ik zal nu gelijk alles lezen een iemand een PB-tje sturen Moderators: Essie73, NadjaNadja, Muiz, Telpeva, ynskek, Ladybird, Polly
ik zal nu gelijk alles lezen een iemand een PB-tje sturen
, dus ga ff een foto zoeken!
)
(wel over dat vuur hoor
)
solarpleure schreef:Hahaha, nee schrijf maar gewoon, maar volgens mij is het een kersboom verbranding...
Maar ik dnek dat het de bedoeling is dat het gewoon over vuur gaat
veraA schreef:Denk dat het leuk is om een apart topic voor de gedichten te maken..
Citaat:Chagrijnig kijk ik uit ons autoraampje. De bomen flitsen voorbij en hoe verder we komen hoe minder huizen. Ik kan het gewoon niet voorstellen. Ik moet gaan kamperen, zijn mijn ouders nou helemaal gek geworden? ‘Hoe lang nog?’ Blèrt me broertje naast me. ‘Nog maar een uurtje schat’ zegt me moeder terwijl ze nog steeds druk bezig is met de kaart te bestuderen. ‘YES, YES YES’ schreeuwt me broertje. ‘Wil je me doof hebben ofzo?’ Zeg ik chagrijnig. ‘Wil je me doof hebben ofzo’ praat me broertje me na met een belachelijke stem die dus echt niet op mijne lijkt.
Ik kijk weer uit mijn raampje. Ik heb al een halfuur geen steden meer gezien, volgens mij zijn we nu ergens in the middle of nowhere. ‘Mam je hoeft niet meer op de kaart te kijken we zijn nergens’ zeg ik droog. ‘Nee, joh gekkie, we zijn hier’ zegt ze met haar vinger wijzend naar een plekje op de kaart. ‘Oja’ antwoord ik en kijk weer uit mijn raampje. ‘Je kunt nooit nergens zijn’ antwoord mijn broertje die denkt slim te zijn. ‘hèhè dúh’ antwoord ik terwijl ik uit mijn raampje blijf kijken. ‘Waarom zeg je het dan?’ Vraagt mijn broertje weer. ‘Peter hou alsjeblieft je bek!’ Antwoord ik. ‘Nou nou wat zijn we weer chagrijnig.’ Zegt mijn broertje.
20 minuutjes later rijden we een soort weiland op. Om mij heen staat het vol met tentjes en caravans. O my god, moet ik dáár tussen gaan staan? ‘Mam je wilt toch niet zeggen dat dit die gewééldige camping is waar je het over had.’ Vraag ik. ‘Ja, dat is het wel maar het is echt heel leuk hoor lieverd, ze hebben een speelveld met een zwembad en een speeltuin.’ Antwoord ze alsof ik dat ook maar een beetje leuk zal vinden. ‘Joepie’ antwoord ik sarcastisch. Ik bedoel maar, zie je mij al tussen kindertjes in het zwembad spelen? Nee dus. Ik dacht het dus niet dat ik dat ging doen.
‘LAURA!’ schreeuwt me broertje, het is een wonder dat hij nog een stem heeft. ‘Wat?!’ Antwoord ik nog steeds chagrijnig. ‘Je moet van mama mee naar het zwembad’ verteld hij me met een big smile om zijn stomme smoel. ‘Ik moet wat?’ ‘mee naar het zwembad’ Ik maak een soort geluid wat een soort grom gemengd met scheldwoorden is. Ik trek me bikini aan en trek me spijkerrokje eroverheen. Mokkend gooi ik me handdoek over mijn schouder en loop achter mijn broertje aan. Het gras kriebelt langs mijn benen. Verscholen achter mijn grote zonnebril kijk ik rond de camping, alle kleine kinderen spelen met elkaar en hebben lol. Diepe zucht. Waarom is hier niemand van mijn leeftijd? ‘Laura loop eens door’ roept mijn broertje. Bij het zwembad aangekomen duikt hij meteen erin. Ik loop snel door naar de andere kant van het veld, ik hoor er niet bij. Gelukkig is daar niemand en kan ik lekker ongestoord zelfmedelijden hebben.
Net als ik midden in mij o-wat-ben-ik-zielig vase zit hoor ik een stem achter me. ‘Is deze plek vrij?’ vanzelf antwoord ik: ‘Als deze stem niet bij een kleine koter van 10 jaar en jonger hoort die nog met zijn moeder zandkasteeltjes wilt maken ja, anders ga lekker liggen. Niet verwachtend dat de stem bij iemand hoorde die niet aan mijn verwachtingen deed keek ik verbaasd naar de jongen die naast met ging liggen. ‘O my god!’ zei ik verbaasd, nooit verwacht dat er hier in dit niemandsland nog knappe boys zouden rondlopen. Dit bleek dus wel het geval. Ik zal de goddelijke god die naast mij lach even omschrijven: hij was iets langer dan ik bruin gespierd en een witte rij perfecte tanden met bruine ogen waar je zo in zou kunnen verdwalen. ‘Haai’ zegt hij, ‘hoi’ zeg ik met een beetje een trillerige stem. We praten wat en eigenlijk is het best gezellig. ‘Heb je zin om vanavond naar het kampvuur te komen?’ vraagt goddelijke god (die William blijkt te heten). ‘kampvuur?’ vraag ik. ‘Ja, kampvuur, het kampvuur telkens in de zomer wordt er een groot feest gehouden met een kampvuur er wordt gedanst en nog veel meer.’ Vertelt William. ‘lijkt me leuk’ antwoord ik. ‘Oké, dan zie ik je vanavond’ zegt hij terwijl hij opstaat. ‘Waarom ga je weg?’ vraag ik. ‘Ik dacht dat je alleen wou zijn als je zo ver achter in de wei ligt.’ Antwoord William. ‘niet meer…’ Er verschijnt een glimlach op William zijn gezicht. ‘Zullen we naar het bos gaan, daar is het tenminste een beetje koel.’ Ik knik en sta op.
Even later lopen we samen door het bos. Wat is het leven toch fijn, het leek er even op dat ik de saaiste vakantie van mijn leven zou hebben, maar daar was goddelijke god of te wel William. In het bos was het super leuk, we kletsten, liepen hand in hand, we hadden ook eventjes gezoend. Jammer genoeg begon het al wat te schemeren dus moesten we terug naar huis lopen. Al veel te snel kwamen we bij onze caravan aan. ‘Ik zie je vanavond’ fluisterde hij in me oor en hij gaf me eens kus. ‘OEOEOEOEOE’ hoorde ik achter me. Me broertje sprong uit de caravan en wees naar me. ‘Zoeneee zoeneee maak mee geeeek’ brulde hij terwijl hij met zijn vingers iets maakte wat op een hartje leek. ‘Mark sodemieter een eind heen.’ Schreeuwde ik terwijl mijn klap zijn gezicht net miste. ‘Laura is in love, Laura is in love, Laura is in love!’
Was ik dan echt verliefd? Na pas een ontmoeting? Op William? Hij was wel echt een stuk om te zien en uber lief. Misschien was ik wel verliefd, heel misschien. Met een glimlach op mijn gezicht liep ik naar het stijgende rook van het vuur. Daar stond hij, hij keek me aan en glimlachte met zijn witte rij tanden….
‘WE ZIJN ER!’ schreeuwt me broertje. ‘Huh wat?’ Ik schiet overeind. ‘We zijn waar?’ vraag ik slaperig. ‘Bij ons ressort natuurlijk’ antwoord mijn broertje. Dus het was niet waar, goddelijke god William bestond niet en ik had dus gewoon gedroomd. Een beetje teleurgesteld stap ik uit onze auto. Ik kijk naar het prachtige ressort. Het heeft een reachtig zwembad met alles wat je bij een zwembad wil hebben, en nog veel meer. We lopen met ze alle naar onze kamer, hij is prachtig. We hebben een bubbelbad waterbedden alles wat je kunt wensen. Er was een ding wat er ontbrak: William.
‘Mam? Wat is die rook die daar omhoog stijgt?’ vraag ik starend naar de rook die vanachter het cafeetje komt. ‘Soort kampvuur.’ Kampvuur? ‘tot zo mam’ Op mijn slippers loop ik zo snel als ik kan naar het café. Ik gooi de deur open en loop er door heen. De achterste deuren van het café gooi ik ook open, ik kijk in twee donkerbruine ogen. Achter de ogen is een groot kampvuur. Degene van wie de ogen zijn steekt zijn hand uit. ‘Haai, ik ben William’ zegt hij. ‘Goddelijke god’ fluister ik. ‘Wat zei je?’ vraagt hij. ‘Niks, ik ben Laura.’ Stamel ik. ‘Heb je zin om ook bij het kampvuur te zitten?’ vraagt hij. Ik knik hand in hand lopen we naar het kampvuur.


)

Citaat:Weet je nog, toen we hier kwamen? Liefde op het eerste gezicht. Haar vorm, haar uitstraling. Ze was al wat ouder maat toch, beide wisten me dat hij perfect voor ons was. “Willen jullie nog binnen kijken of willen jullie hem zo mee nemen, tasje er om?” Ik ontwaakte uit mijn dag droom en keek recht in het gezicht van de makelaar. Een grijns van oor tot oor sierde zijn gezicht. Niemand lachte ooit om zijn grappen. Ook nu niet, behalve hijzelf. “Ik wil nog wel even binnen kijken denk ik” Antwoorden ik. Binnen was het gewoon weg prachtig, de wijsheid die iemand met de jaren kreeg stond op de muren geschreven. De barsten in het pleister werken leken net de rimpels van mijn oma. Het oude houtwerk van het huis waren niet het stevigste meer en bij elke windvlaag zuchtte en steunde het huis vermoeiend.
We werden nog verliefder na het bezichtigen van de binnenkant. Op elkaar en op het huis. We hadden het gekocht voor een lage prijs. Meer was het niet waard voor hen, maar voor ons lag het anders. Hoeveel ze ook zouden vragen, we zouden het betalen. Niemand kon ons nog scheiden van ons huis.
Er moest zo ontzettend veel aan gebeuren. Niemand mocht helpen, het moest voor iedereen een geheim blijven. Al ons geld en energie staken we in ons huis. De rimpels verdwenen langzamer hand en het leek haas of ze recht op was gaan staan. Daar stonden we, alles was klaar de droevige uitdrukking was verdwenen en had plaats gemaakt voor een glimlach. Het huis lachte gewoon weer. Alles was perfect ons eerste eigen huis.
Vrijdag de dertiende, iedereen mocht komen, we zouden ons geheim onthullen. Het had een stukje van onze ziel mee gekregen. “ Vrijdag de dertiende, dat is een Godenverzoek. Weet waar je mee bezig bent” Hoofdschudden stapt mijn moeder in de auto. Het huis was ons levenswerk geworden en we wouden dat het geopend werd zoals het verdiende. Mijn moeder zou een groot lint doorknippen en het licht zou aan gaan.
Eindelijk was het dan zover. Overal stonden mensen, jouw vader zou het vast leggen. Er klonk tromgeroffel, mijn moeder knipte het lint door. Er klonk een daverend applaus. Ineens was het stil. Er knetterde ergens iets. Het leken wel vlammen. Vuur! Ons huis, het stond in brand. Kreunend zakte ze in elkaar.
Iedereen is al weg, de brand is zo goed als geblust. Daar staan we nu dan hand in hand. Er is niks meer van over. Ik zou het koud moeten hebben. Het is herfst en mijn jas lag binnen. Maar toch het huis gaf ons haar laatste liefdevolle warmte.
Citaat:Stikkedonker, en ik stap uit bed. Geeuwend kijk ik om me heen, en ik vraag me af waar ik ben. Alles om me heen lijkt wit. Ik zie tekeningen, en kaarten, wanneer ik boven m’n bed kijk. Opeens besef ik dat het verdomd veel op een ziekenhuis lijkt. Langzaam komt alles terug, en besef ik hoeveel pijn ik eigenlijk heb. Verbaasd, over dat het echt gebeurd is, en niet zomaar een droom was, ga ik weer in bed liggen.
Karin en ik. Vrienden voor het leven. Anders. Anders de de rest van de klas. Altijd al geweest ook. Iedereen wilde bij hét groepje horen, en al die gekken waren bereid om daar gek voor te worden. Al hun geld wat ze bij elkaar sprokelden ging op aan merkkleding, sigaretten, en alcohol. Maar wij niet. Karin en ik gaven niet om zulke mensen. Wij waren liever gewoon ons zelf.
Ik schrik, want de deur gaat open. Er komt een vrouw van rond de één meter tachtig mijn kamer binnenlopen. Ze heeft blond haar, wat in een strakke staart, en een speels knotje is gebonden. Ze heeft een bril met een dik, zwart montuur. Een echte nerden-bril, zal Melanie hem noemen. Maar hij stond deze vrouw juist heel mooi, het maakte haar anders. Precies waar ik van hield.
Zoals elk jaar, hadden we ook nu weer een klassenfeest. Omdat onze klas zo van zichzelf, en hun zogenaamde vrienden hield, gingen we een weekendje weg, met zijn alleen, en je kon niet weigeren, mits je ouders ermee instemden, omdat je heimwee oid had. Mijn ouders vonden mijn anders-heid geen rede om niet te gaan, en Karin’s ouders waren het compleet met de mijne eens. Met tegenzin bereiden we ons voor op het o zo leuke weekend.
'Gaat het al weer een beetje' vraagt de vrouw bezorgd. Ik bekijk haar mooie glimlach terwijl het licht van haar onwijs witte tanden me tegemoed schijnt. 'Ja, het gaat wel' antwoord ik rustig. De vrouw glimlacht, en buigt naar voren. Ze voelt aan m’n hoofd en mompelt wat. 'Wat heb ik? ' vraag ik bang als ik haar bezorgde hoofd zie. 'Koorts, je hebt enorm veel brandwonden, en koorts' antwoorde ze vriendelijk. Vaag vertel ik haar dat ik moe ben en ze zegt me dat ik beter even kan gaan slapen. 'Oke, tot ziens' antwoord ik op haar advies, waarna ze vertrekt, en ik weer eenzaam en alleen op m’n kamertje lig.
Die ochtend in de trein opweg naar Ameland begon het gepest alweer. 'Heb je nou écht geen geld voor normale kleding? ' katte Melanie, en ze zette een verwaand gezicht op. Ik was ervan overtuigd om het voor Karin en mij leuk te maken, dus ik antwoordde gewoon niet op Melanie’s gezeur. 'Ik vraag je wat, bitch! ' riep Melanie kwaad. Ik vroeg me af hoelang het duurde voordat er een leraar kwam, maar op het moment dat ik me dat afvroeg zag ik al dat een paar zogenaamde vrienden van Melanie de leraar op een afstandje aan de praat hielden. 'GEEF ANTWOORD NU' riep Bas boos, terwijl hij zijn jaszak opende, en zijn mes over het rande liet zien. Ik schrok, Bas had dus gewoon een mes bij zich, wie weet wat hij ermee wou gaan doen. 'Oké, dan zal ik nu zeggen wat je zo graag wilt horen : Ik heb geen zin om mijn geld te verspillen aan merkkleding' antwoordde ik alsof ik toegaf aan een discusie met mijn moeder.
Ik denk na over het weekend, over wat er gebeurd is. Over bepaalde vrienden, en vriendinnen, en over bepaalde ex- vriendinnen. Ik vraag me af waarom alles zo heeft moeten lopen.
Die avond maaktte de leraren een kampvuur. Al gauw kwamen er ideeen om een leuk strandfeest te bouwen. Iedereen stemde in, en ook ik had wel eens zin in een avondje dansen, met Karin dan hè. Het hele feest ging door, en door Melanie’s overdreven toneelstukje kreeg ze onze leraren en begeleiders zover dat ze in een tentje verderop gingen zitten, en niet als babysitters bij ons bleven. Ik vond die keuze echter niet zo verstandig. Leerlingen, alleen op een strand, met drank, bij een kampvuur, nee, niet mijn ding.
Ik zie weer voor me hoe iedereen die dag door de stad heen rende om te zoeken naar de perfecte outfit, terwijl Karin en ik binnen een uurtje waren geslaagd. Ik draai me om en voel een steek van pijn. Ik probeer me te herinneren wat er is gebeurd.
'Ik kom wat later, ik wil nog even in mijn dagboek schrijven' zei ik tegen Karin. Dit was echter een smoes, ik wilde namelijk gewoon thuisblijven. Twee uur nadat het feest begon bedacht ik me dat ik niks te verliezen had, en ik ging naar het feest. Karin was al naar het feest gegaan, want ze hield onwijs van dansen, en kon dus geen minuut missen. Toen ik aan kwam lopen brandde het vuur wel zo’n vier meter hoog, en iedereen stond er omheen. Ik voelde me alleen op dat moment. Iedereen bij het kampvuur, en ik alleen, vijftig meter verderop.
Telkens opnieuw flitst dat beeld, en die gedachte door mijn hoofd. Telkens zie ik voor me hoe de hele klas gezellig bij elkaar stond, inclusief Karin. Hoe nuchter ik normaal gesproken ook ben, dat moment deed me pijn.
Toen ik eindelijk dichterbij het vuur kwam, rook ik al een vieze geur van rook en drank. Karin kwam slingerend op me afgelopen, en vloog me overdreven klef om mijn hals. 'Lieve schat ik heb je zó gemist' zei ze lachend. Verbaasd keek ik haar aan. 'Nog een sigaretje, met gehaktkruiden, of hoe je het ook noemen wilt, erin Ka? ' vroeg Robin. Mijn gedachten deden snel hun werk. Robin, en gehaktkruiden? Robin en wiet bedoelde hij zeker. Dat betekende, dat Karin gewoon een joint rookte. Nog voordat alles door me doordrong zag ik Karin met een fles aan haar mond tussen de mensenmassa doorlopen. 'Karin, waar ben je mee bezig? ' vroeg ik verbaasd. Karin was samen met mij het heilige engeltje, zoals we werden genoemd. Wij blowden en zopen nooit, zelfs niet in onze stoutste dromen. En nu stond Karin hier helemaal dronken en stoned me uit te lachen. 'Dit doe ik' riep Karin, en ze stapte op Robin af. Ze gaf hem een zoen en trok daarna Evert naar zich toe, en ook Evert kreeg een zoen. 'Karin? Doe eens normaal! ' riep ik verward uit. Maar ze luisterde al niet meer, ze was helemaal van de kaart. 'Karin, je bent Elize’s vriendin niet meer hè? ' zei Melanie gemeen, om eens even lekker te stoken. 'Nee, alleen als ze met Robin zoent' grapte Karin. Ik trok een vies gezicht. 'No way, ik zoen niet met zo’n dronken kerel! ' zei ik boos. 'Karin, je bent mijn vriendin, toch' vroeg ik wanhopig.
Ik schrik overeind, en schrik wakker uit mijn nare droom, die toch echt is gebeurd. Ik wil er niet meer over nadenken, maar in plaats in de vorm van een droom, denk ik er over na in gedachten.
'Bewijs dat je het niet bent! ' riep Melanie gemeen. Tranen sprongen in mijn ogen, van het warme vuur, of van emotie? 'Hoe? ' vroeg Bas. Melanie overlegde met een paar vriendinnen, en stapte toen lachend op Karin af. 'Als je bij ons wil horen, zul je Elize in het vuur moeten duwen, we hebben haar toch niet meer nodig' schaterde Melanie. Ik schrok me kapot, maar was tegelijk onwijs ontspannen. Zoiets zou Karin toch nooit doen, dacht ik.
De zuster komt binnen, en ziet me huilen. 'Wat is er aan de hand, heb je zo’n pijn? ' vraagt ze. Ik wijs naar mijn hart, en knik van ja. Ik leg haar uit wat er is gebeurd, en ze knikt begrijpend. 'En wat er toen is gebeurd weet ik niet, maar het kan niet veel goeds zijn, denk ik' eindigde ik mijn verhaal. De zuster aaide over mijn hoofd alsof ze mijn bloedeigen moeder was. 'Ze heeft je in het vuur geduwd. Verschillende mensen hebben je er uitgehaald, en zijn hulp gaan halen. Het had nooit mogen gebeuren' zei de zuster.
'Het had nooit mogen gebeuren'. Dat zinnetje, blijft door mijn hoofd spoken. Wie z’n schuld was het nu eigenlijk ? Robin’s schuld, omdat hij Karin drugs en alcohol gaf? Melanie’s schuld, omdat ze zo stookte? Mijn schuld, omdat ik niet samen met Karin naar het feest was gegaan? Of karin’s schuld, omdat ze zelf had gekozen om te zuipen en te blowen? Ik weet het niet. Nu, vijf jaar later, zit ik op een andere school. Een school voor gehandicapten, want ja, dat ben ik. Ik mis één arm, en heb een misvormd hoofd. 'Wat heb ik te verliezen? ' vroeg ik mezelf die avond af, vlak voordat ik naar het feest ging. Maar nu pas, weet ik het antwoord. Ik heb iets verloren dat erger is dan één of twee vriendinnen verliezen, in de vorm van, niet meer met ze omgaan. Want wat ik heb verloren, komt nóóit meer terug. Ik heb mijn arm verloren, hij is verbrand.