Examenvragen dressuur 1) Beschrijf correct opstijgen Links Opstellen met front naar paard, Teugels aan eind in rechterhand, beide teugels in linkerhand (rechterteugel iets korter), op manenkam net voor schoft. Linkervoet tot aan bal in de beugel (niet prikken), rechterhand op voorkant zadel. Opveren vanaf rechtervoet, beide aansluiten en rechterbeen over kruis zwaaien (gestrekt, niet aanraken). Gewicht op dijen, e rustig gaan zitten. Voet aan rechterbeugel. Add: volle rechterhand de teugels, eerst de linkerteugel in linkerhand (tussen pink en ringvinger), rechterhand van boven naar beneden, pluk manen erbij Knie tegen zweetblad Steun zoeken tegen zweetblad Voet van buiten naar binnen in beugel, Teugels in beide handen 2) Beschrijf correct afstijgen Teugels gekruist in linkerhand, plaatsen op manenkam, net voor schoft. Rechtervoet uit beugel, rechterhand op voorboom. Gewicht verheffen, rechterbeen gestrekt over kruis (niet aantikken), en beide dijbenen aansluiten. Gewicht overnemen op handen, linkervoet vlot uit beugels en rustig laten zakken. 3) Hoe kun je rijkunstig gevoel ontwikkelen Door het veel rijden en rijden van verschillende (en goede) paarden Goede instructie die gevoel toetst en bevestigt, Correcte en ontspannen houding Leren voelen beenzetting Werken in juist ritme en tempo Zelfdiscipline 4) Waarvoor dienen tempowisselingen Activeren achterbeen, onervaren ruiter ervaring laten opdoen voor overgangen paarden laten wennen aan hulpen paarden gehoorzamer aan hulpen maken herstellen houding hoofdhalshouding bevestigen regelmaat bevorderen voorbereiden verzameling
5) Noem in de juiste volgorde de zes elementen van het skala en licht ze toe Takt: juiste ritme, regelmaat en juiste volgorde van beenzetting volgens de betreffende gang Ontspanning: paard is fysiek en mentaal ontspannen en staat open voor aanwijzingen van de ruiter verende rug, ongedwongen en soepele spieren die aanspannen en ontspannen. Ongedwongenheid, komen toot volledige werkwilligheid en optimale prestaties, nodig voor juiste aanspanning Aanleuning: door paard aangeboden levendige verbinding die ontstaat nadat de ruiter contact genomen heeft, met een stille hand en voldoende impuls de licht verende druk op de teugel die het paard aanbiedt, als gevolg van de voorwaartse inwerking van de ruiter nadat deze contact heeft genomen. Nageeflijkheid: paard stelt zich in het hele lijf open voor aanwijzingen van de ruiter losgelatenheid in nek en kaakgewricht, ontstaan vanuit een vermeerderd ondertreden van de achterhand. Het paard ontspant zich in het nek- en kaakgewricht en laat zo de hulp doorkomen. Impuls: door de ruiter opgewekte en beheerste drang naar voren doorgeven van een ijverige en energieke, goed gecontroleerde, stuwende activiteit (drang naar voren), opgewekt vanuit de achterhand, die het atletisch vermogen van het paard benadrukt. Schwung: paard beweegt door hele lijf, actief en aangespannen, waardoor zweefmoment en afdruk wordt vergroot Rechtgericht: paard is rechtgericht als op de rechte lijnen en in de volte de achterhand altijd exact het spoor van de voorbenen volgt. Beide zijden even gemakkelijk in de buiging. Verzameling: door training, gewicht meer op de sterkere achterhand (3/5) korter ondersteuningsvlak, gekanteld bekken waarbij de hoek in het achterbeen kleiner wordt, het achterbeen sneller wordt en de paslengte kleiner en meer verheven. Door het meer verzamelen op de achterhand, verkrijgt men verlichting van de voorhand waardoor oprichting in de voorhand ontstaat. 6) Wat is toestaan en wat is geven toestaan; ruiterhand volgt paardenmond, waarbij contact bewaard blijft. Druk blijft gelijk de soepel meegaande beweging van de ruiterhand met de mond van het paard, met behoud van contact en aanleuning. geven: ruiter geeft paard meer teugel, contact wordt minder dat het paard zoveel halsvrijheid wordt gegeven, dat het contact met de mond nog net onderhouden wordt, waarbij de druk op de teugel minder wordt. vragen 7) Noem de doelen van een halve ophouding - Herstellen houding - Inleiding om naar lagere gang over te gaan - Verkorten verbeteren tempo - Attent maken oefening of overgang - Bevorderen/onderhouden verzamelen - Aanvragen stelling - Activeren achterbeen, sterker maken achterhand - Welven rug en lendenen 8) Noem twee problemen bij een te ruime stap Telgang, sluiten 9) Beschrijf de hulp voor het in galop aanspringen Binnenhand van de hals, buitenhand aan de hals (vrijmaken binnenvoorbeen) Buitenhand halve ophouding voor verbreken diagonaal) Binnenbeen: op de plaats zet binnenachterbeen onder massa Buitenbeen: licht naar achteren, begrenst achterhand en activeert het Beide benen drukken door (meeste binnenbeen) Bovenlichaam stil en rechtop Handen staan toe bij aanspringen, gewicht op binnenzitbeen 10) 5 aandachtspunten voro een beginnend instructeur Controle harnachement, kennismaking ruiters, beginnen in stap, individueel begeleiden naar draf, afwisseling, nacontrole, evaluatie en feedback Beide handen, loswerken voor oefeningen, houding en zit, uitleg, positie 11) Hoe bepaal je de lengte beugelriemen Drie cm boven hielnaad laars, ca lengte gestrekte arm (dressuur) 12) Een correcte houding en zit van de ruiter is van groot belang voor het paard. a. Geef aan waarom? Alleen vanuit een correcte houding en zit is ruiter in staat paard niet te hinderen en duidelijke hulpen te geven De soepele en ongedwongen zit is de basis van elke prestatie te paard b. dressuurzit Hoofd: rechtop, kin niet vooruit, blik tussen oren Ontspannen schouders Kruis aangespannen maar niet verkrampt Lendenen loodrecht op ruf Rug soepel, geen holle rug Bovenlichaam ongedwongen opgericht, loodrecht op lichaam Bovenarm soepel langs bovenlichaam afhangend Onderarm: ellebogen losjes tegen lichaam teugel in rechte lijn met mond Handen rechtop, ongedwongen tot vuist, duimen op teugel Polsen licht nara buiten, ca handbreedte uitelkaar (ook van boevn rechte lijn) Boevnbeen: hangt schuin naar voren en beneden af vlak langs zadel, op binnenkant dij, Knie rust vlak en zo laag mogelijk tegen zadel, niet klemmen of afsteken Onderbeen hangt af vanuyit knie, rechte lijn knie, teen en oorlel, schouder, heup, hak Vlakke voet, tot bal in stijgbeulgel, tenen recht naar voren 13) Geef een omschrijving van het rijtechnische begrip “hulpen”.. Door de ruiter gegeven tekens aan het paard gewicht, been, teugel 14) Doel van de dressuur: ( gymnastiseren van het paard) Door een harmonische en systematische opleiding het paard opleiden tot happy athlete Ontwikkelen natuurlijke eigenschappen en komen tot volmaakte harmonie met ruiter. Paard wordt gehoorzaam, levendig, soepel en los en in zijn bewegingen Zichtbaar doro begrippen skala en ‘vrije wil’ 15) Doel van africhters: Gymnastiseren paard door door ruiter gegevebn hulpen tekens zodat hij in stata is de van hem gevraagde arbeid steeds makkelijker teverrichte en zwaarder arbeid aan te kunnen. Add: Psychisch en fysiek, samenwerking ruiter 16) Wat is een stille hand? Een ruiterhand die ten opzichte van de paardenmond stil blijft, dwz de bewging van de paardenmond tot in de finesse volgt zonder deze te storen 17) Geef een omschrijving van de volgende rijkunstige begrippen. • Aanleuning: zie hiervoor • Contact: de door de ruiter genomen verbinding met de paardenmond de verbinding verstaan, die de ruiter tot stand brengt met de hand via de teugel met de mond van het paard, waarbij de druk op de teugel gelijk blijft. • Toestaan: zie hiervoor • Geven: zie hiervoor • Impuls zie hiervoor • buiging: lengtebuiging: dezijdelingse buiging in het hele lichaam (wervelkolom) van het paard conform de gevraagde wending of zijgang + over de lengtetas opwaartse buiging: verzameling, buigen wervelkolom buiging in gewrichten: bij verzamleing sterker buigen van gewrichten waardoro afdruk toeeneemt • Stelling: inbuigen in nek- en kaakgewricht, alleen oog en neusvleugel te zien • tact: zie hiervoor • Ritme: gelijkmatigheid in tijdsduur tussen optillen en neerzetten van de benen. • Regelmaat: gelijk blijven in tijdsduur van de ondersteuningsmomenten van de benen van het paard en de gelijke paslengte behorende bij de desbetreffende gang. • swung: zie hiervoor • durchlassigheid: resultaat van skala, alle elementen 100% voor elkaar, paard volkomen open voor ruiter, totale nageeflijkheid • weerstand bieden: ruiterhand blijft door het paard geboden extra weerstaan gecombineerd met zit- en beenhulpen voor impuls en verbinding, totdat deze nageeft in nek en kaak. Is niet trekken. het sluiten van de op de plaats blijvende hand van de ruiter om de vermeerderde druk van het paard op het bit te weerstaan, tot het moment dat het paard zich ontspant in nek en kaak, en nageeft, als gevolg van de inwerkende zit- en kuithulp van de ruiter. • rechtgericht: zie hiervoor 18) Leg uit hoe en waarom een paard ten opzichte van de lichaamsbouw schreef kan gaan? Schouder smaller dan heupen, aantrekkingkracht schot + eigen voorkeur 19) Een paard heeft rechts de bolle zijde, geef een omschrijving? Stugger aan rechterhand, te weinig lengtebuiging rechts. Spieren rechts zijn stkort en stug. rechterachterbeen is sterker, wordt midden onder massa gezet, korter draagmoment. Achterhand zwaait uit in wending, valt volte in . Linkerhand losser, paard verbuigt zich in linkerwending en valt over schouder weg. Valt uit de volte. Spieren zijn lang en slap, linkerachterbeen zwakker, wordt buiten de massa geplaatst. Heup links lager dan rechts Ook bij het in galop aanspringen zal het paard zich proberen te onttrekken aan de draagfase van een achterbeen en zo makkelijker in de ene dan wel in de andere galop aanspringen. Bij het achterwaarts gaan zal het paard de neiging hebben scheef achterwaarts te gaan in de richting van de holle zijde. 20) Beenzetting in stap is: tri-la-tri-di-tri-la-tri-di Linksachter van de grond Linksvoor van de grond Linksachter aan de grond Rechtsachter van de grond Linksvoor aan de grond Rechtsvoor van de grond Rechtsachter aan de grond Linksachter van de grond Rechtsvoor van de grond
21) en voor de linkergalop: zweefmoment rechtsachter aan de grond rechterdiagonaal aan de grond rechtsachter van de grond linksvoor aan de grond rechterdiagonaal van de grond zweefmoment
22) benoem de hulpen bij het sluiten van een volte (7 in totaal) binnenhand van de hals voor stelling buitenhand bij de hals en staat stelling toe: voorkomt over schouder wegvallen en neemt paard meet naar binnen binnenbeen op de singel voor lentebuiging buitenbeen achter de singel voor begrenzen achterhand gewicht op binnenzitbeen ruiter draait met heup en schouders mee, kijkt tussen oren doro de wending in ?? 23) hoe kun je een paard recht richten als bijv. het paard rechts bol is aanleuning op linkerteugel, volte openen en sluiten, schouderbinnenwaarts beide kanten (links voor rekken spieren, rechts voor sterker maken rechteracherbeen) voorhand voor achterhand zelf recht blijven geen eenzijdige arbeid 24) Wat is het doel van wijken Gehoorzaamheid, eerste kennismaking met zijgang, losdmaken (beperkt), rijkunstig gevoel ruiter verbeteren 25) Wat is het doel van achterwaards gaan? 5x - Welven rug en lendenen - Sterker maken achterbeen - Gehoorzaamheid - het vermeerderd buigen van de gewrichten van de achterbenen - het losser maken van stijve paarden - het bevorderen van de geslotenheid - het bevorderen van de nageeflijkheid - 26) Het verschil in hulpen bij een jong en een gevorderd paard Kleiner en subtieler, meer reactie 27) Een paard loopt scheef. - Noem 4 punten die vanuit de ruiter komen Scheef zadel Scheve inwerking met hand of gewocht Niet evenwichtige training Ongelijk drijven - Noem 4 punten die van mechanisme van het paard komen Ongelijke bespiering, wervelkolom problemen, veterinaire problemen, bouw 28) Noem de soorten evenwicht, plus kort omschrijving Natuurlijk evenwicht: evenwciht van paard zonder belasting, 3/5 vh, 2/5 ah Natuurlijk evenwicht onder de ruiter: na oosrponkelijke versotring door ruiter (meer op voorhand), paard vindt opnieuw natuurlijk evenwicht 3/5, 2/5 Horizontaal evenwicht; door gymnastiseren en sterker maken verkleining ondersteuningsvlak, meer gewicht naar ah, gelijke verdeling Verzameld evenwicht: verder trainen, verhevener, geslotener, 2/5 vh, 3/5 ah, rijst in schoft, buigt in sprong Verticaal evenwicht: van bovenaf gez paard in balans, helt niet nara links of rechts (rechtgericht)
Didactiek 29) Welke gegevens zijn van belang bij een goed voorbereiding van de les? Beoogd Doel Ingangsniveau deelnemers Lesopbouw (werkanalyse uitvoering) Veiligheid Materiaal/omgeving 30) Noem de 4 grondregels van didactiek Feebdack: oorzaak en gevolg van communicatie, feedback volgens sandwich model, Gericht op gedrag 31) sandwich feedback model iets goed, ‘en’ een dachtspunt, iets goeds (samenvattend) 32) product, proces&persoonlijke evaluatie product: wat heb je bereikt proces: hoe heb je het bereikt persoonlijk: gedrag instructeur 33) Wat verstaan we ionder feedback en wat is het doel ervan het geven van doelgerichte, concrete en positief verwoorde aanwijzingen waar de ruiter van kan leren.Ruiter mogelijkheid bieden zichzelf t vebeteren de ruiter aante zetten tot verbeteringen in zijn (rij)gedrag. 34) Volgorde belangrijkheid: lichaamstaal – stemgebruik – woordkeuze lichaamstaal – stemgebruik – woordkeuze 35) Welke 4 punten zijn van belang bij een lesopbouw? Lesdoel, inleiding, beginsituatie, ruimteindeling/organisatie, werkanalyse/uitvoering, evaluatie 36) Aan welke drie eisen moet een zadel voldoen voor de ruiter Goede maat zitting, zweetbladen voldoende lang, ruiter in diepste punt
Kennis paard 37) Wat zijn de normale waarden voor hartslag, temperatuur en ademhaling 28-40, 37.5-38, 8-14 38) Drie uiterlijke kenmerken van een gezond paard Frisse oogopslag, goede eetlust, gladde en meestal glanzende vacht, rustig en geinteresseerd 39) Twee voorbeeldan van acute kreupelheid Vernageling, botbreuk, hoefzweer, zoolkneuzing, peesklap, knie op slot, wonden 40) Twee voorbeeldan van chronische kreupelheid Artrose, spat, hko 41) Wat is dampigheid Beschadiging van de lnogblaasjes waardoor elasticiteit longen mindern wordt. Paard haalt adem met buikspieren, dampigheidsgroef 42) Wat is hoefbevangenheid en noem twee mogelijke oorzaken Ontsteking van de hoeflederhuid, pus en ontstekingsvocht tussen hoorn en hoeflederheid, waardoor verbinding met hoefbeen verloren kaan gaa dit loslaat en kan kantelen. Te veel jong voorjaarsgras (suikers) of niet afgekomen nageboorte 43) Vier symptomen van koliek Onrustig, omkijken, zweten, rollen, naar buik trappen 44) Maatregelen tegen koliek Veel beweging, goed voer, kleine porties, geen koud water, voldoende ruwvoer , ontwormen, gebitscontrole, geen zand 45) Wat is mouw, legger, reebeen, HKO Mouw: zwelling knie achterbeen, zacht Legger: zwelling elleboog (vaak door liggen), zacht, voorbeen Reebeen: buitenzijkant sprong, verdikking kop griffelbeentje, hard, achterbeen HKO: irritatie en beschadiging diepe buiger door artrose op straalbeen en hoefgewricht, functioneel 46) Benoem in de juiste volgorde de beenderen en gewrichten van het achterbeen van een paard. tegenwoordig krijg je de tekening erbij Hoefbeen, hoefgewricht, koot, kootgewricht,pijpbeen, spronggewricht, ???, knie, dijbeen, heupgewricht Het achterbeen bestaat uit het dijbeen of bovenbeen, de knieschijf, het schenkelbeen (bestaande uit scheenbeen en het kuitbeen) en de ondervoet. Het dijbeen heeft aan de bovenkant een kogelvormig dijbeenshoofd, dat precies past in de kom van het bekken: samen vormen ze het heupgewricht. Onder aan het dijbeen zit het kniegewricht met de knieschijf. Het dijbeen is het sterkste bot van het hele paardenskelet en vormt tevens de grootste hefboom van het gehele bewegingsapparaat. Het schenkel been bestaat uit twee botten: het scheenbeen en het kuitbeen, maar van dit laatste bot is in de evolutie alleen nog maar een rudimentair stukje overgebleven. Verder naar beneden voigt de sprong, bij de mens te vergelijken met de hiel. Het belangrijkste gewricht van de sprong is het spronggewricht. Dit gewricht maakt het buigen en strekken van de sprong mogelijk. De overige botjes van de sprong (waaronder het hielbeen, waaraan de achillespees vastzit) kunnen niet of nauwelijks ten opzichte van elkaar bewegen. De rest van de ondervoet ziet er net zo uit als bij het voorbeen. 47) Benoem in de juiste volgorde de beenderen en gewrichten van het voorbeen van een paard. tegenwoordig krijg je de tekening erbij Hoefbeen, hoefgewricht, koot, kootgewricht,pijpbeen, voorknie, ???, elleboog, bovenarm, schoudergewricht, schouder
Het voorbeen is een recht been en heeft een dragende functie. Het is door middel van spieren met de romp verbonden. Het voorbeen is met het schouderblad aan de romp verbonden. Het schouderblad is een driehoekig, bladvormig bot dat tegen de ribwand aan ligt. Bovenaan wordt het begrensd door een brede rand van kraakbeen. Het voorbeen bestaat uit een opperarmbeen (bovenarm) en een onderarmbeen. Deze laatste bestaat voornamelijk uit het spaakbeen; van de ellepijp is alleen nog maar de rudimentaire elleboogsknobbel over. Onder het onderarmbeen zit de ondervoet; dit deel is te vergelijken met de pols en de hand van de mens. De pols heet bij het paard de voorknie en bestaat uit twee rijen kleine botjes, waarvan vooral het haakbeentje aan de buigzijde van het gewricht belangrijk is. Van de middenhandsbeentjes is het derde het meest ontwikkeld, we kennen het als 'pijpbeen'. Verder zijn er nog twee middenhandsbeentjes rudimentair overgebleven in de vorm van griffelbeentjes. Verder naar beneden onderscheidt men het kootbeen, het kroonbeen en het hoefbeen (dit zijn bij de mens de vingerkootjes). Tussen het pijpbeen en het kootbeen zit het kootgewricht, tussen het koot- en kroonbeen zit het kroongewricht en het hoefgewricht bevindt zich tussen het kroon- en hoefbeen. Aan de achterzijde van het kootgewricht zitten twee sesambeentjes en achter het hoefgewricht zit het straalbeentje. 48) In de gewrichten van een paard zit een vloeistof. Wat is de naam van die vloeistof en het doel ervan Synovia, smeren en voeden gewrichten 49) Tandenschema: (hoe oud is een paard waarbij de tanden in de onderkaar gevuld zijn) 50) Een paard kan aan de voorbenen en achterbenen afwijkende standen vertonen. Geef minimaal 5 afwijkende standen van de voorbenen terzijde gezien: En van voor. Zijkant: ondergeschoven, gestrekt, week in de koten, steil gekoot, bokbenig, hol, doorgezakt Voorkant: o-benig, x-benig, toontredend, frans, bodemwijd, bodemnauw 51) Geef minimaal 5 afwijkende standen aan het achterbeen van achteren gezien. En van opzij Koehakkig = x-benig, bodemwijd, bodemnauw, toontredend, wijd in de hielen = o-benig, frans Sabelbenig, gestrekt, steil, ondergeschoven, week steil koot, steil of rehcte sprong, bokhoevig, doorgezakt 52) Standen van de hoef: Normaal, steil, week, doorgezakt, boekhoevig 53) Harde beengebreken voorbenen: Schiefel, overhoef, verbeend hoefkraakbeen 54) Harde beengebreken achterbeen: Spat, reebeen, hazenhak, 55) Zachte beengebreken voorbeen: Legger, gal, dikke knie 56) Zachte beengebreken achterbeen: Mouw, bolspat, waai- of vlotgal, gal, piephak 57) Fuctione beegebreken: HKO, patellafixatie, OCD 58) Geef omschrijving van het begrip weven Met hoofd, hals en evt voorhand van links naar rechts bewegen. Leiden tot slijtage in voorbenen, stalondeugd. 59) Wat moet een paard eten Ruwvoer (basis), krachtvoer (voor vitaminen, extra arbeid, zogen/dracht) 60) Vier doelen waarvoor beslag kan dienen Standcorrectie, slijtage, medische indicatie, scherp zetten 61) Vier symptomen van tandproblemen Eetproblemen, rijtechnisch, mest, conditieverlies, adem, afwijking hoofd 62) Vijf oorzaken voor koliek Slechte kwaliteit voer, te weinig beweging, zand eten, slag in darmen, te veel koud water na inspanning 63) Geef bij de onderstaande beengebreken kart en duidelijk aan waar deze zich bevinden en geef tevens aan of deze beengebreken hard of zacht zijn. - Reebeen: zie hiervoor - Mouw: zie hiervoor - Bolspat: voorkant spronggewricht, achterbeen, zacht - Piephak: hak achterbeen, zacht - Spat: tarsaalbeentjes, sprong, achter, hard 64) Noem 5 mogelijke oorzaken van acute kreupelheid en 5 mogelijke oorzaken van chronische kreupelheid Acuut: beenbreuk, nageltred, vernageling, hoefbevangen, hoefzweer Chronisch: artrose, HKO, verbeend hoefkraakbeen, spat, 65) Noem de symptomen van ziek paard: Doffe vacht, onrust, zweten, apatisch, niet eten, doffe oogopslag, niet drinken, schuren, niet willen werken, niet bewegen 66) Waar staan de letters GHROKA voor Geslacht, hoogte, ras, ouderdom, kleur, aftekening (onderdelen signalement) 67) Noem de 4 functies van het skelet Stevigheid, aanhechting spieren en pezen, beschermen organen, bevat beenmerg dat zorgt voor aanmaak bloed 68) noem de functies van het voorbeen en het achterbeen voorbeen: dragend achterbeen: dragend en stuwend 69) Wat is de functie van het gangensysteem in de schedel Dit gangensysteem dient voor de v66rverwarming, bevochtiging en de zuivering van de ingeademde lucht en hoort bij het ademhalingssysteem. 70) Welke soorten spieren zijn er en hoe is een spier opgebouwd Buigers en strekkers, orgaanspieren, willekeurige en onwillekeurige Uit spiervezels, lopen uit in pezen 71) Wat is een peesblessure en waarom geneest deze niet makkelijk Pezen bestaan uit een netwerk van zeer veel peesvezels. De opbouw is te vergelijken met die van een staalkabel. Pezen zijn weinig doorbloed en zeer kwetsbaar! Waar pezen over een benige ondergrond geleid worden, vinden we ter bescherming met synovia gevulde peesschedes rond de pezen 72) Hoe is de wervelkolom opgebouwd, welke wervels zijn er en hoeveel, en welke zijn meer of minder beweeglijk en waarom 7 halswervels (inclusief de atlas en draaier) = beweeglijk 18 borst- of rugwervels = weinig beweeglijk 5 of 6 lendenwervels = weinig beweeglijk 5 kruiswervels die tot een bot vergroeid zijn (het kruis- of heiligbeen) = niet beweeglijk 18 tot 21 staartwervels. = beweeglijk Minder beweeglijke wervels hebben langere dwarsuitsteeksel 73) Wat zijn de onderdelen van een gewricht Dwarsuitsteeksel, doornuitsteeksel, gewrichtsuitsteeksel, wervellichaam, wervelkanaal 74) Welke soorten gewrichten zijn er het kogelgewricht , het volkomen scharniergewricht, het onvolkomen scharniergewricht, het draai- of spilgewricht, het straffe gewricht 75) Wat is het verschil tussen buigers en strekkers De buigers, bij aanspannen buigen zij een gewricht waar ze overheen lopen door de buighoek te verkleinen. De strekkers, bij aanspannen strekken zij het gewricht waar ze overheen lopen door de buighoek te vergroten. 76) Beschrijf het hoefkatrolmechanisme De oppervlakkige buigpees, die aanhecht op het kroonbeen, buigt de ondervoet. De diepe buigpees buigt de ondervoet en de hoef en hecht aan op het onderste gedeelte van het hoefbeen. De oppervlakkige en de diepe buigpezen worden rondom de kogel geleid door een peesschede (sesamschede). Op de plaats waar de diepe buigpees onder het hoefgewricht doorloopt, bevindt zich het straalbeen en een slijmbeurs. 77) Waar zit het sleutelbeen bij het paard? Nergens 78) hoe kun je wormbesmetting voorkomen schone stal, Regelmatige controle mest en zonodig ontwormen, wisselende begrazing, horzellarven Controle nieuwe dieren Regelmatig wei rust geven
Springen 79) Afstand voor drafbalk-kruisje, in/uitje, drafbalk/3 in-uitjes, 5 galopsprongen oxer 2.20-2.50, 3 m, 2.20-2.50/3 * 3 m/19 m 80) Twee verschillende besturingsoefeningen en vijf veelgemaakte fouten Slalom om staander/pionnen, balken op volte Impulsverlies, te vele binnenhand, te veel buitenhand, valt volte in of uit, ritmeverlies 81) Wat verstaat men onder bascule Welvende rug, voorbenen voor zich gevouwen, kiepende achterhand, parabool 82) Geef een omschrijving van een correcte verlichte zit: Hoofd: rechtop, kin niet vooruit Ontspannen schouders Bovenlichaam neigt iets naar voren, vanuit heupen Hoek in Heup (bovenlichaam, bovenbeen) iets kleiner, net als hoek bij knie Bekken ontspannen Rug soepel, geen holle rug Bovenarm recht omlaag Onderarm teugel in rechte lijn met mond Handen rechtop, losjes om teugel, duimen op teugel Polsen recht, ca handbreedte uitelkaar (ook van boevn rechte lijn) Boevnbeen vlak langs zadel, op binnenkant dij, Knie rust vlak tegen zadel, niet klemmen of afsteken Onderbeen iets verder terug vanuit de knie (achter rechte lijn) Vlakke voet, iets verder in stijgbeugel, tenen recht naar voren Gewcht en balans vanuit voeten en bovenbenen, knie en hak 83) Wat is in de springtraining het nut van galopperen over op de grond liggende balken?. Controle, gevoel voor ritme, rust, oog voor afstanden, opwarmen 84) Wat is de logische afstand van 2 op de grond liggende balken met de optie 5 of 6 galopsprongen? 19 meter 85) Noem 4 punten die van belang zijn bij het voorbereiden van een springles: Beschikbaar materiaal, nacontrole, veiligheid, niveau deelnemers 86) Noem 4 rijtechnische punten die aandacht nodig hebben bij het springen. Balans ruiter en paard Gecontroleerde galop Ontspanning Correct rijden wendingen 87) Op welke afstand leg je de volgende hindernissen tijdens een springles met paarden in een binnenmanege onder normale omstandigheden? - Een drafbalk gevolgd door een kruisje van 80 cm op 1 galopsprong gevolgd door een oxer van 100 cm? 2.20-2.50/6 m - Uit draf een kruisje en dan op een rechte lijn een oxer van 100cm op 3 galopsprongen? 12.5-13 m - Uit galop een steil op 100cm gevolg door een oxer op een rechte lijn op 5 galopsprongen? 20.5-21m 88) Noem 5 uiterlijke kenmerken van een paard wat het vertoond bij weigeren/ verzet uit angst? Gespannen spieren Angstige ogen Geknepen staart Vluchtend gedrag spiertrillingen 89) Waar moet je doen als een paard verzet toont uit onwil? - Consequent rijden - Correct straffen - Goede ruiter voor correctie Wanneer dit het probleem is, moet het paard tijdens het verzet op de juiste manier worden bestraft en goed voorwaarts aan het been worden gereden. 90) Wat is het nut van het galopperen over op de grond liggende bomen. Ritme, balans, controle, rust, oog ruiter 91) Op welke afstand moeten deze bomen liggen om 5 of 6 galopsprongen tussen deze bomen te maken: 19 m 92) Geef bij de onderstaande lijntjes voor paarden met een normale galopsprong de correcte afstanden - Drafbalk kruisje op een galopsprong een oxer op twee galopsprongen steilsprong x 2.20-2.5/5.50-6/9-9.50 - Drafbalk kruisje op drie galopsprongen oxer x I I 2.20-2.5/12-13 - Drafbalk kruisje/in-uit steil/in-uit steil op vier galopsprongen oxer 2.20-2.5/3/3/16 93) Geef bij onderstaande lijntjes die uit galop worden gesprongen voor paarden met een normale galopsprong de correcte afstanden - Steilsprong op een galopsprong oxer op vier galopsprongen steil 7/17-17.50m - Steilsprong op vijf galopsprongen oxer 20.50/21m - Steilsprong op vijf galopsprongen oxer (gebroken lijn) 20.50/21m 94) Wanneer een paard langs de hindernis loopt in plaats van deze te springen, hoe kan men dit probleem het beste voorkomen of corrigeren? Noem 5 punten. Naast Dressurmatige arbeid, Balk op hindernis, instructeur bij hindernis, zweep in rechterhand, terug wijken, volte terug draaien 95) Hoe straf je een paar correct? 5 dingen opnoemen Op de juiste plaats, juiste mate, zelfbeheersing bewaren, juiste tijdstip, belonnen bij gewenst gedrag de paarden bestraffen op de plaats waar het paard de fout heeft gemaakt de bestraffing moet doorkomen de ruiter moet zichzelf onder controle houden niet meer bestraffen dan nodig is belonen wanneer het paard de gewenste reactie vertoont
Longeren 96) Waaris de manier van bijzetten bij longeren van afhankelijk Ervaring longeur, souplesse paard, bouw, leeftijd en africhting paard, … 97) Welke benodigdheden heb je nodig om juiste te kunnen longeren? Longe Zweep Bijzetteuigel of touwtje Longeersingel of zadel hoofdstel longeercirkel 98) hoe je kan ziet dat een paard goed aan de longe loopt ontspannen, takt, rechtgerihct, volgt volte ana buitenkant, schuimt licht, aan de zweep, alert op longeur regelmatig en ontspannen aan de buitenkant van de cirkel lopen zijn spieren, in de functionele houding (voorwaarts, neerwaarts met hals) loslaten, waardoor het paard zich harmonisch voortbeweegt en de passen afmaakt lichtvoetig lopen met een wat verende indruk een gewillige werklust tonen in de mond licht schuimen (wit en vlokkerig) en de mond gesloten houden recht gericht op de volte gaan over zijn gehele lichaam evenredig veel zweten aan de zweep lopen (zoals aan het been onder de man) zowel linksom als rechtsom even goed lopen 99) wat word verstaan onder de drie hoek bij longeren? Lijn longe, longeur, zweep, paard: de driekhoek die gevormd wordt door de longe van de longeur naar de paardenmond, door de zweep van de longeur naar de achterhand en het paard zelf. Longeur ter hoogte van schouder, kan spelen met positie voor tempo. 100) Als je je paard goed wilt longeren moet je aan een aantal punten voldoen. Noem 4 punten (oude vraag?) Goed materiaal Geschikte omgeving Rijtechnisch inzicht
Omgang en verzorging 101) Het kudde instinct van een paard kan van invloed zijn op de africhting. Noem een positief effect en een negatief effect op de africhting. Gebruik leiderpaard bij enge dingen Probleem bij alleen zijn, ruiter die geen leider is 102) Noem 5 punten waar men zich zorgvuldig aan moet houden om koliek en ziektes te voorkomen bij het paard. Goede kwaliteit ruwvoer, dagelijkse beweging, kleine porties voeren, stalhygiëne, geen tocht, ontwormen, gebitscontrole, geen zand, geen koud water 103) noem 5 stalondeugden. Weven, kribbebijten, luchtzuigen, veel drinken, slaan 104) wat zijn de onderdelen van een hoefnagel en een hoefijzer nagel: kop, kling, zwik ijzer: takken, lippen, toon, rits, nagelgaten, kalkoengaten 105) Hoe kun je zien dat een zadel goed past Het zadel moet overal gelijkmatig op de paardenrug liggen. Het diepste punt moet zich in het midden van de zitting bevinden. De kamer mag de schoft van het paard niet raken, ook niet als het zadel belast is. 106) Wat is het verschil tussen kribbebijten en luchtzuigen? Bij kribbebijten allen vastpakken met tanden, bij luchtzuigen ook lucht inslikken 107) Leg uit wat de basisvaccinatie inhoud Twee vaccinaties tegen influenza gegeven binnen een periode van zes weken. Daarna gevolgd door jaarlijkse enting. 108) Wat is Einschuss?. Lymfebaanontsteking, vaak door klein wondje. Dik been, meestal achter, koorts, pijnlijk. Kan chronisch worden 109) Wat is cornage? Eenzijdige verlamming stembanden waardoor tijdens het inademen onder bepaalde omstandigheden een fluitend of brommend geluid kan ontstaan. Deze afwijking komt vooral voor bij grote paarden en bloedpaarden. Paarden die veel snel werk verrichten blijken er gevoeliger voor te zijn. In ernstige gevallen kan cornage leiden tot een geringer uithoudingsvermogen, maar in de meeste gevallen is de aandoening niet schadelijk. 110) Wat is rotstraal Aandoening van de straal, zacht worden door vaak slechte stalhygiëne 111) Wat is ataxie Beschadiging ruggemerg vaak in de hals waardoor het paard onvoldoende controle over de achterhand heeft. Slechte spiertonus staart, problemen met balans. 112) Wat is maandagsziekte? Tying up, azoturia; acute spierbevangenheid, waardoor paard verzuurt en niet meer kan bewegen. Vaak door intensieve arbeid na dag rust. Niet meer bewegen, DA erbij. Donkere urine, afbraak spiercellen Bij deze beruchte stofwisselingsziekte wordt het paard plotseling stijf, kan zich nauwelijks of slecht bewegen en transpireert meestal hevig. In ernstige gevallen is de urine koffiekleurig, hetgeen duidt op spierafbraak. Maandagziekte ontstaat doordat er teveel koolhydraatrijke voedingsstoffen in de spieren worden opgeslagen. Dit kan gebeuren door overmatig voeren, maar meestal ontstaan deze ziekteverschijnselen na een rustperiode, als een paard dat normaal veel beweging krijgt, in de rustperiode nog te veel voedsel krijgt. Wanneer het paard na deze rust weer moet werken, ontstaat er een ophoping van melkzuur. Dit melkzuur, een afvalproduct van de verbranding van koolhydraten, blijft in grote hoeveelheden in de spieren achter, waardoor de spieren stijf worden en het paard nauwelijks meer kan bewegen. Vooral de lendenen zijn vaak extra pijnlijk en gevoelig. Ais het paard geen beweging krijgt dient de hoeveelheid voer aangepast te worden. Halveren van de gebruikelijke portie is aan te bevelen. Doen de ziekteverschijnselen zich toch voor dan moet het paard onmiddellijk rust krijgen en moet het warm worden toegedekt, met name de lendenen. Verdere behandeling dient aan de dierenarts te worden overgelaten. Ais de behandeling wordt uitgesteld, is blijvende spierbeschadiging zeer waarschijnlijk. 113) Geef minimaal 3 huidaandoeningen: Ringworm, mok, zonnebrand, wratten, schurft, luizen, zomereczeem 114) Geef de leeftijd van een paard/veulen bij de volgende omschrijving van de tanden. - Alleen de binnen en midden veulentanden zijn - Aanwezig -> zes weken - De binnen veulentanden zijn gewisseld, de rest van - de veulentanden zijn nog aanwezig -> 2,5 jaar - Alle veulentanden zijn gewisseld -> 4,5 jaa - De binnen en midden paardentanden in de - onderkaak zijn gevuld -> 7 jaar - De binnensnijtanden in de bovenkaak zijn gevuld -> 9 jaar
Kennis ruiter 115) Welke problemen kom je tegen bij de overgang van pony naar paard: Pony nuchterder dan paard Ander bewegingsritme en lengte passen Prestatieterugslag De ruiter is te veel vastgeroest in het snelle bewegingsritme van de pony • De ribwelving van een paard is veel breder dan die van een pony • Een ruiter heeft in het begin minder controle door grotere bewegingen • Een paard is minder kneedbaar dan de meeste pony's • Veel kinderen komen na hun pony op een groen paard terecht (een goed doorgereden paard verdient de voorkeur) • De ruiter voldoet in het behalen van succes niet meer aan de verwachtingen van de omgeving • Sommige kinderen krijgen andere interesses 116) Welke 3 factoren zijn belangrijk bij lesgeven - aan 7/8 jarige. Ontwikkelen van gevoel, weinig fijne motoriek, opbouwen vertrouwen, balans Ontwikkelen van gevoel en balans • Spelenderwijs leren rijden • Geen gerichte training geven om te presteren - 9/10 jarige Aandacht fijne motoriek, gymnastiekoefeningen, spelvormen Het ontwikkelen van de fijnere bewegingen • Het verder ontwikkelen van het gevoel • Ontspanning en sportvreugde hand haven - 12-16 jaar Verschil jongens/meisjes, groepsgevoel, prestatie 17 en ouder ??? Overstap pony paard, ??? 117) En waar dienen gymnastische oefeningen voor. (krijg je plaatjes te zien van verschillende oefeningen, en dan moet je bij elk plaatje vertellen waar het goed voor is)
Weet iemand of je met de opleiding Instructeur niveau 2 zonder eigen rijden naar de vervolg opleiding kan voor instructeur paardrijden gehandicapten? Er staat dat een vooropleiding nodig is van instructeur niveau 2, maar niet of zonder eigen rijden ook voldoet? Het paard wat ik momenteel rijd krijg ik nog lang niet L klaar dus met eigen rijden is helaas geen optie voor mij
Heb contact gehad met het Knhs. Zonder eigen rijden kun je geen vervolg opleiding doen. Met eigen rijden wel. De opleiding van Commandant JPG is een goede vooropleiding wat goed haalbaar is voor de niet wedstrijdruiter. Dat is gelukkig wel positief voor mij .
Wilt iemand hier MissCharlie en mij helpen? wij zijn bezig met het maken van vragen. MissCharlie is bezig met springen en dressuur. Ik ben bezig met Didactiek.
En dan dat we het onderling uitwisselen. Scheelt maak werk en tijd.
Ik heb alle lijsten die ik hiervoor heb langs zien komen opgeslagen in een word bestandje. En ben ze nu aan het doorlezen en straks uitprinten in een mapje
hmm ze kwamen er op school nog mee dat het stukje van de ineningten, paspoort en wat voor enting stof er nog bij moest. Maar nu weet ik echt niet hoe ik dat er nog moet tussen proppen...
@Lielle, kan het kloppen dat er een foutje staat in de lijst vragen+antwoorden? (erg fijn trouwens, dankje!) ik begin namelijk nu even te twijfelen 19) Een paard heeft rechts de bolle zijde, geef een omschrijving? Stugger aan rechterhand, te weinig lengtebuiging rechts. Spieren rechts zijn stkort --> juist lang en soepeler tochen stug. rechterachterbeen --> linkerbeen wordt dan toch er onder gezet? is sterker, wordt midden onder massa gezet, korter draagmoment. Achterhand zwaait uit in wending, valt volte in . Linkerhand losser, paard verbuigt zich in linkerwending en valt over schouder weg. Valt uit de volte. Spieren zijn lang en slap--> deze juist kort?, linkerachterbeen zwakker, wordt buiten de massa geplaatst. Heup links lager dan rechts Ook bij het in galop aanspringen zal het paard zich proberen te onttrekken aan de draagfase van een achterbeen en zo makkelijker in de ene dan wel in de andere galop aanspringen. Bij het achterwaarts gaan zal het paard de neiging hebben scheef achterwaarts te gaan in de richting van de holle zijde.
Gebruikt er iemand zo'n draagbaar microfoontje? Als ik lesgeef ben ik bijna niet te verstaan... Hebben jullie tips om harder te praten? Ik wil denk ik maar zo'n microfoontje aanschaffen, maar ik kan ze niet echt duidelijk vinden op internet.. ervaringen?