Ik heb vroegah
aardig wat dravers onder het zadel gehad. De twee dingen waar ik altijd flink op gewerkt heb om de galop te verbeteren zijn 1. verzameling in balans, en 2. sterk/handig maken van het achterbeen, voornamelijk in drafwerk.
1. verzameling in balans:
Ik werkte goed aan nagefelijkheid, en daarmee bedoel ik ook nagefelijkheid in het lichaam, dus niet alleen in de mond. Dus in stap en draf al heel goed werken aan rechtrichten, dus schouder- en heupcontrole, terwijl het paard goed gesloten blijft in 'het frame'. Ik deed dergelijk werk heel graag buiten; lekker lange lijnen rijden op de bospaden en in de duinen. Vooral ook het groter en kleiner maken van het tempo meenemen, zodat het paard er ook aan went om 'gesloten' te blijven als het tempo eens hoger wordt. Het moeilijke van galopperen met een draver is dat ze in eerste instantie vaak totaal uit elkaar vallen als je ze al in galop krijgt, waardoor ze nog verder uit evenwicht raken, en dus alleen maar harder doordenderen. Is geen onwil; is onmacht.
2. Sterker/handiger maken in het achterbeen:
Door bijvoorbeeld veel te werken met wijken voor het been en appuyeren leer je ze om goed druk te kunnen nemen op het binnen achterbeen. Dit vergemakkelijkt de aansprong, waardoor je beter in balans blijft bij het aanspringen, wat ook het doorgalopperen makkelijker maakt.
Ook hiermee oefen(de) ik graag in het bos.
Hoeven geen grote stukken te zijn die je wijkt of appuyeert; pasje of drie/vier per oefeningetje is voldoende. Daarna weer mooi rechtmaken en bv een tempowisseling rijden.
Bij het bakwerk met dravers werkte ik bij het aanspringen eigenlijk vrij klassiek vanaf een kleine circel (volte halve baan vanaf de hoefslag). In een rustig arbeidstempo in draf op de kleine circel komen, en deze éérst goed hebben voor je aangaloppeert. Dus mooi in balans met goede stelling en buiging, tempo goed onder controle. Vervolgens ook op het juiste moment aangalopperen, dus als het binnenachterbeen naar voren komt.
Als je bv de rechtergalop op wilt pakken, dan begint die eerste galopsprong met je linkerachterbeen. Die kan echter alleen lekker naar voren komen als je paard mooi stabiel op het rechterachterbeen staat, en dit mooi onder de massa komt.
Vervolgens de lange zijde doorgalopperen, en indien nodig voor de hoek ZELF terugpakken naar draf. Liever kleine, goed gecontroleerde stukjes galop dan dat íe op een gegeven moment uit elkaar valt/balans verliest/gaat stormen.
De winst haal je uit je aansprong en je overgang terug naar draf. Dáár worden ze sterk en handig van.
Het 'kilometers maken' in galop zou ik lekker buiten doen. Mooi rechtuit door het bos, waar het niet erg is als het tempo een fractie hoger ligt, en er geen bochten komen waardoor je uit balans raakt terwijl je nét lekker je ritme te pakken hebt.
Succes!