Iso-erythrolysis neonatorum (IN)
Incompatibiliteit van de bloedgroepen tussen merrie en veulen geeft slechts zelden problemen. De voornaamste antigene factoren zijn Aa,Qa,Ac en Ca. Voornamelijk de factor Aa en in mindere mate Qa, kunnen aanleiding geven tot de vorming van hemolyserende antistoffen, wanneer een merrie die deze factor(en) mist, drachtig is van een A/Q positief veulen. In amerikaans onderzoek werd gevonden dat bij het engels volbloed het percentage negatieve paarden voor de Aa-factor 15% is, bij het Arabisch volbloed zelfs 25%. Toch bleek uit ander onderzoek dat ondanks een hoog percentage van 14% risicodragende paringen (A/Q-merrie x A/Q + hengst), slechts 1% van de veulens ook werkelijk IN-verschijnselen krijgt.
Het percentage A/Q-negatieve paarden in Nederland is niet bekend, maar in een screening-test door van Haeringen(1989) onder 181 merries, die 1 of meer, overigens probleemloze, veulens hadden gebracht, werd bij 2.8% hemolyserende antistoffen gevonden.
Een toename van het aantal negatieve en hetero-zygote paarden valt te verwachten, doordat in de laatste jaren met enkele A/Q-negatieve dekhengsten is gefokt.
Naast hemolysinen, werden 39,2% van de merries tevens agglutininen aangetoond. De rol van deze agglutininen is niet duidelijk. Helaas is (nog) geen onderzoek gedaan naar de mogelijke invloed van deze agglutininen bij asfyctische en/of septische veulens.
[/b]