Barbaars
Je bent versleten, je deugt niet meer.
Je staat op de paardenmarkt,
Eenzaam en verlaten,
Te wachten op het genadeschot,
Dat je zal verlossen uit je droevig bestaan.
Mensen slaan met stokken op je neus,
Schoppen in je weke delen,
Duwen u te pletter in de vrachtwagens,
Roepen en tieren,
Jullie zijn toch maar dieren.
Je kan niet tegen hen winnen,
Je laat alles over je heen komen.
Je verzet u, maar wat zal het baten?
Je bent uitgeput, je laatste krachten gaan eraan.
Je kan niet wenen,
Maar je glazen blik spreekt boekdelen.
Tranen sijpelen onzichtbaar langs je wangen.
Ge zijt diep bedroeft en teleurgesteld
voor wat uw mensenvriend je heeft aangedaan.
Je bent een trekpaard,
En in naam van al diegenen die zoals jij,
In een stal is geboren, zeg ik:
Mens schaam u!
Zo'n lot te bezorgen
Aan uw edelste verovering,
En trouwe metgezel,
Het Belgisch trekpaard.