[Verhaal] Hoofdstuk 1 van mijn Fantasy...

Moderators: Muiz, Firelight, Maureen95, NadjaNadja, Essie73

 
 

Leo

Berichten: 50036
Geregistreerd: 06-12-02

[Verhaal] Hoofdstuk 1 van mijn Fantasy...

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 07-04-04 18:38

Na lang twijfelen over wel of niet doen plaats ik (Met name onder aandringen van Shanna16 Knipoog ) toch maar wel het eerste hoofdstuk van een fantasy verhaal / boek waar ik al erg lang mee bezig ben.
Het is eenmalig en het zal ook bij dit ene hoofdstuk blijven wat ik online zet Lachen Mijn doel hiermee is tips te krijgen waar ik echt iets mee kan; ondersteunende kritiek, en misschien mensen kan vinden die me willen helpen met bepaalde dingen Lachen

Aangezien ik vaak last heb van blocks, en alleen met dit verhaal al 4x in een periode van meer dan een jaar overnieuw ben begonnen, zal er nog wel het een en ander veranderen, ook aan dit hoofdstuk. Met name de laatste paar A4tjes ben ik nog niet helemaal tevreden mee Scheve mond

Maar hier dan toch; Hoofdstuk 1 van 'de Queeste van Lasairiona'

Jonge elf,
Magisch Bos


Totale stilte.
Geen koele bries die de bladeren van de bomen deed ritselen, en de drukkende warmte verdrijven.
Ondoordringbare duisternis, als zwarte inkt over de kruinen van de bossen uitgegoten, doorgedrongen tot de kleinste hoekjes.
Een stilte zo intens dat geen levend wezen zich durfde verroeren, in angst deze te doorbreken.

De atmosfeer die heerste tussen de bemoste bodem van het bos, en de hoogste takken van de bomen, sidderde, doordrenkt van magie. Vele stemmen zongen onhoorbaar, droeve liederen over de schaduw van het verleden, het duister van het heden, en de dreiging van de toekomst.
De tintelingen van het woud deden de zenuwen van de jonge elf huiveren. Gehurkt zat hij op een tak, onzichtbaar voor ieder die onbedoeld in zijn richting keek. Hij voelde het woud, het leven van de boom die hem droeg. De magie der natuur absorbeerde hem. Hij was een deel van haar, zoals zij een deel van hem was. Zij stroomde door zijn aderen, vervulde zijn kloppend hart. Zij was hém.
De ogen van de elf glansden in het donker, terwijl zij langzaam het bos doorspeurden. Met een zicht, zoveel male sterker als dat van welk wezen ook, verijdelde hij tenminste zeven van zijn soortgenoten, onzichtbaar verborgen in het kreupelhout en tussen de takken van de bomen. Zijn hand sloot zich langzaam rond het koele gevest van zijn lange, gekromde mes. Het voelde warm en koud tegelijk, en verspreidde een vreemd gevoel door zijn lichaam, iets wat hij steeds voelde wanneer hij het in zijn handen hield, maar wat hij niet thuis kon brengen.
Uiterst langzaam en voorzichtig sloop hij over de tak naar voren, die zacht kreunde onder zijn, hoewel geringe, gewicht. Ver beneden hem scharrelde, gecamoufleerd tussen de vele roodbruine bladeren, een wild zwijn, zich niet bewust van het tafereel wat zich afspeelde om hem heen. De jagers dromden geruisloos rondom hem; wapenstaal glansde dof in de nacht.
Het hart van de jonge elf, die zich ver boven hun prooi bevond, klopte van opwinding in zijn keel. Hij greep zijn mes nog steviger vast, pogend zijn hand niet te doen trillen. Hoe langer hij naar het beest onder hem keek, hoe meer hij toegaf aan zijn honger en instinct. Het was vele nachten geleden sinds hij voor het laatst vlees geproefd had. Er heerste een onverklaarbare schaarste in het woud. Het eens bloeiende Crannchore, rijk der boselfen, verdorde. Vruchten bedierven van de ene op de andere dag, terwijl hun moederplanten zichzelf vergiftigden en stierven. Prooidieren trokken groep na groep weg, op de vlucht voor de dreigende ondergang.
Het karige voedsel had de borg van de elfen ernstig verzwakt, en wanneer de situatie in het woud niet snel verbeterde, waren zij gedwongen hun geliefde Crannchore, wat al sinds het begin der tijden hun thuis was, te verlaten. Om nimmer weer te keren.
Het ras der boselfen, mysterieus en schuw, gehuisvest in de diepe delen van de wouden van Bricht, leefde al vele duizenden jaren afgezonderd van alle volkeren buiten hun borg. Geheel geïsoleerd, sinds de Grote Oorlogen, bemoeiden zij zich nimmer met zaken die zich voordeden buiten de bossen. Misschien was het een wijs handelen; voortgekomen uit angst. In de loop van vele millennia was het ras uiterst zeldzaam geworden. Vele dappere krijgers werden gedood tijdens veldslagen in de oorlog tegen de Mensheid. Onschuldigen kwamen in vlammen om toen grote delen van het woud in brand werden gestoken; een laffe wraakactie der mensen. De borg in Crannchore was de laatst overgebleven van vele elfengroepen die de wouden van Bricht eens bevolkten.
Langzaam schuifelde de elf nog verder over de tak, zowel zijn prooi als de aanvoerder van de jachtgroep scherp in het oog houdend. Het hout kraakte nu duidelijk hoorbaar, en de elf beet op zijn lip, terwijl waarschuwende blikken van zijn soortgenoten in zijn richting flitsten. Hij mocht het niet verpesten, niet vanavond. Wanneer de aanvoerder het teken gaf, zou hij zich van boven op het beest storten, en zijn mes diep in het zachte vlees van diens nek doen zinken. Ze zouden hem allen dankbaar zijn, en vereren bij terugkomst in de borg. Eindelijk zou het niet Dara zijn die met de eer zou strijken. Hij likte langs zijn droge lippen. Hij kon het bloed van zijn prooi bijna proeven. Nee, meer vernederingen zou hij niet kunnen verdragen. Vanavond zou het zíjn jacht zijn. Hij, Faellin, zoon van één der grootste krijgers die Crannchore ooit kende, zou weer vlees naar de borg brengen. Een daad die al zijn fouten uit het verleden zou goedmaken.
Hij voelde zijn rechterbeen als verdooft tintellen, en verplaatste voorzichtig zijn gewicht. De boom steunde. Waar wachtte de aanvoerder nog op? Het zwijn wroette met zijn neus tussen de bladeren, en was geheel onbewust van de elfen rondom en boven hem. Een dunne streep maanlicht scheen door het dichte bladerdek, en viel over de brede, harige rug. Dit was het juiste ogenblik, Faellin voelde het. Hij beet hard op zijn wang en het zweet gutste langs zijn voorhoofd. Zijn mes trilde en zijn hete adem deed het koude staal beslaan. Met zijn vrije hand greep hij een twijg boven zijn hoofd, terwijl hij zich langzaam oprichtte, klaar voor de sprong. De tak onder hem boog door en kraakte nu hard. Het geluid echode tussen de bomen; verscheurde de rust van de nacht, en het zwijn hief geschrokken zijn lelijke kop. In de doodse stilte die volgde flikkerden woedende ogen in het donker. Faellin voelde zijn knieën knikken van schaamte en zijn lichaam trilde geschrokken. Hij mocht niet nog meer fouten maken, wilde hij tot de jachtgroep blijven behoren. Het moest goed gaan vannacht, hij moest de eer van zijn naam hoog houden. De oren van het zwijn klapperden langs zijn kop, terwijl hij trachtte enig geluid op te vangen, wat wees op naderend gevaar. Minuten verstreken, terwijl de intense stilte in het woud voortduurde. De elf voelde de tak steeds meer doorbuigen, geruisloos, alsof de boom bang was zijn stem nogmaals te verheffen. Ondanks dat was het overduidelijk dat de tak het niet veel langer meer kon volhouden. De aanvoerder moest nú het teken geven. Faellin’s ogen boorden zich door het duister en hielden de statige elf, met een slanke speer in zijn handen, scherp in de gaten. Eindelijk, na wat uren hadden geleken, ging diens hand pijnlijk langzaam omhoog. Faellin zette zich schrap, trachtend het trillen van zijn lichaam te beheersen, slikte en klemde zijn kaken geconcentreerd op elkaar. Zijn blik flitste naar het zwijn, dat, nog steeds argwanend, snoof en met zijn voorpoten door de bladeren kliefde.
Net op dat moment hield de tak het niet langer. Met een luide, versplinterende knal stortte hij ter aarde. Faellin greep geschrokken naar de twijg boven zijn hoofd, en hing enkele ogenblikken hulpeloos in de lucht, totdat het jonge hout scheurend losliet van de boom. Met een kreet buitelde de elf omlaag, en kwam met een misselijkmakende klap op zijn rug terecht.
Een moment lang schemerde het voor zijn ogen, en was alle lucht uit zijn longen verdwenen. Hij meende iemand zijn naam te horen roepen, ver, ver weg, en hij probeerde zichzelf op te richten; een teken van leven te geven. Zijn lichaam leek gevangen in een put vol teer. Hoe intenser hij probeerde tot de wereld terug te keren, hoe meer hij zichzelf voelde wegzinken in de zwarte diepte. Hij deed een laatste, wanhopige poging, voor het oneindige zich rondom hem sloot.
Hoelang het duurde, voor de taaie duisternis slonk, en hij naar boven leek te zweven, wist hij niet. Zijn hoofd klopte, en zijn oogleden leken vastgekleefd. Met moeite opende hij ze langzaam, en een moment vol angst lang, dacht hij dat hij blind was geworden. Toen de wereld weer vaste vormen aannam, hapte hij naar adem en kreunde. De pijn in zijn botten deed hem vermoeden volledig verbrijzeld te zijn. Onder zijn linkerschouder lagen de resten van de afgebroken tak. Een scherpe punt had zich dwars door zijn bovenarm geboord. Hij voelde het warme bloed langs zijn elleboog stromen en vroeg zich af of dit het einde was, waarop hij fronste van pijn en verontwaardiging. De jongste zoon van Bricht’s grootste krijger, omgekomen na een val uit een boom. Het was te gênant voor woorden. Hij had het verknald. Iedere jacht waaraan hij deelnam liep uit op een mislukking, hoe hij ook zijn best deed. Het viel hem mee dat hij nog niet eerder uit de jachtgroep was gezet. Waarschijnlijk had Havra bij de aanvoerder gesmeekt hem nog een kans te geven. Faellin klemde zijn kaken verbitterd op elkaar. Zijn kiezen knarsten. Zijn vader had tenminste toch nog één zoon waar hij trots op kon zijn. Havra was een van de meest veelbelovende jagers van de borg, sterk en onbevreesd. Knap en geliefd. Hij, Faellin, was alleen een jager geworden vanwege zijn afkomst. Misschien hadden ze gehoopt dat hij een late bloem was; dat zijn bloeitijd nog komen moest, en dat ze hem de tijd moesten gunnen zich te ontwikkelen. Nu was wel duidelijk wat er werkelijk van hem geworden was. Een grote mislukkeling. De schaamte van de borg.
Een doordringend gesnuif deed hem ontwaken uit zijn roes. Hij knipperde met zijn ogen en hief langzaam zijn pijnlijk kloppende hoofd op. Recht voor hem stond het zwijn. De kleine varkensoogjes gloeiden van woede, en de slachttanden blonken in de straal van maanlicht. Het was een nog groter en sterker mannetje dan Faellin had verwacht. Het beest boog zijn lelijke kop en snoof nogmaals, klaar om aan te vallen. Geschrokken keek de elf om zich heen. Waar was de jachtgroep gebleven? Weldra zou hij doorboord worden door de twee grote tanden van zijn prooi, en er was niemand om hem te helpen. Hij kon ze geen ongelijk geven, bedacht hij, terwijl hij zich met zijn goede arm optrok aan de boom. Het was de wet van de natuur. De zwakkeren werden aan hun lot overgelaten, als dat nodig was voor de sterkeren om te overleven. Hij leunde met zijn rug tegen de stam, en greep naar zijn mes. In een vlaag van opkomende paniek constateerde hij dat het bij zijn val, enkele meters verder was geslingerd. Het lag voorbij het zwijn, dat nu ieder moment de aanval in kon zetten. Faellin zag het beest als in een waas op hem af komen stormen, en besefte dat de rollen nu waren omgedraaid. Hij was de prooi van wat eerst zíjn prooi moest worden. In een laatste poging zichzelf te redden sprong hij moeizaam naar een tak. Terwijl hij deze met één arm omklemde, boorden de tanden zich diep in het schors van de boom, op de plek waar zijn dijbeen zich nog geen seconde geleden had bevonden.
Met zijn laatste krachten wierp hij zich over het zwijn, dat worstelde om zich los te trekken uit het hout, en strompelde naar zijn mes. Toen het beest zich woedend omkeerde, met grote stukken schors nog bungelend rond zijn tanden, richtte zijn mikpunt zich op, het blinkende wapen in zijn hand geklemd. De geur van bloed, en de aanblik van de elf die zijn nachtelijke maaltijd zo bruut verstoord had, maakte het zwijn nog woedender dan ooit tevoren. Hij wierp zich naar voren en miste Faellin, die moeizaam opzij sprong, met een haar. Zo snel als zijn korte pootjes het toelieten keerde hij zich opnieuw en ging, zonder waarschuwing, op een nieuwe aanval over. Faellin, handelend op zijn allerlaatste reserves, dook opnieuw opzij, en haalde uit met zijn mes. Hij miste. Zijn gewonde schouder raakte hard de grond, en hij grimaste terwijl hij zich opnieuw probeerde op te richten. Op dat ogenblik zag hij dat het zinloos was. Het aanstormende zwijn was nog geen twee meter van hem verwijderd, en zijn toch al verzwakte lichaam liet hem in de steek. Hij bereidde zich erop voor ieder moment de slachttanden in zijn zijde te voelen dringen. Hij wachtte tot zijn vlees en ingewanden opengereten zouden worden. Hij wachtte, maar de klap bleef uit. Hij strompelde langzaam overeind, en zag het beest, zijn varkensoogjes uitpuilend, vast gespietst aan de grond. Een ranke speer stak uit zijn flank omhoog. Verschillende veren van woudvogels deinden langzaam langs het gladde hout, waaraan zij vastgebonden waren. Faellin klemde zijn kaken op elkaar, en hij hoefde de arrogante stem niet te horen om te weten wiens speer zijn leven had gered.
“Ik geloof dat je me dankbaar mag zijn, neefje”. Een jonge elf stapte in de strook maanlicht, en schudde haar lange gouden haren, die krullend en weelderig over haar schouders vielen. Haar heldergroene ogen schitterden zelfvoldaan. “Ik had jouw hulp niet nodig gehad,” mompelde Faellin verbeten, terwijl hij trachtte zijn rug te rechtten. Een hevige pijnscheut schoot door zijn lichaam, en deed hem ineenzakken. Dara lachte, een heldere lach die noch hartelijk, nog hatelijk was. Haar stem was zoet en doordrenkt van sarcasme. “Wat, neefje, wil je beweren dat jíj het grootste zwijn wat ik ooit heb gezien, had aangekund, met één goed functionerende hand, en dat kleine mesje van jou? Terwijl je amper op je benen kunt staan van angst?” Hij zei niets, maar staarde haar met van woede vlammende ogen aan. “Och nee,” zei Dara, met een lach, “het is het oude mes van je vader. Natuurlijk, stom van me, dat had je natuurlijk van de dood gered. Daar had ik eerder aan moeten denken voor ik de jachtgroep, tegen het bevel van de aanvoerder in, verliet om jou te redden”. Faellin stak zijn mes achter zijn riem. “Was liever bij de groep gebleven. Nogmaals; ik had je niet nodig gehad”. Dara trok haar speer los uit het lichaam van het zwijn, en veegde het bloed af met haar mantel. “Ik begrijp je volledig, neefje. Jij had het zwijn liever bevochten in het hiernamaals. Áls Wyanca er tenminste ook is voor mislukkelingen.” “Dara, zo is het genoeg”. Faellin draaide zich om, en zag Havra door het kreupelhout klimmen, gevolgd door de aanvoerder, wie gesproken had. Dara glimlachte naar hen en gebaarde met haar speer richting het zwijn. “Hiermee vermoed ik dat er genoeg vlees is voor de gehele borg?” Het ernstige gezicht van de aanvoerder klaarde op en hij knikte haar toe. “Uitstekend werk Dara Maeko, je hebt de jacht van vanavond gered. Dankzij jou zal de borg weer vlees proeven”. De rest van de jachtgroep kwam tevens uit de struiken tevoorschijn en ontfermde zich over het enorme lichaam van het zwijn. Terwijl het weggedragen werd, wendde de aanvoerder zich tot Faellin. “Uw optreden van vannacht heeft ons allen in gevaar gebracht. Laat u uw les hebben geleerd van uw verwondingen.” De jonge elf boog zijn hoofd, de blikken van zijn soortgenoten ontwijkend. “Om ons ervan te verzekeren dat een dergelijk incident niet voor herhaling vatbaar zal zijn, vrees ik dat ik u uit de jachtgroep moet ontslaan.” Faellin slikte moeizaam, maar knikte verslagen. “Maar Heer,” Havra boog voor de aanvoerder, “geef mijn broer nog een kans. Ik weet zeker dat een ongeluk als dit niet meer zal voorvallen. Alstublieft, geloof in hem, hij is een…” “Een zoon van Faldórin, ik weet het,” verzuchtte de elf, “maar een elf wordt niet beoordeeld om zijn naam. Hij moet zichzelf bewijzen. Jouw jongere broer heeft meer kansen gehad dan een andere elf ooit gekregen zou hebben, maar hij voldoet niet aan de eisen voor een krijger. Het spijt me,” voegde hij eraan toe, met een blik op Faellin. “Kom,” wenkte hij Havra, “er is vanavond vlees in de borg”. Hij verdween in het struikgewas. Faellin bewoog niet. Zijn arm hing levenloos langs zijn zijde. Bloed druppelde op de bladeren onder hun voeten. Havra liep bezorgd op hem af, maar Faellin ontweek zijn blik. De handen van zijn broer betastten de wond en het bloed stroomde niet langer langs zijn arm omlaag. Een warm, behaaglijk gevoel verspreidde zich van de wond naar zijn schouder tot zijn rug. “Het is geen ernstige wond,” sprak Havra’s zachte stem. “Ik heb er geen splinters in aangetroffen, en met mijn handen heb ik de scheuren in je spieren geheeld. Je mag van geluk spreken dat er geen ader ernstig geraakt is”. Faellin knikte langzaam, maar sprak nog steeds niet. Hij voelde zich oud, en moe, en wenste dat hij was gestorven. Zelfs dat was beter geweest dan ontslagen te worden uit de jachtgroep. Wat moest zijn vader wel niet van hem denken? En diens vader? Allen waren zijn voorvaderen groot krijgers geweest, en zij vochten voor de koning in de Grote Oorlogen. Allen waren moedig terwijl zij zich opofferden voor hun land. Hij was de zwarte schaduw uit een lange lijn van dapperen. Hij vroeg zich af of hij wel thuishoorde in de familie, en geen vondeling was geweest, waarover zijn moeder zich ontfermd had. Het klonk hem niet eens zo vreemd ter ore, als iemand hem niet als zoon had willen hebben en hem had afgestaan aan de wilde beesten.
Havra zuchtte en legde zijn mantel om Faellin’s schouders. “Die van jou is te erg beschadigd,” zei hij zacht, en hij spoorde hem aan te lopen. “Kom, dan gaan we terug naar de borg”. Faellin bleef staan, en schudde zijn hoofd. Hij voelde een dikke prop in zijn keel. “Ik kan niet terug,” fluisterde hij. Zijn stem klonk hees, en niet als de zijne. Havra fronste zijn voorhoofd. “Niet terug? Maar je moet, Faellin, het is je thuis. Je enige thuis. Je kunt nergens anders heen”. “Het woud is mijn thuis, Crannchore voldoet daar al tijden niet meer aan”. Hij meende niet wat hij zei; hij híeld van Crannchore, met haar prachtige bomen, haar poelen en haar waterstroompjes. Maar als hij dat toegaf was hij gedwongen terug te gaan; en de borg zien was het allerlaatste wat hij nu verlangde. “Faellin,” Havra schudde mistroostig zijn hoofd en gebood hem te gaan zitten. “Iedereen maakt wel eens fouten tijdens een jacht. Er zijn er meer ontslagen, geloof me”. “Geen van hen heeft zoveel, en zulke grote fouten gemaakt als ik. Ik ben een grote schande voor onze vader. Begrijp je me, Havra? Ik kan niet terug, hoeveel ik daartoe ook verlang”. Havra zweeg, en staarde voor zich uit. Een lange stilte volgde. De straal maanlicht was verdwenen, en het was weer duister tussen de bomen. Faellin voelde zijn mes tegen zijn been liggen, en pakte het in zijn handen. Het koude staal weerkaatste zijn ogen, die een verdachte glans hadden. Snel wendde hij zijn blik af.
“Toen jij vannacht uit die boom naar beneden viel,” begon Havra plotseling, zacht en langzaam, “voelde ik meer vrees dan ik ooit gevoeld heb. De angst om jou te verliezen; het dierbaarste wat ik heb, deed me je naam uitroepen. Wanhopig, toen je niet reageerde. Niemand wist of je dood was, en de aanvoerder beval iedereen de plek te verlaten, niet verwachtend dat je het zou overleven, mocht je op dat moment nog in leven zijn geweest. Ik weigerde weg te gaan, en probeerde jou te bereiken, maar ze beletten het me, en voerden me mee. Het was een enorme kwelling, jou daar achter te moeten laten. Totdat ik Dara hoorde lachen, wat mij ervan verzekerde dat je daar was; levend. Nooit ben ik meer opgelucht en gelukkig geweest dan toen ik jou zag staan, zwak weliswaar, maar jíj was het en zou het redden. Mijn enige wens was vervuld”.
Hij slikte en Faellin beet op zijn lip. Nooit had hij beseft dat Havra zoveel om hem gaf. Hoe kon hij het hem aandoen te vertrekken uit Crannchore? Toch kon hij de gedachte aan de boselfen, lachend om de verhalen van Dara; egoïstische, zelfvoldane Dara, niet verdragen.
“Havra ik,” zijn stem stokte, en hij haalde diep adem. “Ik kan niet blijven, het spijt me. Ik ben een mislukking, een gevaar, en een schande voor de borg”. Havra sprong op, zo plotseling dat Faellin ervan schrok, en hij ging voor hem staan. “Faellin,” zei hij, zijn stem klonk onnatuurlijk en hees, en er stonden diepe rimpels van ernst in zijn voorhoofd. “Wat er ook mag gebeuren; hoe groot de fouten ook zijn die je maakt, je bent géén mislukking. Iedere elf is bijzonder. Iedere elf heeft zijn kwaliteiten. De jacht is misschien niet een sterke kant van jou, een mislukking ben je niet. Ik weet zeker dat er ooit een kans voordoet dat jij zult opbloeien als één van Crannchore’s grootste elfen. En in de tussentijd…” Hij hees Faellin overeind en keek hem recht in de ogen. “In de tussentijd ben je nog steeds mijn jongere broer. Het allerliefste voor mij in deze wereld en daar voorbij.” Hij sloeg zijn armen om Faellin heen en deze werd overspoeld door warmte. Tranen prikten in zijn ogen, en de pijn van zijn wonden leek geheel verdwenen. Hoe lang het duurde voor ze elkaar loslieten wist hij niet, maar hij voelde zich slapper dan ooit en tegelijkertijd sterk. Hij wist dat hij zijn broer niet kon verlaten, tegen welke prijs ter wereld ook.
“Het is al laat,” fluisterde hij, en hij glimlachte, “laten we teruggaan voor de ochtend komt”. Havra knikte opgelucht, en maakte aanstalten te vertrekken; haastig om de open plek te verlaten, die hem zoveel gruwel had bezorgt. “Wacht,” zei Faellin plotseling, met een blik over zijn schouder. De boom waaruit hij was gevallen gloeide in zijn gezichtsveld. De stam was ernstig verwond door de tanden van het zwijn, en de elf voelde het hout kermen in zijn hart. Langzaam hurkte hij bij de wortels, en legde hij hand op het opengereten schors. Hij voelde de kloppende pijn vanuit de boom door zijn arm trekken, voor deze oploste en verdween. Toen hij opstond, en zijn hand weghaalde, was het schors gaaf en glad, alsof het zwijn er nooit was geweest.
Faellin glimlachte en draaide zich naar Havra, die hem vol verbazing had gadegeslagen. “zo,” zuchtte hij, met de lach nog steeds op zijn gezicht, “nu kunnen we daadwerkelijk gaan,” en hij hinkte zijn broer voorbij, verdwijnend in het struikgewas.

Een jaar voor elfenprinses Arthanviel het leven schonk aan haar tweede en laatste zoon, kwam haar zielsverwant, voor wie zij haar naam en familie opgegeven had, in een gevecht met een beerwolf om het leven. Zij ontmoette de knappe elfenkrijger in haar dorp, gelegen in het heuvelland Tir-fa-Thon, waar Hoge-elfen leven. Een patrouille boselfen was erop uitgestuurd om de koning van het schone land een boodschap over te brengen, afkomstig van Shealladh, heerser van Crannchore. Het was een tijd van angst, en er heerste de dreiging van een naderende oorlog. Tijdens het verblijf van de boselfen in het land der Hoge-elfen, voelden de jonge prinses Arthanviel en de knappe krijger Faldórin een sterke aantrekkingskracht tussen hen. Er bloeide een liefde op die zo sterk was dat ze beiden bereid waren alles op te geven, zolang ze maar tot elkaar konden blijven.
Toen de tijd was aangebroken voor de patrouille, terug te keren naar de Wouden van Bricht, vroeg Faldórin zijn geliefde Arthanviel met hem mee te gaan. Haar smart was groot, toen zij de taak opgelegd kreeg te kiezen tussen haar geliefde, en haar land en familienaam. Ze koos voor de liefde.
Lange tijd was ze gelukkig tussen de bomen, tezamen met Faldórin, al miste zij de zon meer dan wat dan ook. Dagelijks klom ze bij zonsopgang tot aan de kruin van haar lievelingsboom, en liet het licht van de jongende dag over haar gezicht vloeien, terwijl ze uitkeek over de oceaan van bomen; badend in de vlammen van de ochtendzon.
Zij en Faldórin kregen een zoon; die zij vernoemden naar de koele zomerwind. Jaren van vreugde en geluk verstreken, tot het plotseling plaatsmaakte voor ongeluk en rampspoed, die het jonge elfengezin bruut uit elkaar scheurde.
Wanneer de nachtelijke patrouillegroep geen verkeerd pad was ingeslagen, waren de elfen nimmer op de volwassen beerwolf gestuit. Het dier had jongen en was agressiever dan ooit. Zij had de elfen met hun glanzende wapens eerder opgemerkt dan zij haar. Haar jongen beschermend, ging ze accuut tot de aanval over, zonder haar eerst bekend te maken. De elfen vluchtten in paniek, wetend niet tegen het beest op te kunnen, maar één van hen, gewond aan zijn been, was niet snel genoeg en werd met een slag van een enorme klauw tegen de grond geslagen. De beerwolf zou zich juist woedend op haar slachtoffer gestort hebben, en hem hebben gedood, als zijn dappere metgezel zich niet in de strijd gemengd had. Hij redde het leven van zijn vriend, maar gaf daarvoor het zijne.
Toen het nieuws Arthanviel bereikte was zij ontroostbaar. Iedere nacht bad ze voor Faldórin’s ziel, terwijl ze met de dag meer wegkwijnde bij diens verwelkende levensboom. Op de dag dat het laatste blaadje vallen moest, werd haar tweede zoon geboren. Tot ieders verbazing, viel het blad niet, maar begon de boom langzaam weer te bloeien. Pas toen de oude beuk het elfenkind zijn naam schonk, wist iedere elf uit Crannchore met zekerheid te zeggen, dat Faldórin herboren was met zijn laatste zoon. Zijn zoon; die uitgroeide tot zijn evenbeeld, met lange vlasachtige haren, en heldere lichtbruine ogen, diep en warm. En ondanks de streken die hij uithaalde in zijn kinderjaren, was ieder ervan overtuigd dat hij, wanneer hij ouder was, in de voetsporen van zijn vader zou treden.
Prinses Arthanviel zou nimmer zien hoezeer haar zoon ging lijken op haar zielsverwant. Voor hij zijn honderd en twintigste jaar bereikte, kreeg het verdriet en verlangen naar Faldorin de overhand, en vond zij eindelijk haar rust, stervend in de armen van haar twee zoons. Wyanca was haar komen halen, om haar te herenigen met hem, voor wie ze alles had opgegeven, tot aan haar leven toe.

Boven in de hoogste takken van de oude beuk die hem zijn naam geschonken had, stond Faellin, uitkijkend over de eindeloze zee van bomen, die zich uitstrekte tot voorbij de horizon. De zon steeg als een enorme gouden bal boven het woud, en deed het baden in vurig licht, wat de ochtendhemel vervulde. De wind deed Faellin’s ogen tranen, en speelde wild met zijn lange, vlasblonde haren, die als vlammen zijn gelaat omkransten.
Geen zonsopgang was mooier dan die in Bricht. Niets liever deed de jonge elf dan in de vroege uren boven het bladerdak uit te rijzen om te kijken naar de hemel. Te luisteren naar lange liederen, gezongen door vele vogels; verborgen tussen de takken van het woud. De lucht tintelde van de magie, als het geluid van minuscule, heldere belletjes. Zachte stemmen fluisterden Faellin in zijn oren, en flirten met hem. Hun betoverende verzen bezorgden hem rillingen, van kou noch angst.
Het gevoel wat de morgen in Bricht hem bezorgde was overweldigend. De bladeren van de boom ritselden en streken zacht langs zijn blote bovenlichaam. Zij waren als liefkozende handen op zijn naakte huid. Kippenvel verspreidde zich over zijn borst naar zijn armen. Zijn hart klopte in zijn keel. Wanneer hij daar stond, voelde hij zich als een koning. De heerser over Bricht. Hij stak zijn armen in de lucht en sloot zijn ogen. De wind floot in zijn oren en sneed hem de adem af. Geheel opgaand in zijn wereld stootte hij een langgerekte schreeuw uit, vol geluk en passie, die werd meegevoerd over de eindeloze kruinen van Bricht, en daar voorbij.
Dit was iets wat hij iedere ochtend weer deed. Het deed hem even zijn positie in de borg vergeten, wanneer hij daar hoog boven alles uittoornde. Waar zijn liefde voor de zon vandaan kwam wist hij niet; boselfen mijden het volle daglicht wanneer zij kunnen. De nacht was hun domein, en de dag weggelegd voor anderen. Faellin hield zielsveel van het woud; hij wás het woud, maar diep vanbinnen koesterde hij een sterk verlangen de wereld in te gaan. Ver, ver weg van de borg, en van Dara, met haar kleinerende stem. Hij dacht niet dat zijn droom ooit uit zou komen. Nu hij geen deel meer uitmaakte van de jachtgroep, was tevens zijn laatste kans om op patrouille mee te gaan verkeken. Weer voelde hij de knagende pijn nu hij terugdacht aan de afgelopen nacht. Hij had de andere elfen gemeden, en was niet naar de vuren gegaan om te eten. Al van verre kon hij Dara horen opscheppen, en hij durfde zich niet te vertonen. Zijn maag die om voedsel schreeuwde negerend, was hij regelrecht naar zijn boom vertrokken, zich verschuilend tussen de takken, vechtend tegen tranen die steeds weer opwelden. Hij had gedaan alsof hij sliep, toen Havra naar hem had geroepen. Zijn broer maakte zich zorgen, teveel naar Faellin’s zin. Hij was bijna tweehonderd lentes oud, bijna volwassen, en nog deed Havra soms alsof hij nog in zijn vroege kinderjaren zat. Plotseling miste hij zijn moeder. Hij had haar gekend als een prachtige, maar treurige elf, hij wist dat ze zijn vader miste, en dat haar hart pijn deed, iedere keer als ze naar hem keek. Uiteindelijk was ze gestorven, maar Faellin had geen smart gevoeld toen Wyanca haar tot zich nam. Hij was eerder opgelucht, en tevreden, dat ze eindelijk haar rust had gevonden.
Nu wenste hij haar nog eenmaal te kunnen zien, met haar lange gouden haren, en helderblauwe ogen als kristallen. Hij wenste haar stem te horen, die klonk als klaterend water en een lied voor hem zong, terwijl haar armen hem zacht in slaap wiegden.
Nu stond hij op de plaats, waar zij honderden jaren voor hem stond, terwijl de zon hoger aan de hemel klom. En hij voelde haar aanwezigheid, sterker dan ooit. Hij hoorde haar stem zachtjes op de wind, en ze zong voor hem. Hij zoog zijn longen vol lucht, en liet hen langzaam weer leeglopen, bijna alsof hij haar tot zich wilde nemen. “Ik mis je,” fluisterde hij zacht, haast onhoorbaar. Even meende hij haar lach te horen. De wind streek zachtjes langs hem, alsof ze hem omhelsde. Hij sloot zijn ogen, slikte en liet zich door haar meevoeren.
“Faellin” Het horen van zijn naam deed hem langzaam ontwaken. Even wist hij niet waar hij zich bevond. De zon was al hoog, en hij bevond zich in een zee van groen. “Faellin” Het kwam vanuit het woud, en even was hij in de war. Het had geleken alsof het zijn moeder was, die hem had geroepen. Nogmaals klonk de stem, bij de wortels van de oude beuk. Langzaam, en met lichte tegenzin, liet Faellin zich van de takken naar beneden glijden. Op de laagste tak bleef hij op zijn hurken zitten, en keek recht in de grote, bezorgde ogen van een jong elfenmeisje. Hij glimlachte onwillekeurig bij de aanblik van zijn vriendin, en liet zich op de tak zakken. De elf keek hem nog steeds aan. Haar groene ogen flitsten over zijn lichaam, langs zijn met een door bloed doordrenkte doek verbonden arm, en de schrammen op zijn hoofd. “Ik hoorde het van vannacht,” sprak ze zacht, met een lichte, melodieuze stem. Meteen verdween de glimlach van zijn gezicht en hij wendde zich af, leunend met zijn rug tegen de stam. “Er werd verteld dat je bijna gedood was door de prooi, dat je zwaargewond was toen je tegen hem vocht”. Faellin zei nog steeds niets, trachtend haar woorden buiten te sluiten. “Ik vind het erg dapper van je”. Hij keek op. Haar lange donkere krullen lagen licht over haar schouders en omkransten haar bleke gezicht. Hij zuchtte. “Het is niet dapper te vechten om je eigen leven te redden”. Het meisje zweeg, maar ze keek hem nog steeds doordringend aan, vastbesloten zijn blik vast te houden. “Wat Dara gedaan heeft, dat mag je dapper noemen, wat mij betreft. Ze heeft immers mijn leven gered, of niet soms? Ik ben slechts een mislukte krijger. Of beter gezegd; dat was ik.” Hij stond op en maakte aanstalten omhoog te klimmen.
“Faellin” Hij bleef staan en keek haar opnieuw aan. “Je moet jezelf niets verwijten,” zei ze, en ze probeerde te glimlachen. “In mijn ogen heb je dapper gehandeld. Velen hadden het allang opgegeven wanneer ze uit die boom waren gevallen”. Een lichte blos verspreidde zich over zijn wangen. Dus iedereen wist ook al van zijn val. Hij wenste dat hij zich niet door Havra had laten overhalen te blijven. “Als je het niet erg vindt,” mompelde hij, met zijn ogen neergeslagen, “ga ik rusten, om bij te komen van vannacht”. Hij draaide zich om en verdween tussen de takken. Hij slikte, en wenste dat dit gesprek nooit had plaatsgevonden. Daria was zijn beste vriendin; naast Havra de enige in Crannchore die werkelijk in hem geloofde en om hem gaf.
Al toen ze beiden welpen waren speelden hij en Daria samen; en fantaseerden dat ze samen Crannchore zouden verlaten, om erop uit te trekken. Ze zouden de wereld zien, en pas terugkeren als ze alle plekjes in Sidhe-Tir hadden bezocht. Als ze al ooit terug zouden keren. Naarmate ze ouder werden fantaseerden ze niet langer, maar tevens koesterden ze beiden nog steeds het verlangen de borg eens te verlaten.
Daria was het enigste nichtje van koning Shealladh; heerser van Crannchore, en hij gaf meer om haar dan zelfs om zijn rijk. Uit angst haar te verliezen verbood hij haar deel te nemen aan de jachten en ontnam haar de kans krijgster te worden. Hij was blind voor haar uitstekende schietkunst; en haar verlangen zichzelf te bewijzen. Hij verstikte haar, zonder dat hij daar weet van had.
Faellin wenste dat hij minder kortaf tegen haar was geweest. Ze trachtte hem enkel op te beuren, maar hij was er ongevoelig voor geweest. Hij trok zijn mantel dichter om hem heen. Onder het ondoordringbare bladerdak was het kil en vochtig, en meer dan ooit wenste hij voorbij Bricht te zijn, in de open wereld. Opnieuw vonden zijn vingers het koele mes aan zijn riem. Het glansde dof, en Faellin betaste het elfenteken op het blad. De initialen van zijn vader, en tevens de zijne, waren het laatste wat hij zag voor zijn zicht waterig werd.

Opnieuw deed het horen van zijn naam hem ontwaken uit een roes. Faellin kreunde, niet in staat zich te herinneren of hij had geslapen of niet, en hoe lang hij daar gezeten had. Zijn hoofd klopte pijnlijk. Hij stak het mes achter zijn riem en klom langzaam naar beneden. Onder hem stond Havra, die hem onderzoekend aankeek. “Je hebt niet gegeten gisteravond.” Faellin schudde zijn hoofd, zich opnieuw ergerend aan de bezorgdheid in de stem van zijn broer. Deze zuchtte en wenkte hem. Met tegenzin verliet Faellin zijn boom. “De aanvoerder heeft je een nieuwe kans gegeven,” begon Havra, en in zijn hand hield hij een lange, donkere speer. “Je mag jezelf opnieuw bewijzen aan de grenzen van Crannchore. Je eerste wacht is vanavond”. Hij overhandigde hem de speer, maar Faellin wist niet of hij blij moest zijn of teleurgesteld. Toch glimlachte hij, en bedankte zijn broer hees fluisterend. “Kom,” zei Havra, “dan zal ik je naar je positie leiden. Je wordt bij de achtergrens verwacht”. De achtergrens. Faellin lachte sarcastisch in zichzelf. Natuurlijk, wat had hij anders gedacht? De achtergrens was vervallen en duister; slechts weinigen waagden zich daar, laat staan een vreemdeling. Hij vroeg zich af of er ooit eerder een wacht was uitgezet op die plaats. Een uitstekende manier om hem, de schande voor de borg, op te ruimen, ver uit het zicht.
Tijdens de wandeling keek Faellin zijn broer niet aan. De bladeren ritselden onder zijn voeten, en hij voelde de ogen van andere elfen op hem gericht. Hij hoorde hun fluisterstemmen, en zelfs de spottende liederen die sommigen van hen zongen.

“Daar gaan de zoons,
Twee aan twee.
Straks is er nog maar één
En is de ander alleen
Aan de verste grenzen van het land.
Zullen wij hem missen?
Maar nee, oh nee
Laat hem maar eeuwig daar
Aan de verste grenzen van het land”


Faellin slikte en probeerde de stemmen buiten te sluiten. Hij bemerkte dat Havra hetzelfde deed. De speer voelde vreemd aan in zijn handen. Het gladde hout was hard en kil. De punt was donker, haast zwart, en de randen glansden. Er was geen versiering, zoals de speer van Dara, die was behangen met veren van haar prooien.
Plotseling protesteerde zijn maag luid van de honger. Havra bleef staan. “Je moet iets eten. Je kunt niet op wacht staan met een lege maag. Hier,” en hij overhandigde Faellin een leren buidel. “Ik heb wat vlees voor je bewaard. Eet het. Je hebt er niets aan jezelf uit te hongeren”. Faellin nam het vlees met tegenzin, maar dankbaar. Toch herinnerde iedere hap hem aan de vorige nacht, en maakte hem misselijk.
Eindelijk hadden ze de achtergrens bereikt. Het was onaangenaam stil om hen heen, en het duister deed Faellin rillen. Hij trok zijn mantel strak om zich heen. “Wanneer de ochtend komt zit je wacht erop,” zei Havra. Faellin voelde zijn hand op zijn schouder. “Ik moet nu gelijk vertrekken, ik word verwacht voor de jacht”. Faellin knikte en glimlachte grimmig. “Ga maar, ik red me wel”. Havra keek hem nogmaals bezorgd aan, en hij keek nors terug. Zijn broer zuchtte. “Ik kom je halen straks”. “Geen zorgen, ik kom gerust wel thuis”. Toen hij Havra’s gekwelde blik zag had Faellin gelijk spijt van de toon waarop hij had gesproken. “Sorry,” hij glimlachte, “de duisternis werkt op mijn zenuwen”. Havra knikte. “Het spijt mij dat ik je hier moet achterlaten, maar ik vrees dat ik geen keus heb.” Hij omhelsde Faellin, en vertrok.
Faellin speelde met de speer in zijn handen, en leunde tegen een boom. Zijn hoofd bonsde nog steeds, en hij sloot zijn ogen, in de hoop de pijn buiten te sluiten. Daar zat hij dan, dacht hij grimmig, in de verste uithoek van Crannchore, netjes opgeruimd. “Alsof een levend wezen ooit door zal dringen tot Crannchore,” mompelde hij in zichzelf. “Niets ontkomt aan de webben van magie die door de wouden zijn gespannen, niets wat hier niet thuishoort.” Hij zuchtte, niet begrijpend waarom koning Shealladh nog steeds wachtposten uit liet zetten. ‘Hij heeft de Grote Oorlogen meegemaakt,’ dacht Faellin in zichzelf. ‘Hij wil voorkomen dat ons volk ooit weer verwikkeld raakt in de strijd van de Buitenwereld’. Hij zuchtte en opende zijn ogen. Om hem heen waren niets dan bomen. Oude, vergeten bomen, die zacht kreunden in de nacht. Hoe was deze plaats zo geworden, vroeg hij zich af. Hoe kon een gedeelte van het schone Crannchore zo verval zijn geraakt?
Faellin stond op en zette een paar stappen tussen de bomen. Ze leken zich over hem heen te buigen, hem in te sluiten en op te slokken. Hij probeerde de bast van de dichtstbijzijnde stam aan te raken, maar zijn vingers bereikten de boom niet. Een angstig gegil vulde zijn hoofd en hij deinsde verschrik achteruit, zijn handen tegen zijn oren gedrukt. Het geluid zwakte af en verdween naarmate hij verder van de boom verwijderd was. Hij sprong geschrokken opzij toen een tak met grijpvingers naar hem uithaalde. Hij griste zijn speer van de grond en hief deze op ter verdediging. Toen hij rondkeek, stonden de bomen er weer precies zo bij als voor hij ze getracht had aan te raken. Hij liet de speer zakken, zich verbaasd afvragend of hij hallucineerde. Zijn slapen klopten. Zweet parelde op zijn voorhoofd. Langzaam ging hij weer zitten in het mos, de takken nog steeds argwanend in de gaten houdend. Het bos leek bang en gefrustreerd. Alsof de bomen een diepe angst koesterden voor elfen; misschien wel voor alle levende wezens. Faellin sidderde. Wat was hier gebeurd?
Hoe meer hij erover na probeerde te denken, hoe pijnlijker het kloppen in zijn hoofd werd. Het doffe gebons vulde zijn oren en drukte tegen zijn ogen. Opnieuw sloot hij ze, omdat het te vermoeiend was het duister in te staren. Het geklop was gelijkmatig, snel en eentonig. Hij grimaste en legde zijn handen tegen zijn hoofd, en de koelte die werd verspreid luchtte hem even op. Toch verdween het behagelijke gevoel al snel, en het gebonk werd harder en pijnlijker dan eerder tevoren. Hij klemde zijn kaken op elkaar, en kneep zijn ogen stijf dicht. Zijn knokkels werden wit, terwijl hij het ranke hout van de speer stevig vastgreep. De pijn werd haast onnatuurlijk. Het was alsof zijn hoofd doormidden gespleten werd door een beitel en een hamer. Hij leunde achterover tegen de dode boom en voelde zijn nagels in het zachte vlees van zijn handpalmen boren. Het voelde alsof er een paard door zijn zenuwen draafde. Iedere stap van diens hoeven deden hem ineenkrimpen van de pijn. Hij voelde dat het niet lang meer zou duren voor hij het uit zou schreeuwen. Het gebonk, het ritmisch en eentonig gestamp, leek steeds dichterbij te komen.
Plotseling sprong Faellin overeind; en spitste zijn oren. Gestamp dat steeds dichterbij kwam, geritsel van bladeren. Langzaam begon het hem duidelijk te worden. Er kwam iets aan. Iets wat niet thuishoorde in Crannchore.
Geruisloos klom hij in de dode boom achter hem, terwijl hij zich verschool tussen de takken. Hij tuurde in het duister en ontdekte een bleke schim, die zich snel voortbewoog in richting van de achtergrens. De pijn was verdwenen maar nu spookten vele vragen door zijn hoofd. Hoelang was het geleden sinds er voor het laatst vreemdelingen tot Crannchore waren doorgekomen? Er moesten vele honderden jaren verstreken zijn sindsdien. En nog belangrijker; hoe waren ze aan de verraderlijke magie van de wouden ontsnapt?
De bleke gedaante had de grens bijna bereikt, en Faellin greep zijn speer, terwijl hij zich schrap zette. Één stap over de grens, en dan…
Hij sprong van de tak naar beneden en richtte de speer naar voren. “Halt, in naam van koning Shealladh!” Een zilverwit paard steigerde verschrikt en Faellin deinsde achteruit. Briesend en nerveus trappelend staarde het dier hem aan. De grote azuurblauwe ogen boorden in de zijne, en zijn mond viel open. Nooit eerder had hij een wezen gezien als dit. Ze betoverde hem met een enkele aanblik, terwijl ze glansde in het duister, en met haar lange zilveren staart zwiepte.
Plotseling werd Faellin zich bewust van de ruiter op de rug van de merrie. Deze was volledig in een zwarte mantel verhuld, en hij kon geen gezicht onderscheiden. Hij klemde de speer stevig vast, maar kon niet verhinderden dat deze trilde. “Wie bent u,” zei hij onzeker, “maak u bekent aan de wacht van Crannchore”. Van onder de kap glansden twee heldere ogen, die hem een moment lang aankeken. De stem waarmee de vreemdeling sprak was melodieus en zangerig, en deed hem sterk denken aan die van Daria. “Mijn naam doet er nog niet toe. Ik ben gekomen om hulp te halen voor mijn volk”.

-----------------------------

Sorry voor het lange stuk; het zijn in totaal 10 A4tjes...

Tips hoor ik graag; kritiek ook, zolang het ondersteunend is Lachen

..
The music of this awe
Deep silence between the notes
Deafens me with endless love

..


Nerwen

Berichten: 16039
Geregistreerd: 02-09-03

Link naar dit bericht Geplaatst: 07-04-04 19:13

Ik vind het een mooi verhaal.
Knap geschreven, je blijft doorlezen.
Vind het dan ook jammer dat je het bij een hoofdstuk houdt dat je hier neerzet. Wil het vervolg ook graag lezen. Vind het nu wel spannend Lachen

Leo

Berichten: 50036
Geregistreerd: 06-12-02

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 07-04-04 20:42

Het idee zit al zo lang in m'n hoofd; 'ooit' zou ik het graag als boek willen proberen uit laten geven Lachen Nu is het slechts oefenen oefenen oefenen; ik heb nog zoveel te leren voor ik een volwaardig boek kan schrijven Scheve mond Dit fragment is naar mijn idee ook nog lang niet goed genoeg.

Maar omdat het idee van uitgeven in mijn hoofd blijft, wil ik het niet verder openbaar maken Lachen

..
The music of this awe
Deep silence between the notes
Deafens me with endless love

..

shadowfaxx

Berichten: 5880
Geregistreerd: 27-12-03
Woonplaats: Turnhout

Link naar dit bericht Geplaatst: 07-04-04 21:01

In een woord: Knap-en mooi

"Vele stemmen zongen onhoorbaar, droeve liederen over de schaduw van het verleden, het duister van het heden, en de dreiging van de toekomst."

Dit deel doet me denken aan het Lothlorién Lachen Als ik deze zin las herinner ik me het stukje weer waar de elfen een klaaglied zingen over Gandalf Lachen
kwam daar het idee niet toevallig van, in deze zin Lachen ?

*Oh Adrian, come out and play.

Eline

Berichten: 72938
Geregistreerd: 07-10-03
Woonplaats: Delft

Link naar dit bericht Geplaatst: 07-04-04 21:03

Leo? In hoeverre heb je behoefte aan serieuze kritiek?

shadowfaxx

Berichten: 5880
Geregistreerd: 27-12-03
Woonplaats: Turnhout

Link naar dit bericht Geplaatst: 07-04-04 21:10

Ellende schreef:
Leo? In hoeverre heb je behoefte aan serieuze kritiek?



Bloos!

*Oh Adrian, come out and play.

Tamara

Berichten: 10441
Geregistreerd: 20-07-01

Link naar dit bericht Geplaatst: 07-04-04 21:35

Wow, ik ben er ff helemaal stil van, wat een verhaal.... Echt super gewoon, heel goed geschreven, zit er echt helemaal in! Jammer dat je niet verder gaat....

Maar ff wat kleine dingetjes:

Dara was toch een hij en geen zij? In een bepaald deel staat 'haar' ipv 'hem'. Dit stukje bedoel ik:

Dara trok haar speer los uit het lichaam van het zwijn, en veegde het bloed af met haar mantel. “Ik begrijp je volledig, neefje. Jij had het zwijn liever bevochten in het hiernamaals. Áls Wyanca er tenminste ook is voor mislukkelingen.” “Dara, zo is het genoeg”. Faellin draaide zich om, en zag Havra door het kreupelhout klimmen, gevolgd door de aanvoerder, wie gesproken had. Dara glimlachte naar hen en gebaarde met haar speer richting het zwijn. “

Zachte stemmen fluisterden Faellin in zijn oren, en flirten met hem.
Moet flirtten zijn, het is verleden tijd.

Verder heb ik eigenlijk geen kritiek, man wat een geweldig verhaal!

Never stop dreaming
31-08-2015 & 26-08-2018 <3

Eline

Berichten: 72938
Geregistreerd: 07-10-03
Woonplaats: Delft

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 07:09

shadowfaxx"]
[quote="Ellende schreef:
Leo? In hoeverre heb je behoefte aan serieuze kritiek?



Bloos!
[/quote]

Klinkt het zo erg?

shadowfaxx

Berichten: 5880
Geregistreerd: 27-12-03
Woonplaats: Turnhout

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 08:51

Niet zo erg, ik vind het eerder een grappige opmerking Haha!

*Oh Adrian, come out and play.

Naith

Berichten: 12
Geregistreerd: 04-04-04
Woonplaats: Rivendell

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 10:47

Ik vind het een erg mooi verhaal!! Knap gedaan! Ik heb nu meer een idee over hoe jij tegen de elfenwereld aankijkt zoals we ook al hebben besproken in pb's! Ik snap nu welke elfensoort jij bent. Haha!

Ae ú-esteliach nad... estelio han. Estelio ammen. --> Als je op niks meer vertrouwd, vertrouw dan op dit, vertrouw op ons. Lovers

Kimble

Berichten: 5604
Geregistreerd: 28-04-03
Woonplaats: Utrecht

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 11:26

Wauw, het is echt geweldig!!
Ik heb het aan 1 stuk doorgelezen, het is echt heel erg mooi.
Zou er niet over willen denken om het hier verder te plaatsen?

Misschien een bijzaak, maar ga je ook iets van een kaart maken? Van hoe het land ik elkaar zit.

Leo

Berichten: 50036
Geregistreerd: 06-12-02

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 08-04-04 14:38

Ellende"]
Leo? In hoeverre heb je behoefte aan serieuze kritiek?
[/quote]

Gewoon; alle kritiek die serieus bedoeld is hoor ik graag aan Dan kan ik er op letten als ik verder ga Lachen

[quote="shadowfaxx"]
In een woord: Knap-en mooi

"Vele stemmen zongen onhoorbaar, droeve liederen over de schaduw van het verleden, het duister van het heden, en de dreiging van de toekomst."

Dit deel doet me denken aan het Lothlorién Lachen Als ik deze zin las herinner ik me het stukje weer waar de elfen een klaaglied zingen over Gandalf Lachen
kwam daar het idee niet toevallig van, in deze zin Lachen ?
[/quote]

Bedankt Lachen

Nee, ik heb er zelf helemaal geen verband tot getrokken, maar nu je het zegt Knipoog Grappig..... Clown


[quote="*Tamara*"]
Wow, ik ben er ff helemaal stil van, wat een verhaal.... Echt super gewoon, heel goed geschreven, zit er echt helemaal in! Jammer dat je niet verder gaat....

Maar ff wat kleine dingetjes:

Dara was toch een hij en geen zij? In een bepaald deel staat 'haar' ipv 'hem'. Dit stukje bedoel ik:
[/quote]

Nee, zowel Daria als Dara zijn 'vrouwelijk' Lachen

[quote]
Zachte stemmen fluisterden Faellin in zijn oren, en flirten met hem.
Moet flirtten zijn, het is verleden tijd.
[/quote]

Ok, zal het veranderen Tong uitsteken

Verder ook bedankt

[quote="Kimble schreef:
Wauw, het is echt geweldig!!
Ik heb het aan 1 stuk doorgelezen, het is echt heel erg mooi.
Zou er niet over willen denken om het hier verder te plaatsen?

Misschien een bijzaak, maar ga je ook iets van een kaart maken? Van hoe het land ik elkaar zit.


Jij ook bedankt Bloos

Nee, ik plaats verder niets, in m'n reactie hierboven kun je lezen waarom Knipoog

Een kaart heb ik; die hangt op m'n kamer, bij m'n schrijfcomputer Lachen Ik markeer waar ze op dat moment 'zitten' zegmaar Knipoog Ik ben ook bezig met een duidelijkere en die zet ik op bokt

..
The music of this awe
Deep silence between the notes
Deafens me with endless love

..

Annash
Blogger

Berichten: 26417
Geregistreerd: 09-06-03
Woonplaats: Achterhoek

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 14:42

En Marylon.. waar ben je nou eigenlijk bang voor he Tong uitsteken
Nog 1 keer wat ik ervan vind, voor het idee op bokt Knipoog

Erg goed geschreven, spanning is voelbaar, gevoelens worden waar.

Ik hoop dat ik wel op de hoogte mag blijven na dit hoofdstuk Bloos

Even een waarschuwing: als iemand waagt te zeggen dat ze het van Tolkien gejat heeft en mijn boktdinnetje beledigd, krijg je met mij aan de stok Tong uitsteken

Zo.. dat is duidelijk, haha!
Succes verder Leo Lachen

Kimble

Berichten: 5604
Geregistreerd: 28-04-03
Woonplaats: Utrecht

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 14:45

Ik vind dat ze het absoluut niet van Tolkien heeft gejat!
Bij elven denk je snel aan Tolkien, maar daar is hier helemaal geen sprake van.
Tolkien schrijft heel anders. Persoonlijk vind ik dat jij het beter schrijft. Tolkien is soms wat vaag in z'n omschrijvingen.

Leo

Berichten: 50036
Geregistreerd: 06-12-02

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 08-04-04 14:47

Bloos!

Dat is echt een vreselijk groot compliment Nagelbijten / Gniffelen
Tolkien is m'n grote voorbeeld qua schrijven...

Wow Bloos!
Weet even niet wat ik moet zeggen Bloos

..
The music of this awe
Deep silence between the notes
Deafens me with endless love

..

Annash
Blogger

Berichten: 26417
Geregistreerd: 09-06-03
Woonplaats: Achterhoek

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 14:47

Kimble schreef:
Ik vind dat ze het absoluut niet van Tolkien heeft gejat!
Bij elven denk je snel aan Tolkien, maar daar is hier helemaal geen sprake van.
Tolkien schrijft heel anders. Persoonlijk vind ik dat jij het beter schrijft. Tolkien is soms wat vaag in z'n omschrijvingen.


mooi, dan hoef ik jou niet in elkaar te trimmen Tong uitsteken

pas op hoor, ik kan echt super Extreme duivel zijn, en dan is dit het resultaat:

~~}>


en dan heb je *platte bokkers*

Haha!

Kimble

Berichten: 5604
Geregistreerd: 28-04-03
Woonplaats: Utrecht

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 14:49

Ik zou niet durven, moet tegen jullie allebei lief zijn. Want jullie verhalen zijn geweldig en ik wil graag meer lezen Tong uitsteken Extreme duivel

Daihyo

Berichten: 87994
Geregistreerd: 01-06-01

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 14:58

Geweldig zeg! Je blijft lezen.
Ik ben toch wel benieuwd hoe het afloopt.

Enne, ik vindt het ook niet op Tolkien lijken. Zoals Kimbl al zei: Tolkien is wat vaag (ik heb LOTR nog steeds niet uitgelezen, ik kom er maar moeilijk doorheen), jij schrijft heel helder! OK dan!

∞ ♥ Jim & Noura & Ximo ♥ ∞
https://www.equinoji.nl - onafhankelijk voedingsadvies voor paarden - snacknetjes te koop

Met korting naar Equiday? Ga naar www.equiday.nl, gebruik de code EN24 bij het afrekenen en krijg 10% korting!!

Kimble

Berichten: 5604
Geregistreerd: 28-04-03
Woonplaats: Utrecht

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 15:09

Amanda schreef:
(ik heb LOTR nog steeds niet uitgelezen, ik kom er maar moeilijk doorheen), jij schrijft heel helder! OK dan!


Had ik in het begin ook, maar als je eenmaal goed in het verhaal zit dan blijf je lezen!!!

Leo

Berichten: 50036
Geregistreerd: 06-12-02

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 08-04-04 15:14

Tolkien had gewoon zo'n enorm rijke fantasie... Geweldig dat zo'n boek door één man geschreven is.... Ik kijk echt tegen hem op...

..
The music of this awe
Deep silence between the notes
Deafens me with endless love

..

Eline

Berichten: 72938
Geregistreerd: 07-10-03
Woonplaats: Delft

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 15:15

Van te voren: ik heb niet het hele hoofdstuk gelezen, het verhaal spreekt me niet aan... (ik hoop dat ik nu niet door Shanna platgewalst wordt) Ik wil je wel een paar tips geven:

Een eerste zin is erg belangrijk voor een boek. Ik kan me nog steeds een boek herinneren dat begon met de zin "She didn't remember dying", was ik door geraakt, trok me meteen het boek in. Om Tolkien te quoten: 'When Mr. Bilbo Baggins of Bag End announced that he would shortly be celebrating his eleventy-first birthday with a party ofspecial magnificence, there was much talk and excitement in Hobbiton" Goh, waarom waren er zoveel praatjes over een verjaarspartijtje? en wie is mr Bilbo Baggins? het verhaal 'begint' eigenlijk gelijk. Jouw eerste zin is "Totale stilte. Punt." Dan nog een korte zin, en nog een punt. het nodigd niet uit om verder te lezen (is mijn mening).

Let ook goed op je kommagebruik, het maakt je zinnen soms bijna onleesbaar. Een komma hoort tussen twee persoonsvormen:
"Piet las een boek, terwijl hij een appel at" of in opsommingen: "Piet eet een appel, een peer en een banaan" of om iets uit je zin te 'tillen' "Piet eet een appel, hij is gek op die dingen, omdat hij honger heeft' dan kan je ook ipv een komma - streepjes - gebruiken. volgens mij (maar je mag me verbeteren) niet in heel veel meer gevallen.

In bijvoorbeeld deze zin:
Citaat:
De atmosfeer die heerste tussen de bemoste bodem van het bos, en de hoogste takken van de bomen, sidderde, doordrenkt van magie.
gebruik je 3 komma's terwijl er maar één nodig is (de atmosfeer siddert en is doordrenkt), dit haalt alle vaart uit je verhaal en is grammaticaal incorrect.

Je gebruikt heel veel bijzinnen en 'omwegen' om dingen te zeggen (voor een deel ook je komma's. Een aantal mensen hebben nu gezegd dat je duidelijker schrijft dan Tolkien, daar ben ik het mee oneens, je verbloemt dingen veel meer. Je schrijft bijvoorbeeld heel veel 'niet levende dingen' werkwoordsvormen toe. 'het zicht van de elf doet zus en zo', 'wapenstaal doet dit en dat'. Pas daarmee op, als je het teveel doet wordt je verhaal 'traag'. Ik zou zelf veel meer directe persoonsvormen gebruiken. Niet 'de elf zat gehurkt' maar 'de elf hurktte'.

Als laatste heb ik het idee dat je te verkrampt mooie of 'wijze' woorden gebruikt, terwijl je dingen soms ook makkelijker en daardoor duidelijker kan zeggen. "met zijn zicht verijdelde hij" "moederplanten vergiftigden zichzelf' 'er heerste een onverklaarbare schaarste' het doet overdreven duur aan... ik kan niet precies uitleggen wat ik hiermee bedoel, maar het komt op mij een beetje gekunsteld over... Eigenlijk alsof je krampachtig op zoek ben naar de moeilijke manier, terwijl het ook makkelijk kan.

Misschien heb je hier wat aan... het is allemaal opbouwend bedoeld...

Kimble

Berichten: 5604
Geregistreerd: 28-04-03
Woonplaats: Utrecht

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 15:18

Tolkien is ook een geweldige schrijver! Met een geweldig boek achter zijn naam, waar hij bijna zijn hele leven over gedaan heeft.
Ik vind het heel knap dat je over een fantasie/droom zo'n groot en mooi kan schrijven.

Eline

Berichten: 72938
Geregistreerd: 07-10-03
Woonplaats: Delft

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 15:22


Leo

Berichten: 50036
Geregistreerd: 06-12-02

Link naar dit bericht Geplaatst door de TopicStarter: 08-04-04 15:25

Ellende schreef:
Van te voren: ik heb niet het hele hoofdstuk gelezen, het verhaal spreekt me niet aan... (ik hoop dat ik nu niet door Shanna platgewalst wordt) Ik wil je wel een paar tips geven:

Een eerste zin is erg belangrijk voor een boek. Ik kan me nog steeds een boek herinneren dat begon met de zin "She didn't remember dying", was ik door geraakt, trok me meteen het boek in. Om Tolkien te quoten: 'When Mr. Bilbo Baggins of Bag End announced that he would shortly be celebrating his eleventy-first birthday with a party ofspecial magnificence, there was much talk and excitement in Hobbiton" Goh, waarom waren er zoveel praatjes over een verjaarspartijtje? en wie is mr Bilbo Baggins? het verhaal 'begint' eigenlijk gelijk. Jouw eerste zin is "Totale stilte. Punt." Dan nog een korte zin, en nog een punt. het nodigd niet uit om verder te lezen (is mijn mening).


Hier kan ik wat aan doen; zal het gelijk veranderen. Toen ik het overlas moest ik toegeven dat je gelijk had.

Citaat:
Let ook goed op je kommagebruik, het maakt je zinnen soms bijna onleesbaar.


Ik krijg er inderdaad vaker opmerkingen over; net als dat ik lezers bombadeer met bijvoegelijke naamwoorden. Ik probeer er op te letten, maar het is moeilijk, als ik eenmaal in het verhaal zit met schrijven, daar rekening mee te houden. Ik ben bang dat ik mezelf dat teveel heb aangeleerd.

Citaat:
Als laatste heb ik het idee dat je te verkrampt mooie of 'wijze' woorden gebruikt, terwijl je dingen soms ook makkelijker en daardoor duidelijker kan zeggen. "met zijn zicht verijdelde hij" "moederplanten vergiftigden zichzelf' 'er heerste een onverklaarbare schaarste' het doet overdreven duur aan... ik kan niet precies uitleggen wat ik hiermee bedoel, maar het komt op mij een beetje gekunsteld over... Eigenlijk alsof je krampachtig op zoek ben naar de moeilijke manier, terwijl het ook makkelijk kan.

Ja, ik ben bang dat ik mezelf dat ook teveel aangeleerd heb. Ik lees veel moeilijke boeken, kijk daar tegenop en neem het over. Tegenwoordig gaat het niet krampachtig, maar ik schrijf het zonder dat ik er erg in heb. In het dagelijkse leven gebruik ik ook vaak dergelijke moeilijke / mooie woorden.. Zal ik in het vervolg ook op letten.

Citaat:
Misschien heb je hier wat aan... het is allemaal opbouwend bedoeld...


Ik heb er zeker wat aan OK dan!

..
The music of this awe
Deep silence between the notes
Deafens me with endless love

..

Kimble

Berichten: 5604
Geregistreerd: 28-04-03
Woonplaats: Utrecht

Link naar dit bericht Geplaatst: 08-04-04 15:25

Ja dat weet ik ook wel!
Heb de Hobbit en de Silmarilion ook gelezen.
Maar voor mij blijft hij gewoon DE schrijver van Lord of the Rings!!


Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 bezoekers