende gevaar. Hij was grotendeels stilzwijgend en deed zijn best om het fouilleren van Ves zo voorzichtig mogelijk te doen, maar leek verder weinig begaan met het lot van de Animi onder zijn bewaking en bescherming. Ves had opgemerkt dat ze voor hem gewoon een onderdeel waren van zijn baan, niet meer, niet minder, en ergens was dat geruststellend.

Voor twee weken werden Leah en haar kamergenoot door de nieuwe bewakers aan de hand door hun nieuwe wereld geleid. De wereld die in zoveel aspecten hetzelfde was, maar net iets kouder, net iets gevaarlijker en niet iets minder voelde als thuis. Het duurde twee weken voordat de wereld die eerder op zijn grondvesten had geschud, naar beneden zou storten. De verandering kondigde zich aan met een geur die zo ver verwijderd was van de werkelijkheid in Het Complex dat Leah het bijna niet herkend, een prikkelende irritatie die haar deed omdraaien richting Ves. Ves, die op het bed zat en nauwelijks verbaast leek.

“Vuur.” Zei Ves.

______________________


“Wat?”
“Vuur.” Ves stond op van het bed en richtte haar blik op de deur, haar armen over elkaar geslagen en haar hoofd gekanteld als een puppy die de onbekende woorden van zijn eigenaar probeert te begrijpen. “Dat is wat je ruikt.”
Leah schudde haar hoofd, aan de grond genageld door de gedachte dat dingen op het punt stonden om onherroepelijk te veranderen. Een deel van haar had altijd gehoopt op verandering, maar een groter deel was bang voor wat er zou komen, bang dat het vuur dat ze rook niets meer dan as over zou laten van de wereld die haar thuis was geworden.

“Ves… Wat doen we?” Leah voelde haar ogen tranen en wist niet of het de rook was die haar ogen irriteerde, of de angst die haar om het hart sloeg. Ves wierp een korte blik in haar richting en liep naar de deur, maar de deur was gesloten. Buiten de deur was stilte, de prikkelende geur van rook de enige aanwijzing dat er iets gaande was buiten de deuren van het complex. Leah voelde hoe haar handen trilden en balde haar vuisten om het tegen te gaan terwijl ze haar ogen wanhopig op Ves bleef richten. Ves wist wat er zou gebeuren, Ves wist wat ze moesten doen, Ves begreep de wereld wanneer zij het niet kon.

Het knallende geluid van het slot van de deur dat open schoot deed Leah naar achteren springen, maar Ves stapte naar voren, bereid om wat door de deur zou komen te confronteren. Het openen van de deur deed een walm rook de kamer binnendringen en Leah kokhalsde toen de prikkelende lucht haar neus en mond binnendrong, voelde hoe haar ogen begonnen te tranen. Door haar tranen heen zag ze een figuur dat haar hart in haar keel deed springen, dat haar alle moed ontnam: haar bewaker.

Leah knipperde haar tranen snel weg en kon net op tijd naar achteren stappen om de grip van haar bewaker te ontwijken. Ze overwoog weg te duiken, langs haar bewaker heen te glippen en de gang in de rennen, op weg naar vuur of vrijheid dat daar wachtte. Ze wierp een korte blik op Ves, verwachtte dat de wolf het al op een vluchten had gezet, maar Ves stond doodstil, haar ogen gericht op de bewaker, afwachtend. Leah was nooit dapper geweest, kon alleen kort naar achteren stappen en haar moed bijeen schrapen om de bewaker te vragen wat er aan de hand was.
“Leah. Kom mee.” Zei de bewaakster kort, haar groene ogen waren strak op de hare gericht en besteedden geen aandacht aan haar kamergenoot. Haar arm strekte zich opnieuw uit en haar dunne vingers wikkeleden zich om Leah’s pols. Het gebruik van haar naam deed Leah fronzen en ze schudde haar hoofd.
“Wat er is aan de hand?” Vroeg ze opnieuw, ze richtte haar blik op Ves bij het uitblijven van de reactie van de bewaakster. Ves haar ogen was nog steeds strak op de bewaakster gericht, maar ze gaf geen antwoord op Leah’s vraag.
“Ves?” Leah hoorde haar eigen stem trillen, voelde hoe de bewaakster haar naar zich toe trok en de armband om haar vrije pols deed. Ze verwachtte de magnetische kracht die haar polsen bij elkaar zou houden, maar voelde enkel hoe de bewaakster haar handen naar elkaar toe forceerde en in haar oor fluisterde.
“Doe alsof.”

“Wat?” Leah draaide zich om en kruiste haar armen, wat een geïrriteerde blik opleverde van haar bewaakster, die haar handen opnieuw dwingend naar elkaar bewoog. “Hoe traag ben je?” Siste ze tussen haar tanden door, terwijl ze Leah bij haar schouders pakte en haar naar de openstaande deur loosde. “Doe alsof.”
Leah schudde haar hoofd, het begrip te langzaam dagend om te handelingen van haar bewaakster bij te houden. “Maar… Ves?” Stotterde ze, het idee van het achterlaten van haar kamergenote in een wereld van rook en onzekerheid angstaanjagender dan het volgen van de vreemde bewaker.

“Ze is hier niet voor mij.” Leah kon het niet helpen een korte zucht van opluchting te slaken toen haar kamergenote eindelijk sprak. Ze draaide zich om naar Ves, die een verdrietige glimlach op haar gezicht droeg terwijl ze naar Leah toe liep. Haar ogen waren anders dan normaal: verdriet en vreugde vochten voor een plek in haar stormachtige Irissen.
“Ze is hier voor jou, Leah.” Legde Ves uit en ze glimlachte flauwtjes terwijl ze een korte blik wierp op de bewaakster. “Ik weet niet hoe en ik weet niet waarom, maar je wordt gered, Leah.” Leah voelde de warme handen van Ves de hare omsluiten. “Dit is het, Leah. Dit is waar iedereen hier van droomt. Vandaan krijg je je vrijheid terug.”

De woorden van de vreemde jongen weerklonken in haar ogen en Leah realiseerde zich met een klap dat dit meer was dan de actie van één vreemde jongen, meer dan een willekeurige geur van rook en van een bewaker met vreemde bevelen. Ves had gelijk: ze werd gered, ze werd gered in een operatie waarbij lieve onschuldige Noah met te jonge ogen om het leven werd gebracht. Ze werd gered in een operatie waarbij haar kamergenote achtergelaten zou worden in een wereld waarin zij was verdwenen, een wereld waar Ves ondervraagd zou worden, aangeraakt zou worden door vreemde handen die haar terug zouden brengen tot een wereld die erger was dan zij zich kon voorstellen. Ze keek naar Ves en herkende de angst in haar ogen die ze voelde in haar eigen hart. Ze keek naar de ogen van Ves en besloot, voor het eerst in haar leven, moedig te zijn.

“Nee.” Ze trok haar handen los van die van haar bewaakster. “Ves gaat mee, of ik ga niet mee.” Ze kruiste haar armen voor haar borst, voelde haar hart ertegen slaan terwijl ze haar ogen gericht probeerde te houden op de moordende blik die haar bewaakster haar toe richtte.
“Dat kan niet.” Antwoordde haar bewaakster kort. “Ik kan maar één iemand meenemen.”
“Waarom? Waarom kan Ves niet mee?” Leah stapte naar achteren en hoorde hoe Ves achter haar doodstil was geworden, ze voelde tranen prikken in haar ogen terwijl haar angst groter en groter werd bij de blikken van haar bewaakster, maar ze hield voet bij stuk.
De bewaakster stapte naar haar toe en greep haar pols, bracht de polsband tot op ooghoogte. “Hierom. Verwerkt in deze armband zit een capsule vergif. Ongeoorloofd verlaten van je kamer, het complex of de zaal waar je je bevindt laat een dosering van het vergif los in je bloedbaan. Verlammend bij lagere doseringen, maar dodelijk bij hogere. Het is waarom niemand ooit ongeoorloofd verder dan tien meter buiten zijn kamer is weten te komen, en het is waarom ik alleen jou, Leah, kan meenemen.”
“Waarom?” Vroeg Leah opnieuw, als een kleuter die net had ontdekt dat de wereld nooit helemaal uitgelegd kon worden, hoe vaak je ook vroeg. Ze wist waarom, ergens achterin haar hoofd, maar hoopte ergens dat het iets zou zijn wat ze kon weerleggen, iets waar ze omheen kon denken, iets waardoor Ves toch mee zou kunnen.
“Ik heb maar één dosering tegengif.” Antwoordde haar bewaakster mat, terwijl ze een ongelabeld, donkerbruin potje produceerde uit haar zak. “Na de rellen in de eetzaal is iedereen op streng kamerarrest geplaatst. Verlaten van de kamer leidt tot maximale dosering van het gif. Je vriendin zou binnen tien meter dood zijn. Geen beter lot dan hier blijven, of wel?”
Leah slikte, knipperde de tranen in haar ogen weg bij de realisatie dat ze Ves zou moeten achterlaten als ze haar eigen vrijheid wilde achtervolgen. Ze draaide zich om naar Ves, die op haar lip beet.

“Leah.” Vroeg ze fluisterend in een stem zo zacht dat Leah niet had verwacht dat Ves op een dergelijke wijze zou kunnen spreken. “Wil je me écht mee hebben?”
Leah knikte zonder te twijfelen en zag de verrassing in Ves haar ogen bij haar reactie. Ves schudde haar hoofd en stapte naar Leah toe, pakte haar handen zoals eerder.
“Als er één ding is wat ik heb geleerd en een jeugd waarin alle keuzes verkeerd waren: er is altijd een derde optie.” Ze lachte zachtjes. “Het is niet per se de goede optie, maar je hoopt altijd dat ie minder rot is dan de andere twee, niet waar?”
Leah knikte voorzichtig. “Wat is de optie?”

“Dit is gepland, Leah, dit is duidelijk een operatie bij wie onze redster, wie ze ook is, zich geen falen kan veroorloven. Ze zet alles op het spel. Wanneer alles de inzet is, speel je niet op het randje. Dan neem je meer mee dan je nodig hebt.” Ze richtte haar blik op de bewaakster. “Ze heeft meer van het tegengif, Leah.”
Leah fronste. “Waarom zou ze daarover liegen, Ves?”
Ves lachte zachtjes. “Leah, wees eerlijk, waarom zou je mij uit de toren willen redden? Wie heeft er behoefte aan een neurotische wolf met meer psychologische problemen dan er namen voor zijn?”
“Ik.” Fluisterde Leah zacht.

Ze had meer willen zeggen. Had Ves willen vertellen dat ze haar stormachtige gedachtes kon kalmeren, dat haar vastberaden ogen soms de enige houvast waren in een onvoorspelbare wereld. Ze had Ves willen vertellen dat ze gehecht was geraakt aan de combinatie van irritatie en genegenheid die zich over haar hart uitstreek wanneer ze naar de grijns op het gezicht van haar eigenzinnige kamergenote keek. Ze had woorden willen zeggen die ze niet begreep en die geen houvast in haar gedachten konden krijgen, maar Ves keek haar met een blik die verdere woorden uit haar mond ontnam: haar ogen gespreid, haar mond opengevallen in shock en ongeloof. Verwarde ogen staarden naar de hare en voor het eerst leek het alsof Ves de wereld net als zij zag: met ogen van onbegrip.

Leah beet haar lip en draaide weg van haar kamergenote, ze slikte en rechtte haar rug, meer vastberaden dan ooit om Ves niet alleen achter te laten. “Heeft ze gelijk?” Ze prees zichzelf stilletjes over hoe vast haar stem klonk.
De bewaakster wierp een korte blik op Ves en zuchtte. “Ik heb een halve dosis extra.” Ze wierp een scherpe blik op Leah. “Als je denkt dat dit makkelijk te maken is…” Ze schudde haar hoofd. “Een halve dosis. Dat is het. Ik weet niet wat er gebeurt als ik haar de halve dosis geef. Misschien vermindert het de effecten, of misschien vertraagt het ze. Het zal in ieder geval niet prettig worden, Leah.”

Leah knikte en pakte de hand van Ves vast. Ze wierp een vastberaden blik op de bewaakster en was er zeker van dat ze nooit meer vastberaden woorden had uitgesproken toen ze beval: “Bevrijd ons hieruit. Ons beide.”

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Re: [VER] Animis

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 28-10-16 21:10

Bedankt voor jullie reacties <3 ze helpen echt qua motivatie :D.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 10-11-16 21:40

leestmee schreef:
Ik ben benieuwd naar het volgende hoofdstuk

Het is in de maak :D opleiding is even druk

Bedankt voor de reacties <3

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Re: [VER] Animis

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 30-11-16 01:24

Het hoofdstuk is bijna af, maar ik zit waanzinnig in de stress dus ik kom er niet aan toe om het af te maken. Binnenkort ga ik weer verder :+.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 19-01-17 20:54

Nu je het zegt :') ik zal t er morgen opzetten :p

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft

Ierpier

Berichten: 1831
Geregistreerd: 28-09-10

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 20-01-17 16:36

Afbeelding
V: De grote ontsnapping
________________________


“Oke, in tegenstelling tot wat jullie blijkbaar denken is het niet makkelijk om iemand uit deze plek weg te krijgen. Twee mensen wordt alleen maar moeilijker, dus ik verwacht medewerking van jullie beiden.” De bewaakster wierp een scherpe blik op Ves. “Dat betekent dat jullie me zullen moeten vertrouwen.”
“Vertrouwen gaat twee kanten op.” Ves had inmiddels haar stem hervonden en keek met een blik van wantrouwen naar de bewaakster. “Je bent niet goed begonnen door tegen ons te liegen, en je weet wie Leah is. Wie ben je?”
De bewaakster rolde haar ogen. “Een gegeven paard…”
Ves reageerde niet.
De bewaakster slaakte een zucht. “Goed dan. Ik ben Alice en ik hoor bij een groep met als doel het ontmantelen van het Complex en de krachten die het in stand houden. We geloven dat Leah ons hierbij kan helpen.” Ze viste een naald uit haar zak en vulde de naald met de kleurloze vloeistof uit het flesje. “Dat is alles wat ik nu wil vertellen.” Ze liep met grote passen richting Leah en pakte haar arm. Leah ademde nerveus bij het zien van de vloeistof, maar wist dat het zou voorkomen dat het vergif haar zou verlammen, of erger. Een rilling liep over haar rug bij het idee dat Ves de halve dosis zou ontvangen, de beelden van Ves hulpeloos op de grond terwijl het vergif op haar lichaam inwerken speelden zich af voor haar ogen. En de bewaakster, Alice, wat zou ze doen? Ves was onbelangrijk. Ze voelde de naald tegen haar huid prikken en een seconde later, voordat ze erover kon nadenken, had ze haar hand weggetrokken.
“Geef het aan Ves.” Het was impulsief, stom wellicht, maar het was de enige beslissing om te verzekeren dat hun redder, die ze niet vertrouwde, haar kamergenote niet achter zou laten. “Ik ben lichter dan Ves, ik ben makkelijker te dragen…” Ze zweeg een moment. “En ik weet dat je mij niet achter zult laten.”
“Nee.” Antwoordde Ves kort.
“Ja.” Leah draaide zich om naar Ves. “Dit is de meest logische beslissing, Ves, en je weet het.”
Ves sloeg haar armen over elkaar. “Sinds wanneer ben jij zo oplettend?” Vroeg ze, bijna mokkend, alsof ze was verslagen in haar eigen spel. Leah glimlachte flauwtjes en knikte. Ves ging akkoord, op haar eigen wijze. Ze richtte zich tot Alice, die met het moment geïrriteerder leek te worden.
“Ik de halve dosis. Ves de hele. Begin met Ves.”

Alice zuchtte en pakte de arm van Ves. Zonder te aarzelen vond de naald zijn weg in de bovenarm van Ves en werd het tegengif geïnjecteerd. Ze besteedde geen enkele verdere aandacht aan Ves en toonde de lege naald aan Leah, die goedkeurend knikte. Het duurde niet lang voor Alice de naald had vervuld, en de dosis in Leah’s bovenarm werd geïnjecteerd. Leah kneep haar ogen dicht tegen de prik, maar voelde het nauwelijks. Misschien was het de adrenaline, misschien waren het de angsten in haar hoofd voor wat er zou kunnen gebeuren.
“Klaar.” Antwoorde Alice kortaf. “Er was een plan om jullie hieruit te krijgen, maar aangezien niks volgens plan lijkt te kunnen lopen, zal dat plan ook wel in het water vallen. Houd vooral je mond en probeer alsjeblieft niet slim te zijn.” Ze viste een polsband uit haar Ves en deed hem om Ves haar pols. “Voor jou hetzelfde als voor Leah, doe alsof. Ik zet ze niet aan voor als er iets mis gaat, maar niet onnodig met je armen zwaaien, niet als ze slapen, niet als je je verveelt, niet als je daar nou toevallig zin in hebt. Gewoon niet.”

Leah knikte en voelde haar handen trillen terwijl ze Alice naar de open deur zag lopen. Een moment stond ze stil in de deuropening, voordat ze zich omdraaide en naar buiten stapte. “Niemand te zien. Niet treuzelen, ik weet niet hoe lang de situatie gunstig blijft.”
Alles voelde tegelijkertijd te snel en te langzaam terwijl Leah voetje voor voetje naar de deuropening liep. Ze voelde haar hartslag in haar keel rammen, voelde haar handen trillen terwijl ze de deuropening dichtbij zag komen. Met één laatste grote stap stapte ze de onzichtbare drempel over en stond ze in de gang.
Pijn, een scherpe pijn in haar pols alsof ze was gestoken door een wesp. Ze was als kind eens gestoken door een wesp. Toen waren haar vader en het kindermeisje er geweest met warme melk en troostende woorden. Nu was er slechts de ongeduldige aansporing van Alice om door te lopen. Leah beet op haar lip en probeerde de pijn te negeren. Probeerde de gedachte te negeren dat er zonet een lading vergif in haar bloed was gespoten waarvan ze geen idee had wat het zou doen met haar lichaam. Ze keek achterom en zag hoe Ves een bemoedigende glimlach gaf. Alles komt goed, vertelde ze zichzelf. Ze kon het bijna geloven.

“Tempo.” Instrueerde Alice, en Leah kon haar nauwelijks bijhouden toen ze in een rap tempo de lange, witte hal doorliep. De hal was onveranderd, leek totaal onaangetast door de gaande gebeurtenissen in het complex. De geur van rook waarmee hun ontsnapping was ingeleid was vrijwel weggetrokken. Leah vroeg zich af of het allemaal slechts waanbeelden waren geweest.
“Waar zijn de Animi?” Het was Ves die de vraag stelde die Leah eerder onsuccesvol had gesteld. Haar toon was de toon die ze gebruikte wanneer ze wist dat er iets niet klopte, maar ze haar vinger er niet op kon leggen wat het was. “Waar zijn alle Animi? Waarom roken we vuur?”
“Als ik jou was zou ik gewoon blij zijn dat ik uit dit complex werd gehaald.” Antwoordde Alice kortaf, terwijl ze uit haar zak iets viste wat nog het meest leek op de kinder walkie-talkie’s waar Leah vroeger mee had gespeeld. “Cesar. Wat is de situatie?” Blafte Alice in het apparaat. Ze zweeg, ongetwijfeld luisterend naar de man, Cesar, waarmee ze aan het praten was. “oliebol. Oké… Nee blijf daar… We gaan nu. Oké…” Alice leek haar stap nog meer te versnellen terwijl ze het apparaat terughing aan haar riem. Leah voelde de pijn in haar benen, de trilling in haar armen en haar afstand van Alice leek gestaag groter te worden.
“Alice.” Leah voelde haar benen beginnen te trillen. “Alice kan het wat langzamer?”
De blondine schudde haar hoofd. “Nee, Leah, de gangen zijn nu leeg maar dat blijft niet lang zo, en dan hebben we de poppen aan het dansen.”
“Waar is iedereen?” Leah negeerde de pijn in haar benen en zag de afstand tot Alice langzaam kleiner worden. Ze zag de behoedzame blik van Ves die naast haar liep en haar scherp in de gaten hield.
“Wat is er aan de hand?” Alice leek haar vraag te negeren en Leah balde haar vuist in irritatie. “Als ik het niet weet, weet ik ook niet wat je wilt dat ik doe! Straks zeg ik iets doms.”

Alice zweeg even, maar slaakte toen een geïrriteerde zucht. “Daar zie ik je wel voor aan ja. Goed dan, maar alleen zolang je binnen een meter afstand blijft.” Ze wierp een scherpe blik achterom en stampte daarna vastbesloten verder. “Of het je opgevallen is of niet, het is momenteel etenstijd. De Animi zijn in de eetzaal en dat is waar ze hun verzetsstrijd zijn begonnen. Dat is ook waar de bewakers nu zijn. Het is ook waar ik eigenlijk zou moeten zijn.”
Leah fronste. “Waarom zouden de bewakers er moeten zijn? Kunnen ze niet gewoon meteen de Animi platspuiten met deze rotzooi?” De rotzooi die door haar eigen aderen stroomde en haar benen langzaam gevoelloos deed worden, zei de verontruste stem in haar hoofd.
Alice schudde haar hoofd. “Vroeger was dat wel het geval: bij een crisissituatie werden alle polsbanden automatisch geactiveerd. Het was effectief, maar bijzonder duur en riep de nodige kritiek op van de politiek.” Ze kuchte schamper. “Jullie hebben wel wát rechten.” Ze haalde haar schouders op. “Lang verhaal kort: er wordt nu bij een alarm centraal beoordeeld of de armbanden worden geactiveerd. In de tussentijd moeten bewakers de situatie maar bedwingen, daar worden ze tenslotte voor betaald. De gangen worden altijd geactiveerd, dus daar hoeven geen bewakers bij te komen. In de tijd tussen het moment dat het alarm gaat en de armbanden worden geactiveerd zijn de dus gangen leeg. Het is normaal gesproken te kort om iets gedaan te krijgen, maar we hebben een manier gevonden om het te verlengen.” Ze draaide zich opnieuw om. “De man met wie ik net sprak was Cesar. De communicatie is doorgekomen en de armbanden zijn geactiveerd in de eetzaal. We verwachten ieder moment dat de bewakers de gangen weer bemannen en daarom moeten we opschieten. Blij?”

De Animi in de eetzaal. Leah dacht aan de sprankelende ogen van de veel te jonge Elisa, aan de scheve grijns van Mason en vroeg zich af of ze beide ooit weer terug zou zien. Ze voelde de kracht uit haar handen weglopen terwijl ze probeerde haar vuisten te ballen in een poging zichzelf te kalmeren. “Geactiveerd… Is dat de hele dosis?”
“Ik heb geen idee. Als ik zou moeten gokken zou ik zeggen van niet, maar ik had eigenlijk ook een ontruimingsorder verwacht. In ieder geval voor…” Alice schudde haar hoofd. “Ik hoop dat ik gelijk heb Leah, maar we roeien met de riemen die we hebben. Doorlopen nu.”

Doorlopen was makkelijker gezegd dan gedaan. Leah voelde haar benen zwaarder worden met iedere stap, voelde hoe moeilijk het werd om haar handen achter haar rug te houden zoals Alice had geïnstrueerd. Ze voelde haar gedachtes rondtollen in haar hoofd, de gezichten van haar vrienden die hulpeloos stonden tegen het gif dat ook door haar aderen stroomde. De loden gewichten die aan haar ledematen waren gehangen, drukten op haar hart en ze voelde de tranen prikken in haar ogen terwijl ze de ene stap voor de andere forceerde. Twee eindeloos lange witte gangen liep ze door, voordat haar linkerbeen geen reactie meer gaf en ze met een klap op de grond smakte. De grond was dof, de impact van de vloer tegen haar verdoofde lichaam weinig meer dan het gevoel van haar voeten op de vloer. Ze probeerde haar armen op te tillen om op te staan, maar haar logge ledematen kwamen niet van de grond. Ze probeerde te spreken, maar de woorden kwamen niet uit haar mond en slechts een jammerend geluid kon ze produceren.

“Leah!” De gil van Ves was schril en haar kamergenote knielde naast haar, een paniek in haar gewoonlijk zo afstandige ogen. Fijne vingers vonden zich een weg richting haar armen en pakte met een ferme grip de bovenarm van haar kamergenote vast. Leah kon de aanraking nauwelijks voelen, voelde alleen een vreemde pijn in haar armen alsof ze te lang in de kou had gestaan en haar stijve ledematen niet meer tot bewegen kon aanzetten. Ze zag hoe Ves haar ogen een moment sloot en zichzelf leek te kalmeren. Toen ze haar ogen weer openden waren ze kalmer en vastbesloten. “Oké geen zorgen Leah, we wisten dat dit zou gebeuren.” Ze klonk alsof ze het meer tegen zichzelf zei dan tegen haar kamergenote terwijl ze haar kamergenote aan haar bovenarmen omhoog hees en haar arm over haar eigen schouders legde. Leah voelde haar hart slaan in haar keel, een schril contrast met de onbeweeglijkheid van de rest van haar lichaam.

“Leah kun je…” Ves stapte naar voren in een poging haar kamergenote te ondersteunen, maar Leah zag haar eigen benen onder haar wegzakken het moment dat haar voeten de grond raakten. Ze voelde de paniek die ze in de ogen van Ves zag, maar voelde ook iets anders: een onverklaarbaar vertrouwen in de wereld die ze niet eerder had gevoeld. Ves zou haar niet laten vallen. In haar ijlende gedachtes besloot ze voor het eerst dat de paniek, de angsten in haar ziel misschien hadden geleid tot dit moment, dat de angst het enige was wat de vooruitgang kon brengen. Haar ogen vonden die van Ves en ze forceerde haar verkrampte spieren tot een bemoedigende glimlach terwijl ze in de wilde ogen van haar kamergenote staarde. De absurde situatie leek weg te vallen terwijl ze de waarheid vond in de ogen van de wolf, de ongeduldige opmerkingen van Alice en het vage geschreeuw dat opnieuw was opgeweld in de verte. Ze zag het begrip in de ogen van de wolvin, begreep waarom Ves de muren om zichzelf had gebouwd, waarom ze had gesnauwd en gevochten tegen iedere connectie met de wereld om haar heen. Als je nergens om geeft, heb je niets te verliezen.

Ves glimlachte en streek voorzichtig de haren weg die in de klap voor Leah’s ogen waren gevallen. Ze sprak geen woorden, maar haar ogen spraken boekdelen terwijl ze haar armen achter Leah’s knieholtes haakte en haar kamergenote optilde met een kracht die Leah niet van haar kamergenote had verwacht. Ze vroeg zich af of het haar wolvenbloed of pure vastberadenheid was die haar kamergenote de kracht gaf, maar Ves wierp een vastbesloten blik op Alice en begon te lopen.

Leah vocht tegen de verleiding om haar ogen te sluiten, tegen de stem van slaap die fluisterde dat alles goed zou komen, dat ze haar ogen kon sluiten en de wereld zoals zij die kende slechts een droom was geweest. Ze voelde de ademhaling van Ves tegen wang, telde iedere ademhaling. Vroeger telde ze schaapjes om in slaap te vallen, nu telde ze de zwoegende ademteugen van Ves om wakker te blijven. Het werkte en ze zag gang na gang voorbij vliegen. Soms leken er figuren te lopen, schaduwen van mensen, maar niemand hield hen tegen, niemand riep ze terug, niemand leek enige aandacht te besteden aan de ontsnapping recht voor hun ogen.

De ingang van het complex was iets uit verhalen. Iets wat iedere Animi zich met fotografische precisie kon herinneren en waarvan iedereen tegelijkertijd zich af vroeg of wat zij hadden gezien wel de werkelijkheid was. De ingang die zich nu voor hen uitstrekte was geen hemelse poort der verlossing of een ijzeren hek naar de hel. De ingang van het complex was een glazen draaideur. De deur was nauwelijks anders dan de deur die Leah zich herinnerde van haar school in tijden lang voorbij. Leah vroeg zich af hoeveel Animi door de deur naar binnen waren gekomen. Vroeg zich af hoeveel van hen weer naar buiten waren gegaan. Haar ogen vielen op de snackmachine in de hal en het leek onwerkelijk dat zoiets onzinnigs kon bestaan in de wereld waarin kinderen werden opgesloten uit angst.

Ze zag hoe Alice met strakke passen richting de scanner liep die zich naast de draaideur bevond. Haar handen trilden, observeerde Leah, terwijl ze haar arm ophief en haar handpalm tegen de scanner hield. Een moment was het stil, maar toen klonk een vrouwenstem.
“Vanwege de huidige situatie is een verlatingsverbod afgegeven. Werknemers worden geacht zich te begeven naar de plek aangegeven op uw PA. U kunt contact opnemen met-“
“oliebol.” Vloekte Alice en ze drukte de knop in boven de scanner. Het bleef kort stil, maar toen klonk een andere stem. Een minder vriendelijke, geïrriteerde vrouwenstem.
“Wat?”
“Open de deur.” Siste Alice in de intercom.
“Ben je doof? Er is een verlatingsverbod afgegeven.” Klonk het door de intercom. “Indien je PA kapot is zal ik het herhalen: bewakers worden geacht hun leerlingen te controleren en zich daarna naar de eetzaal te begeven. Indien-“
“Ik ben met mijn ‘leerlingen’ en ik zal je wat over ze vertellen.” Antwoorde Alice, haar stem trillend van irritatie of spanning. Leah wist niet welke van de twee. “Dit is Leah Ridgeford. Aangezien je niet het type bent om je bezig te houden met de actualiteit zal ik het even voor je uitspellen: dit is de dochter van president Ridgeford en ze is het belangrijkste asset dat we hier in het hele complex hebben.” Ze boog zich voorover, alsof ze degene met wie ze praatte over de intercom probeerde te intimideren. “Nou weet ik dat jij het type bent dat de hele dag aan de intercom zit omdat je te stom bent om het regelement uit je hoofd te leren, maar volgens de regelementen staat de veiligheid van assets ten alle tijden op de eerste plaats. Volgens de regelementen moeten assets in crisissituaties in veiligheid worden gebracht, en momenteel is veiligheid de plek met een kogelvrij glazen deur tussen haar en de rest van de gestoorde zielen in dit complex.”
Het bleef stil aan de andere kant van de intercom en Alice boog zich nog verder naar voren, bijna wanhopig in haar pleidooi om hun reddingspoging te doen slagen. “Kijk naar haar! Haal je ogen appelflap één moment van dat scherm af en zie hoe ze eraan toe is! De Animi ruiken bloed, ze weten hoe ze hun vrijheid kunnen krijgen en de dochter van de president vermoorden is de eerste stap.”
“Ik… ik moet dit checken bij het hoofdkantoor.” Klonk de trillende stem aan de andere kant van de intercom.
“Dit is protocol, domme trut!” Snauwde Alice. “Ze ademt toch nog? Als het kantoor wilde dat ze op haar kamer bleef net als alle onbelangrijke Animi in deze complex, waarom is ze dan nog niet dood? Is dat geen bewijs genoeg? Weet je wie dit is naast haar? Ik zou je haar naam kunnen vertellen maar ik verwacht niet dat het je iets zegt. Waarom is zij nog niet dood? Is het echt zo moeilijk te geloven dat niet alles om jou draait? Dat jij niet de zeggenschap hebt? OPEN. DE. DEUR.”

Een stilte klonk aan de andere kant van de intercom en Alice leek klaar om de nietsvermoedende persoon achter de intercom ter plekke aan te vallen. Leah kon zich door de angstige gedachtes in haar hoofd nauwelijks concentreren op de woorden die Alice had gesproken, over haar vader en de andere Animi die op haar uit waren. Hoeveel had Alice gelogen en hoeveel was de waarheid? De stilte aan de andere kant van de intercom leek een eeuwigheid te duren. Toen een stem eindelijk de stilte doorbrak, was het echter geen vrouwenstem, maar een mannenstem gepaard met haastige voetstappen.

“Bianca!” Leah zag hoe Alice zich rap omdraaide bij het horen van de stem, maar Ves verstijfde. Zelfs haar ritmische ademhaling stokte een moment.
“Wat?” Alice klonk niet bang, eerder geïrriteerd, en het was ergens een geruststelling voor Leah.
“Bianca, godzijdank het gaat goed met je! De communicatiesystemen liggen eruit, ik dacht...” De man negeerde het gestrande drietal totaal en Leah zag nu hoe de man naar de intercom liep. Hij haalde een hand door zij halflange bruine haren en zette de andere tegen de muur waartegen de intercom was bevestigd. “God Bianca, het is een chaos daar.” Zijn stem trilde, en nu pas leek hij Alice en de twee Animi op te merken. “Wie zijn dit?”
“Kevin, oh god ik ben zo blij dat het goed met je gaat, ik hoorde maar niks…” De stem achter de intercom was niet langer kil en robotisch, maar was nu geëmotioneerd en herinnerde Leah eraan dat er echt persoon tegen hen had gepraat. De vrouw, Bianca, schraapte haar keel en leek zich te vraag te herinneren. “Dit is Alice met … eh.” Bianca’s stem klonk aarzelend aan de andere kant van de intercom. “Belangrijke Animi.” Constateerde ze uiteindelijk. “Ze beweert dat er een protocol is om deze Animi in veiligheid te brengen, maar ik heb niets gehoord.”
De bewaker, Kevin, herinnerde Leah zich, schudde zijn hoofd. “Communicatiesystemen liggen plat. De rebellen hebben ze neergehaald. Het order is gegeven, ik was hier op weg met één van de mijne maar ze…” Hij zweeg en zijn stem brak. “Ze heeft het niet gered.”
“Oh god…” Bianca’s stem klonk werkelijk medelevend, wat een vreemde gewaarwording was voor Leah. Medeleven was niet iets waar je snel aan gewend raakt in het Complex.
Kevin knikte. “Ja, het was heftig… Kan… kan ik je zien?”
Even was het stil. “Ja, eerst even…” Een zachte piep klonk en het volgende moment stapte Alice naar voren en sjorde Ves met zich mee de draaideur in. Leah kon de erratische hartslag van haar eigen hart in haar oren horen terwijl Ves voetje voor voetje naar de vrijheid schuifelde.

Achter hen klonk het geluid van een deur die open schoof, en zacht gemurmel tussen de bewaker en de receptioniste. Leah voelde de koele lucht van de ontvangsthal in haar gezicht toen Ves de draaideur uitstapte. Het was niet buiten, maar tussen hen en de buitenlucht was nog enkel één glazen deur. Lang om te reflecteren op de eerste stappen buiten het gevangen deel van het complex had Leah niet, want het volgende moment klonk een klap achter hen alsof er iets zwaars op de grond was neergeploft.
“Sorry lieverd.” Klonk de stem van de bewaker en hij leek het daadwerkelijk te menen, terwijl hij in de draaideur stapte.
“Laat me raden, jullie kennen elkaar.” Vroeg Ves, haar stem lichtelijk geïrriteerd.
“Helaas wel.” Antwoordde de bewaker met een grijns en een knipoog richting Alice. Met grote passen liep hij richting Leah en boog zich lichtelijk over haar. Zijn diepbruine ogen werden omgeven door het begin van lachrimpeltjes: hij was ergens tussen oud en jong in, een grijns op zijn lippen maar een verleden in zijn ogen.
“Dus dit is haar. Ik moet zeggen Leah, je bent geen dag ouder geworden.” Ze voelde Ves verstijven en achteruit stappen bij de woorden van de man.
“Hoe ken je haar?” Snauwde Ves.
De man deisde achteruit. “Wooh rustig rustig.” Alleen van foto’s en verhalen.”

“Niemand vertelt ons iets. Jullie willen duidelijk Leah bevrijden, de rest-“
“Kunnen we het hier later over hebben?” Onderbrak Alice. “We staan nog steeds middenin een bijzonder gevaarlijke ontsnappingspoging en je vriendin heeft zo snel mogelijk het tegengif nodig, anders-”
Alice had haar zin niet afgemaakt, of Ves stapte resoluut richting de deur. De schuifdeur opende zonder te morren, zonder een geluid te maken, zo doodeenvoudig dat het een wrang contrast bood tot de moeite die hun ontsnapping tot dusver had moeten kosten. Een paar passen verder en Leah voelde buitenlicht tegen haar huid, voelde voor het eerst de zachte stralen van de zon haar huid verwarmen. Ze voelde Ves onmiddellijk ontspannen, voelde haar passen lichter worden, hoewel haar armen inmiddels log en pijnlijk zouden moeten zijn.

“Volg mij” beval Alice. Terwijl Ves achter hun bevrijdster aanliep bekeek Leah het landschap om hen heen. Het complex lag afgelegen, omringd door keien en rotsen in donkere aarde. In de verte doemde een bos op. Hoe het complex er zelf uit zag kon Leah niet zien, en ze zou niet terugkijken als ze het kon. Het zand onder hun voeten was verhard tot een breed pad waarin hun voetstappen niet zichtbaar bleven.
“Kom.” Beval Alice. “Het zou hier veilig moeten zijn. Het complex houdt er niet van om hulp van buitenaf in de roepen.” Ze rolde met haar ogen. “Om overduidelijke redenen. Zolang er geen ontsnapping bekend is zouden we ongestoord moeten kunnen vluchten.”

________________________

De rest van de tocht was lang en traag en veilig, waarvoor Leah een god bedankte waar ze niet in geloofde. Alice stond erop hem te voet af te leggen en buiten de grote wegen die Leah in de verte hoorde te blijven. Leah voelde zich alsof ze zweefde, al het gevoel weggelopen uit haar lichaam terwijl Ves haar vastberaden door het veranderende landschap om hen heen droeg. De wereld was haar vreemd, een herinnering aan een leven van vóór het complex, van zachte jurkjes en kinderliedjes. Ze hield zichzelf wakker met de herinneringen terwijl ze haar blik gericht hield op de paden achter zich.

Ze was bijna door de herinneringen heen toen Ves plotseling stopte. Haar blik was naar achteren gericht en ze wist niet waar Ves voor was gestopt. Of het vriend of vijand was die het dreunende ritme van hun tocht had gestopt.
“Leah.” Ze hoorde haar eigen naam in een vreemde stem, een warme stem. “Leah, wat ben ik blij je te zien. Welkom. Alles komt goed. Alles komt goed.”

Leah sloot haar ogen en stond zichzelf toe in een diepe slaap te vallen. Ze hadden het gered.

{இ}ڿڰۣ-ڰۣ~—
Doe altijd wat je niet durft


Antwoord op onderwerpPlaats een reactie

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 7 bezoekers