De incubatieperiode van een EAV-besmetting duurt drie tot veertien dagen. Na ongeveer zeven dagen kunnen er klinische symptomen optreden, welke vijf tot negen dagen waarneembaar zijn. In veel gevallen zijn de symptomen niet of nauwelijks zichtbaar; het gaat dan om een sub-klinische infectie. Merries die via dekking geïnfecteerd raken, zullen over het algemeen geen klinische verschijnselen vertonen (3, 23). Naast koorts tot 41 graden, gebrek aan eetlust, neusvloeiing, oogontsteking en hoesten komen in zeldzame gevallen huiduitslag, diarree, geelzucht, benauwdheid, koliek, verminderde concentratie aan witte bloedcellen en lichte verlamming voor. Ook dikke benen en oedeem aan de onderkant van de buik of melkklieren komen voor. Geïnfecteerde hengsten hebben hiernaast in bijna alle gevallen oedeem aan de voorhuid en balzak. Voorgaande symptomen zijn onaangenaam, maar voor volwassen paarden meestal niet dodelijk. Een fatale afloop is denkbaar wanneer een secundaire bacteriële infectie optreedt. Bij jonge en oude dieren zijn de ziekteverschijnselen het ergst. Paarden onder stress vertonen meestal ook meer en duidelijkere symptomen dan in goede conditie verkerende exemplaren. Zo zijn ernstige ziekteverschijnselen ontdekt op renbanen, waar paarden aan stress onderhevig zijn (§ 2.1). Merries en ruinen herstellen doorgaans voorspoedig. Na een maand is het virus uit hun lichaam verdwenen. Bij hengsten ligt dit gecompliceerder (§ 3.3) (4, 7, 14, 16, 20, 28).
Ergens gevonden. Het is geen nieuwe ziekte, in 1888 al gezien.