Bokt community, Blog
Onze auto als hij is volgepakt voor een training
Arno8 heeft al sinds zijn 21e paarden. Eigenlijk was hij met zijn paard Volare vooral bezig met natural horsemanship. Tot hij wel een heel bijzondere discipline ontdekte... Exclusief voor Bokt schrijft Arno een reeks blogs over boogschieten te paard!
Eerdere blog: [VN] [BLOG] Boogschieten te paard: hoe ga je daar les in geven?
Om het boogschieten te paard veilig uit te voeren, is het een en ander aan materieel nodig. Net zoals ongeveer alles met paarden is dit een voortdurende ontdekkingsreis waarbij ieder detail steeds weer voor verbetering vatbaar blijkt.
Ruiterboog
Het meest voor de hand liggende om mee te beginnen is natuurlijk de ruiterboog. Maar… tijdens het schrijven merkte ik dat er heel wat tekst nodig is om goed uit te leggen waarom we in Nederland nog geen geschikte ruiterbogen hebben gevonden. En het heeft ook nog eens niks met paarden te maken… Ik vond het een beetje zonde om die hele tekst zomaar weg te gooien, dus plak ik hem achter een spoiler:
Aha! Je wilt meer weten over de ruiterboog! Het woord is nogal misleidend. Stel dat je een ‘autokrik’ koopt en je probeert je auto er mee op te krikken. Net als je je wiel los wilt halen stort de krik in elkaar en landt je bolide met een klap op de grond, enkele centimeters naast je grote teen. Boos ga je terug naar de gereedschapswinkel met de gebroken krik onder je arm. De winkelier kijkt je verbaasd aan en zegt: “Maar mevrouwtje, die autokrik is natuurlijk niet bedoeld om auto’s mee op te krikken! Dat snapt u toch ook wel?”
Zo is het eigenlijk met de ruiterbogen die in Nederland te koop zijn. Het woord ‘ruiter’ roept op zijn minst een bepaald vermoeden op, maar eigenlijk zijn deze bogen niet gemaakt om mee te paard te schieten. Vergelijk het met ‘jachtbogen’, ook een bepaald model, maar niemand in Nederland koopt ze om ook daadwerkelijk mee te gaan jagen. Ruiterbogen zijn dus meestal gemaakt voor ervaren boogschutters die eens wat nieuws willen proberen en het vereist meestal flink wat kracht en techniek om ze uit te trekken.
Niet handig als je net begint en ook niet handig als je heel veel pijlen snel achter elkaar wilt schieten. Ook is het handvat vaak enorm dik en stevig, terwijl wij juist een zo dun mogelijk handvat willen omdat we onze pijlen ook nog met dezelfde hand moeten vasthouden. Dan zijn er ook nog verschillende takken van boogschieten te paard, met Koreaans en Hongaars als voornaamste stromingen.
In Hongarije maken ze dan wel goede bogen voor de sport zoals wij die beoefenen, maar dan zit je weer met een levertijd van een maand of 3 (als je geluk hebt). Kort gezegd: het vinden van een geschikte boog is net zo’n crime als het vinden van een goed passend zadel voor je paard. En dat brengt ons bij het volgende punt.
Zadel
Het boogschieten doen wij vanuit verlichte zit en dat maakt de meeste dressuurzadels ongeschikt. Daarin word je min of meer gedwongen om met lange benen netjes rechtop te zitten. Zodra je de beugels korter maakt, gaan je knieën over het zadel en dat betekent vaak vliegles als je paard een keer een noodstop of onverwachte beweging maakt.
Gelukkig zijn veel andere zadels wel geschikt: veelzijdigheidszadels, springzadels, cavaleriezadels, het is vooral belangrijk dat je met korte beugels (op springstand) stabiel in een verlichte zit kunt blijven staan en er niet makkelijk afkukelt als je paard een keer een rare beweging maakt.
Een zadel voor boogschieten te paard
Een hongaars trainingszadel
Een eeuwenoud Mongools zadel
Er zijn ook speciale zadels voor het boogschieten te paard waarbij je aan de voorkant een flinke opstaande rand hebt waar je tijdens de verlichte zit met je middel tegenaan kunt leunen. Goed als je flink geoefend bent en echt hoog wilt scoren, maar het zadel zit verder zo comfortabel als een houten plank omwikkeld met bramenstruiken. Daarom hebben wij voor mijn paard een tussenvariant meegenomen, een ‘normaal’ Hongaars leszadel dat door de hoge beugel aan de voorkant en de bewegingsvrijheid ook voor het boogschieten te paard goed te gebruiken is.
Hoofdstel
Sommige harnassen uit vervlogen tijden hebben een heel stelsel van ringetjes en katrolletjes bij de middel. Deze waren om de teugels van het paard aan vast te maken. Zo kon de strijder het paard met zijn middel sturen en had hij zijn handen vrij om te vechten. Gelukkig kunnen wij wat minder omslachtig en diervriendelijker te werk gaan.
De eisen die we aan het hoofdstel stellen zijn niet bijster hoog. Onze sport is er nou niet echt een waarbij we heel intensief op een correcte hoofd-halshouding gaan letten. Het enige dat je hoeft te doen is je paard een baan insturen, de teugels loslaten en op het eind van de track stoppen en terugstappen. Bij ieder half afgericht paard zou je in principe aan een halster met strotouwtjes al genoeg moeten hebben. Een leuke en interessante bijkomstigheid hierbij is dat je nu echt op je (verlichte) zit moet leren rijden, dat je paard zichzelf leert dragen én dat je onbewust en spelenderwijs steeds minder gebruikmaakt van je teugels om je paard te sturen.
Een oude droom van mij (nog voordat ik aan boogschieten deed) was om Volare op halsring te rijden. Ik heb heel wat pogingen gedaan en als hij in een goede bui was werkte hij ook mee. Maar als hij dacht: “Hee, gras!” Dan was ik hopeloos verloren. Ik was het eigenlijk alweer helemaal vergeten tot ik laatst opeens dacht: “Ik rijd hem nu al een paar jaar vooral op zit, zou het nu wel lukken?” En besloot een poging te wagen. Ik begon op z’n gemakkelijkst: in een afgezette track. Maar inmiddels kan ik hem ook achtjes laten rijden in het weiland. Af en toe wordt het plotseling een 9 of een 0 dus ik zie mezelf dit nog niet in het centrum van Amsterdam doen, maar het is een leukje extra oefening. Het is natuurlijk wel ontzettend tof als je paard dit opeens blijkt te kunnen!
Maar goed, we hoeven niet meteen met een halsring te beginnen. Heel wat paarden zullen de bedoeling in het begin niet helemaal snappen en draaien bijvoorbeeld halverwege de track om. Dat voel je vaak wel aankomen en dat is het moment om duidelijk met je benen een grens te stellen. Als dat niet genoeg is, stoppen we onmiddellijk met schieten en grijpen we (vriendelijk maar duidelijk) in met het hoofdstel, om meteen daarna verder te gaan met schieten. Na een paar keer heb je dan aan je benen vaak al genoeg.
Het hoofdstel is dus een laatste redmiddel dat we in een perfecte situatie in de baan niet gebruiken, maar ook mijn leven is niet altijd perfect en dus gebruik ik het nog vaak genoeg. Een heel belangrijk detail hierbij is een post-elastiekje met musketonhaak. We doen namelijk een knoop in de teugels zodat het paard er zo min mogelijk last van heeft en als we een keer moeten corrigeren, hebben we ze snel bij de hand. We halen het elastiekje door de lus achter de knoop en klikken de musketonhaak aan het zadel. Zo zit er nog wel speling op de teugels en kunnen ze niet over het hoofd van je paard vallen.
Track
Er komt aardig wat opbouw- en afbouwwerk kijken bij onze sport. Wat dat betreft zijn we vergelijkbaar met de springsport: weinig mensen zullen het waarderen als je in een bak een springtuin opbouwt om even te oefenen en alle hindernissen vervolgens laat staan. Hetzelfde geldt voor een track met bijbehorende doelen.
Dus hebben we afbreekbare stellingen om de doelwitten in te zetten, rood-wit lint op een haspel (dat rolt een heel stuk sneller op) en tot voor kort prikpaaltjes om het lint aan op te hangen. Het probleem met de prikpaaltjes was dat steeds meer maneges een buitengewoon goede en keiharde bak hebben waar je de paaltjes met geen mogelijkheid in gestoken krijgt.
Bij demonstraties heb je soms nauwelijks opbouwtijd en dus moesten we echt iets anders verzinnen. Zo kwamen we op het idee om verkeerskegels te gebruiken. Ik had nog ringetjes liggen uit mijn ‘zelf hoofdstellen knutselen’ periode en nu zijn we aan het experimenteren met verschillende manieren om die aan de kegels te bevestigen.
Netten
In een ideale situatie hebben we vangnetten voor de pijlen die het doel niet raken. Het scheelt heel veel tijd als je niet na iedere keer schieten op zoek hoeft te gaan naar alle gemiste pijlen. Maar in de praktijk gebruiken we eigenlijk nooit een vangnet als we op locatie gaan. Je hebt een flinke constructie nodig om een vangnet aan op te hangen en het kost veel tijd zoiets op te bouwen.
Doelpakhouders
Bij officiële Hongaarse wedstrijden zit het midden van het doel op 2 meter hoogte. Ik heb heel wat (inmiddels ingestorte) knutselwerkjes op mijn weiland gehad om dat voor elkaar te krijgen. Het probleem is dat een doel op die hoogte ook betekent dat je vangnet ook twee meter hoger moet zijn.
Een van mijn latere constructies is hier rechts te zien. Het was een poging alles in één te doen. De doelpakkken zaten erop én de netten hingen eraan. Na een paar weken bleken de netten behalve pijlen ook wind te vangen. Als een galjoen in een woeste storm werd deze constructie omver geblazen, waarbij het hout met eeen dramatisch gekraak op de grond belandde. Een bouwwerk met lange palen die in de grond steken werkt toch wat beter.
Bij trainingen op locatie zetten we de doelen laag bij de grond. Anders vliegt iedere gemiste pijl al snel tientallen meters ver weg en zijn we meer tijd kwijt aan het zoeken dan aan het schieten. Aanvankelijk zetten we de doelen tegen een constructie van tentstokken (op de foto op de grond te zien) Die stokken hielden het niet lang want al snel werden ze doorzeefd met pijlen. Daarna probeerden we het met prikpaaltjes maar dat was een niet al te degelijke constructie. Toen kregen we van goede vrienden drie eenvoudig mee te nemen en op te bouwen standaards die we nu in de lessen gebruiken, maar ook deze hebben ondertussen het een en ander te verduren gehad.
Pijlen
Er zijn een paar kleine, maar belangrijke verschillen tussen gewone pijlen en onze pijlen. Het meest opvallende verschil zit hem in het nokje (het ding aan de achterkant waarmee je de pijl op de pees klikt). Wij buigen onze nokjes met een tang open, zodat we beter kunnen aanvoelen hoe we de pijl vasthebben en zodat hij makkelijker op de pees klikt (dat moeten we kunnen zonder te kijken).
Verder zitten bij ons de veren iets verder naar voren. Om een pijl zonder te kijken op de pees te krijgen moet je hem namelijk vastpakken als een pen. Maar bij een normale pijl zitten de veren dan al snel in de weg. Dat lossen wij dus op door ze verder naar voren te plakken.
Dan komt er nog bij dat onze schachten een stuk ‘stugger’ zijn. Dat is een heel technisch verhaal dat op een paardenforum ook niet interessant is, maar voor de liefhebbers:
Bij het normale boogschieten heb je hele excel-tabellen om te berekenen wat bij jouw treklengte, de kracht van jouw boog, de dikte van jouw boog, de dikte van je pijl, de zwaarte van je punt en ga nog maar even door, dé ideale ‘stijfheid’ van je pijl is. Ze noemen dat ook wel spinewaarde. Waarom hebben ze dat bedacht?
Nou, eigenlijk ‘duwt’ de pees de achterkant van je pijl recht naar voren toe. Maar de pijl kan niet recht naar voren, want daar zit het hout van de boog al. De voorkant van de pijl zit (bij iemand die met zijn rechterhand trekt) links van de boog. Een pijl die voor 0% buigt, zal dus niet recht vooruit gaan, maar iets naar links afwijken. Je wil natuurlijk dat je pijl recht vooruit gaat, en daarom is het handig als de pijl precies genoeg buigt dat hij zich als het ware om de boog heen zwiept en dan zijn weg in een rechte lijn vervolgt. Maar als de pijl te slap is en verder buigt dan nodig, is het ook niet goed. Dan heb je een instabiele pijl en in het ergste geval een pijl die door midden breekt waarbij er stukken in je hand kunnen schieten. Daarom zijn er dus rekenmodellen gemaakt welke stijfheid in welke situatie het beste is. Maar omdat wij te paard schieten, komen er al behoorlijk rare krachten op de pijl te staan en willen we sowieso een wat stuggere pijl die niet al te veel wordt beïnvloed door zaken als rijwind en dergelijke.
Wasknijpers op een chap als een goedkope maar effectieve 'speedquiver'
Bij sommige vormen van boogschieten te paard mag je de pijlen niet in je booghand vasthouden. Ze moeten dan bijvoorbeeld uit een pijlenkoker worden gehaald. Die bestaan er in alle vormen en maten. Bij een pijlenkoker denkt men al snel aan een soort pijp of een zak waar een bos pijlen in zit en dan nog het liefst over de rug, maar dat is dus precies wat we niet moeten hebben.
Ten eerste is te paard alles dat aan de rug wordt bevestigd enorm onhandig omdat het al snel gaat stuiteren en trekken. Iemand die een trektocht maakt zal ook al snel afleren om een rugzak te dragen. Daar komt bij dat we de pijlen snel en op gevoel willen kunnen pakken. Als je helemaal naar je rug moet graaien gaat er veel tijd verloren en als de pijlen los in een zak door elkaar stuiteren, helpt dat ook niet bij het snel precies goed pakken van een pijl.
De meeste boogschutters hebben hun pijlenkoker dus om hun middel. En dan hebben ze het liefst een ‘speedquiver’, waarbij de pijlen stabiel vastgeklemd (bijvoorbeeld tussen twee kleine kussens) zitten in een kleine koker zodat de schutter precies weet waar hij zijn pijlen op gevoel kan vinden. De Mongolen hadden een tussenoplossing, een grote koker voor de 'bulkvoorraad' pijlen met aan de zijkant drie kleine gaatjes waar ze (wellicht speciale?) pijlen in konden klemmen om ze snel te kunnen pakken (rechts op de foto).
Er zijn ook alternatieven: sommigen steken hun pijlen door een riem om hun middel en van de Hongaren hebben we geleerd om ze in onze chaps te steken met wasknijpers ertussen. Die techniek bevalt mij nog het beste als je ze niet in de hand mag houden.
Paard
O ja, een paard is ook wel handig. Zelf vind ik dat deze sport in de dienst van het paard moet staan. Dat klinkt raar, maar wat ik bedoel is dat je dit zou moeten doen omdat je iets leuks met je paard wilt doen en samen nieuwe dingen wilt meemaken of leren. Het kan met ieder paard en ieder type heeft andere voor- en nadelen. Natuurlijk zullen sommige paarden geschikter zijn dan andere, maar wat mij betreft is het niet de bedoeling dat mensen speciaal een paard kopen om eerste te worden bij boogschieten te paard. Stel dat je een wedstrijd hebt ‘wie het best zijn paard de Spaanse pas kan leren’. Dan lijkt het mij de uitdaging om te kijken of je je paard de Spaanse pas kunt leren. Het is dan geen kunst om snel een paard te kopen dat het al kan.
Maar, dat gezegd hebbende: een paard met een vlakke rustige galop is natuurlijk erg handig. Ook fijn als hij geen aansporing of rem nodig heeft om in hetzelfde tempo te blijven. Meer snelheid betekent meer punten voor een snelle tijd maar minder tijd voor jou om je pijlen te schieten. Over het algemeen worden de hoogste scores gehaald door mensen met een paard dat niet al te snel is, maar het moet natuurlijk ook geen trage trapzak zijn.
Dan zijn er natuurlijk ook nog de heerlijke meningsverschillen over wat ‘goed’ is. Zo hoorde ik in de eerste jaren nog weleens dat Volare eigenlijk niet zo handig was voor boogschieten te paard omdat hij als draver niet echt een zweefmoment heeft in zijn galop. En het zweefmoment is het moment waarop je wilt schieten (dan wordt je houding en balans niet verstoord door neerkomende hoeven). Ik geloofde dat, totdat op het trainingskamp in Hongarije enkele Mongolen mee oefenden. Die vonden het maar lastig dat die Hongaarse paarden zo groot waren, want daardoor had je zo’n lastig zweefmoment. “Het is veel fijner als je paard een vlakke galop heeft die aan een stuk door gaat, dan maakt het niet uit wanneer je schiet.”
Ha! Zo blijkt maar weer dat Volare toch nog het beste paard van de wereld is, als je maar naar de juiste mensen luistert (en niet naar mijn vriendinnetje, die steeds koppig blijft beweren dat Volare een pony is en dat alleen haar paard dus het beste paard van de wereld kan zijn)