biancaaaa schreef:Dat zie je ook heel vaak bij ongetrainde paarden die aan het spelen zijn, die zie je ook 'aan de teugel lopen'
biancaaaa schreef:Ben nu paardje aan het inrijden, met hele losse teugel. Zodra hij ontspannen loopt komt hij vanzelf naar beneden. Dat heeft te maken met juist ruggebruik, als paard zijn rug ontspant loopt hij vanzelf voren ook lager (lees achterhand gaat werken waardoor voorhand vrijkomt) ingesteld. Dat zie je ook heel vaak bij ongetrainde paarden die aan het spelen zijn, die zie je ook 'aan de teugel lopen'
Citaat:Ben nu paardje aan het inrijden, met hele losse teugel. Zodra hij ontspannen loopt komt hij vanzelf naar beneden. Dat heeft te maken met juist ruggebruik, als paard zijn rug ontspant loopt hij vanzelf voren ook lager (lees achterhand gaat werken waardoor voorhand vrijkomt) ingesteld.
parouscha schreef:Hier mijn paard.
[image]
Paarden lopen uiteraard niet uit nature nagevelijk.
Maar toch onder het rijden zoeken ze toch ook je hand op.
Ikzelf schreef:Nou, dit wordt een wat lang stukje, dus ik hoop dat jullie de moeite willen nemen om het helemaal te volgen (bedenk: jij leest het veel sneller dan dat ik het schreef!)
Ik wil hier iets verduidelijken met wat ik bedoel met het los hangende hoofd en wat daar het grote voordeel van is met het rijden en waarom je alleen zo een echte lichte aanleuning (voor ruiter EN paard) kan verwachten.Ik concentreer hier voornamelijk op de voorkant, omdat we allemaal wel weten dat het paard van achteren actief moet zijn.
De klassieke rijkunst en FEI hebben niet zomaar de "neus voor de loodlijn" regel verzonnen omdat men het wel mooi vond staan. Er is een functionele rede. Zoals ik al eerder zei, zal een los hangend paardenhoofd (bijv bij een in de zon dommelend paard, standje centebak) altijd de neus iets voor de loodlijn hebben. Waarom? Omdat het in die houding in evenwicht hangt op het draaipunt, welke de verbinding naar de halswervels maakt. Een mens op handen en voeten die z'n hoofd laat hangen, hangt met de kin op de borst, door de andere aanhechting en volledig andere gewichtsverdeling van het hoofd.
Voor een meer passende vergelijking: Steek je arm opzij, en laat vervolgens je onderarm vanuit je elleboog losjes naar beneden bungelen.Je onderarm zal even wat pendelen en dan in z'n evenwichts positie eindigen: Loodrecht naar beneden. De onderarm speelt even voor paardehoofd (met dit verschil dat het paardehoofd in z'n evenwichts positie met de neus iets voor de loodlijn zit). De onderarm is met weinig moeite weg te duwen en bij loslaten pendelt ie weer naar z'n evenwichts positie: Dit kost geen kracht.Opmerkelijk is het, dat als er spieren aan de hand-kant van het elleboogscharnier worden aangespannen (druk je middelvinger en duim tegen elkaar) de onderarm niet meer zo los hangt: Hetzelfde is het geval als het paard z'n tanden op elkaar zet (vasthoud in de mond). Dit verteld je dus dat je niet aan de hoofdhouding alleen kunt afleiden of het hoofd ontspannen afhangt. Spieren die zich aanspannen aan de andere kant van de elleboog, hebben veel minder, tot geen effect op het pendelen en dus de losheid van de verbinding.Als je gaat rennen met je arm zo, dan bungelt ie losjes en makkelijk mee met de bewegingen, zonder dat dit enige extra energie kost. Alle energie kan voor de voortbeweging benut worden (het omhoog houden van de bovenarm merk je wel op den duur).
Breng je nu je onderarm wat meer naar je lichaam toe en hou je hem in die hoek, dan pendelt de onderarm niet meer en is de verbinding dus niet meer los. Je kan de onderarm daar "uit zichzelf" laten zitten, of met je andere hand daar houden. Om daar "uit zichzelf" te blijven, moet de arm spieren inzetten, die ie daarvoor niet nodig had. Er wordt dus energie ingezet, puur om de houding te handhaven. Zelfde effect als je de onderarm van je lichaam af in positie houdt.
Nu gaan we verbinding nemen met de hand, bijv via een touwtje. Hangt de arm los af, dan kunnen wij een heel licht contact met het touwtje aannemen. Met een minieme hulp (knijpje) voel je niet alleen het touwtje in je hand, maar je ziet de onderarm ook al bewegen (de hulp komt ook mechanisch door). In zo'n geval kan het gewicht van de teugel genoeg zijn om aanleuning te geven: dit gewicht houd de onderarm dan IETS achter z'n evenwichtspunt (arm dus IETS achter de loodlijn; paardehoofd zal de loodlijn IETS dichter naderen), waardoor subtiele teugelhulpen in beide richtingen een effect geven. In dit geval hebben zowel ruiter als paard een plezierige lichte aanleuning: als de ruiter iets geeft, volgt de mond automatisch naar voren, vraagt de hand iets, volgt ie even makkelijk weer terug. Dit omschrijft naar mijn mening, de losheid in de aanleuning die van Loon in dat artikel van SP bedoelt.
Breng je onderarm weer in een hoek, laat 'm zichzelf weer dragen. Je kan nu een even zo licht contact creeren en ook nu voel je een kneepje in je hand doorkomen. Echter, het resulteerd niet automatisch in een beweging, omdat diezelfde losheid er niet is. Dit komt overeen met het achter de loodlijn gevraagde paardehoofd, dat het paard vervolgens zelf daar houdt. De ruiter krijgt geen gewicht in de hand en kan daarmee een lichte aanleuning krijgen. Het PAARD echter moet moeite doen om het hoofd in die positie te houden en nog meer moeite om de hand soepel te kunnen blijven volgen, want door het gemis aan losheid gaat dit niet meer automatisch, maar moet ie de bewegingen coordineren met z'n spieren.
Met de lichte aanleuning voor ruiter EN paard, stelt het paard zich wat kwetsbaar op: Mocht de ruiter een fikse ruk in de mond geven, dan komt dat zwaar aan! De ruiter heeft dus een goede handvoering nodig om het paard het vertrouwen te geven dat ie nodig heeft om zich zo kwetsbaar op te stellen. Een goede handvoering is er dus een die stil staat ten opzichte van de mond. Een vastgezette hand laat het 'losse' hoofd met elke stap tegen het bit aan botsen en een onrustige hand beweegt het hoofd alle kanten uit. Als reactie hierop zal het paard z'n spieren inzetten om de klappen te dempen: weg is de lichte aanleuning.
Met het achter de loodlijn geplaatste hoofd gebruikt het paard de spieren al en dempt zo de (evt) klappen van een mindere handvoering. Het hoofd hangt echter niet ontspannen af en er wordt onnodig energie verspilt met het op een plaats houden van het hoofd. Het evenwicht is echter wat minder fragiel en zal dus minder snel verstoord worden.
Bovenstaande zal duidelijk moeten maken waarom de FEI de neus graag voor de loodlijn ziet: Omdat men een losse aanleuning van ruiter EN paard wilt zien, omdat het wederzijdse vertrouwen en de kunde van de ruiter getoont dienen te worden. Zoals van Loon al zegt, is zelfs neus op de loodlijn (toegestaan na aanpassing FEI regels) al teveel.
Ook kan je eruit afleiden waarom veel mensen hun heil achter de loodlijn zoeken: Het is voor de ruiter eenvoudiger om daar een constant licht contact te behouden.
Het kan natuurlijk nuttig zijn om tijdelijk, kort achter de loodlijn te werken (bijv. bij enorm concentratie gebrek van het paard), maar het streven moet altijd weer naar die wederzijdse lichtheid gaan.
Ook verklaard het misschien wat van het grote succes van de "achter de loodlijn rijders": zij tonen hiermee een stabielere aanleuning in de ring. Dat oogt dan gecontroleerd, en wint het van de fragielere balans van de "voor de loodlijn rijders", maar getuigd van een minder harmonische samenwerking.
Dit is dus mijn beredeneerde 'view' op dit geheel. Ik ben benieuwd wat jullie van deze redenatie vinden!
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 5 bezoekers