het vervolg:
Een schim met de vorm van een meisje dook zweefde rond haar hoofd.
Het meisje had ouderwetse kleren aan. Ze had wat in haar hand. Wat was dat?
Een medaillon? Toen ze een beetje van haar angst bekomen was en ze de ‘geest’ nog eens goed wou bekijken zag ze niets meer. Mistbanken vlogen rond haar hoofd. Het was gestopt met waaien. De maan verdween achter een wolk. Deborah hoorde niets meer. Dit was eng! Bedacht ze nog. Daarna ging ze terug naar de boerderij en kroop omhoog aan het ‘rekje’
Ze sloot haar raam en schrok zich rot toen ze zich omdraaide…
‘zo! Waar ben jij geweest?!!’ een boze moeder staat in mijn deur opening.
‘eh ik ben eh…’ deborah kijk schuldig naar de grond
‘ja. Ga door, jij bent?’
‘ik ben nog naar het meer geweest.’ Zuchtte deborah. Haar moeder zou haar toch nooit geloven. En eigenlijk loog ze toch niet?
‘dus jij gaat om 12 uur ‘s nachts nog naar het meer?’ vroeg haar moeder verbaast en bezorgd tegelijk
‘sorry mam. Maar het meer is zo mooi bij volle maan.’ Deborah had zin om in tranen uit te barsten. Maar dan wou haar moeder weten wat er allemaal aan de hand was. En moest ze de hele gebeurtenis vertellen
‘goed. Maar wee je gebeente als ik je nog een keer betrap!’ Met een zware kreun vloog de deur dicht en met een paar luide vloeken liep haar moeder de trap af.
‘Zo die is weg’ zuchtte ze. Wat ze net gezien had…wie was dat meisje?
Wat had ze vast. Een medaillon? Van wie was die dan. En vooral wat wou ze van deborah.
Ze viel na een uur toch in een rusteloze slaap.
De volgende morgen werd amber wakker. Ze keek op haar wekker. 8 uur, dat was een mooie tijd om op te staan.
Tevreden liep ze met haar kleren naar de badkamer, het 16-jarige meisje waste zich, kleedde zich aan en schminkte zich. Daarna liep ze naar de keuken waar ze verwelkomd werd door het stralende humeur van haar moeder, warme broodjes met aardbeien jam en heerlijke thee.
‘Goedemorgen deborah!’ Begroette haar moeder haar.
‘Goedemorgen mam. Zo jij bent goed gezind?’ vroeg amber verbaasd en overmeesterde een heerlijk broodje met jam
‘ach. Ik heb goed geslapen’ grinnikte haar moeder
‘oh. Op die manier’
‘ga jij even naar de winkel?’ vroeg haar moeder
‘ja graag.’ Ze waren pas naar hier verhuisd. Deborah kende hier nog niet veel mensen. En trok er graag op uit om nieuwe vrienden te ontmoeten. Misschien kwam ze ook wat te weten over het meer…
na nog een paar broodjes naar binnen gewerkt te hebben. Stond amber op en nam haar fiets om naar de winkel te gaan.
Ze fietste door het dorp. Wenste mevrouw wetens goedemorgen en sloot haar fiets voor de winkel. Het was een soort dorpswinkel waar je af en toe interessante dingen hoorde. Ze roddelden nog al graag. Amber zocht haar benodigdheden en liep toen naar de kassa waar ze gelukkig als 5de stond. De 5 dames voor haar kende elkaar duidelijk en hadden het over het meer.
‘brr dat iemand nog naar dat meer wil gaan.’ Zei de 1ste
‘ja. Ik kan het nog altijd niet geloven. Arme arme donja’ antwoordde de 2de
‘zij en haar vader hebben lies zelf begraven aan het meer!’ zuchtte nog een ander.
‘arme meid. Heeft iemand nog wat gehoord van ze?’ vroeg de jongste van de dames
‘nee. Lies is vorige week overleden. De dochter….niemand weet waar ze is. Ze is de dag na haar vaders ‘begrafenis’ verdwenen. Arme lies verloor eerst haar man en dan haar dochter….het was een sterke vrouw. Maar goed dat ze dood is.’
‘oh! Rianne dat is grof!’ vond de 1ste dame
‘nou. Nu is ze van alles af! Ze is gelukkig nou.’
Deborah vond dat ze genoeg gehoord had! Ze vroeg heel beleefd of ze voor mocht omdat haar moeder de spullen nodig had. En betaalde, snel sprong ze op haar fiets en reed tegen hoog tempo naar huis.
In gedachte herhaalde ze het gesprek wat ze net gehoord had steeds weer opnieuw. Ze was er niet met haar gedachten bij. Ze schrok op toen ze tegen iemand op botste en ze niet onzacht tegen de grond viel.
‘kan je niet uitkijken?’ vroeg een meisje van haar leeftijd nogal kwaad
‘eh sorry. Ik was aan het dromen denk ik’ antwoordde deborah verlegen. Ze stond op en zei
‘ik ben deborah. Sorry voor net.’
‘ja dat heb je al gezegd. Hoi deborah. Ik noem katja. En nou ga ik door! Hopelijk kijken er mensen uit. Want jij bent gevaarlijk!’ beet ze deborah toe en liep toen weg
‘nou. Das ook een charmant type’ zuchtte deborah kattig en nam haar fiets op.
Eenmaal thuis liep ze meteen naar haar kamer. Ze had de boodschappen gewoon op tafel gezet en het wisselgeld er langs gelegd.
Ze liep naar haar kamer en keek uit het raam.
Hé wie liep daar bij het meer?