Als we de hedendaagse dressuur bekijken, zien we dat de volbloed daar zo goed als geen rol meer in speelt. Het ras wordt nu vaak niet geschikt bevonden voor dressuur. Dat is echter onterecht: in het verleden hebben volbloeden een belangrijke rol gespeeld in de internationale dressuur. Een van die paarden was de legendarische Nero xx, van Alois Podhajsky.
Foto: Podhajsky privé archief
Meer dan 70 jaar geleden, tijdens de periode tussen de twee wereldoorlogen, werd de dressuur gedomineerd door cavalerieruiters op legerpaarden. Dat waren veelal volbloeden, vaak paarden die niet succesvol waren op de renbaan en die dus goedkoop verkocht werden. De Europese legers konden zich geen dure paarden veroorloven, en kochten die ook niet louter om dressuur te rijden. De officieren moesten werken met de paarden die ze aangewezen kregen en probeerden er het beste uit te halen, door stevig te trainen volgens de klassieke principes.
Gezakt renpaard wordt Oostenrijks legerpaard
De donkerbruine en Duitsgefokte volbloed Sinbad xx (v. Dark Ronald xx) werd geboren op 19 mei 1927. Het doel was om hem te gebruiken op de renbaan, maar de hoge verwachtingen werden niet ingelost. Sinbad werd dan ook voor een spotprijsje verkocht aan het Oostenrijkse leger. Daar kreeg hij de naam Nero, naar de Romeinse keizer. Het Oostenrijkse leger wilde een goed spring- of dressuurpaard van hem maken, maar al snel lieten ze die hoop varen. Hij was te bang om te springen en voor dressuur ontbrak het hem aan impuls en voorwaartse drang. Het Oostenrijkse leger had dus geen goede zaak gedaan met hem, en wilde geen paard houden dat enkel geld kostte. In 1933 bood men Nero xx dan ook aan aan een van de beste ruiters van de cavalerie, Alois Podhajsky, die al verschillende middelmatige legerpaarden had getraind tot internationale dressuurtoppers. In zijn boek ‘Meine Lehrmeister die Pferde’ zegt Podhajsky dat hij niets gaf om het verleden van Nero of om zijn middelmatige uiterlijk. Hij was gewoon blij dat hij opnieuw een paard dressuurmatig kon trainen.
Podhajsky was inmiddels al twee jaar verbonden aan de Spaanse Rijschool, maar daar was niemand enthousiast toen hij met zijn nieuwste legeraanwinst kwam aanzetten. Nero was geen mooi of indrukwekkend paard, maar dat was ook zijn merrie Nora niet, een Oostenrijkse warmbloed, waarmee hij op dat moment internationale dressuursuccessen boekte. “Schoonheid is altijd een voordeel, maar trainen volgens de klassieke principes van de Spaanse Rijschool kan van het lelijkste paard een goed gespierde atleet maken. Nero was daar het mooiste bewijs van,” zei voormalig Oberbereiter Georg Wahl.
Foto: Heereslichtbildstelle, Wenen
Een volbloed leren om voorwaarts te bewegen
Toen Podhajsky Nero onder zijn hoede kreeg, stalde hij hem bij zijn twee andere paarden. De ruin besteedde daarop een hele nacht aan het afknagen van de staart van Nora. Nora zag er met haar kale staart niet erg charmant uit. Erger was dat Nero geelzucht kreeg en een maand lang ziek was. Toen Podhajsky de training begon, merkte hij al snel dat Nero, nochtans gefokt om snel te lopen, er niet happig op was om voorwaarts te bewegen. Podhajsky nam Nero mee voor lange buitenritten in het Praterpark in Wenen. Hij reed geen gebogen lijnen of bochten, maar lette erop dat Nero lange rechte lijnen kon lopen.
Nero hield niet van open velden, die hem blijkbaar deden denken aan de renbaan. Hij werd zenuwachtig, maar na een tijdje raakte hij er gewend aan. Zijn impuls verbeterde steeds meer dankzij de lange buitenritten. Na een tijdje durfde zijn ruiter het aan om Nero regelmatig te rijden in een omheinde buitenbak. Podhajsky ging daarbij lichtrijden en bleef korte stukjes doorzitten: als Nero zijn impuls verloor, ging hij opnieuw lichtrijden. Podhajsky benadrukte steeds het belang van een goede impuls om alle verzamelde gangen te ontwikkelen. Dat principe werkte voor Nero, en na een aantal maanden konden ze dressuurmatig wat meer doortrainen. Podhajsky realiseerde zich al snel dat Nero erg intelligent was en snel leerde.
Een internationale dressuurcarrière
Na acht maanden training kon de zesjarige Nero deelnemen aan zijn eerste dressuurwedstrijd in Wenen. Hij eindigde daar tweede, na stalmaatje Nora. Podhajsky had dus al een enorme progressie gemaakt met Nero, maar moest nu ook een oplossing zoeken voor zijn hoefproblemen. Nero had kleine, fragiele hoeven en de dunne zolen gaven een groot risico op ontstekingen. Hij moest vaak de training voor weken onderbreken omdat Nero niet goed liep.
In de jaren dertig van de vorige eeuw stond de dressuursport nog in zijn kinderschoenen en waren er geen kampioenschappen zoals we die vandaag kennen. In periodes tussen de Olympische Spelen organiseerde de FEI kampioenschappen op Grand Prix- en Prix St. Georges-niveau. In 1934 werden de jaarlijkse kampioenschappen georganiseerd in een militair depot in het Zwitserse Thun, Nero en Nora vertegenwoordigden daar Oostenrijk. Podhajsky had op dat moment opnieuw problemen met een van Nero’s hoeven en een Zwitserse hoefsmid moest een speciaal ijzer ontwerpen, dat met slechts een nagel werd vastgemaakt. Voor de stabiliteit werden drie lipjes aan het ijzer gesmeed, in plaats van de gebruikelijke een of twee. Het ijzer bleef zitten, maar was een stuk zwaarder dan de andere, zodat Nero onregelmatig bewoog. Hij paste zich echter al snel aan en draafde goed tijdens de wedstrijd. Nero deed het minder goed dan Nora: zij werd derde. Een jaar later won Nero echter de FEI-kampioenschappen in Boedapest, waaraan dertien ruiters uit vier landen deelnamen. Zoals dat kleine aantal aangeeft, was de internationale dressuurwereld in Europa dus erg klein, in vergelijking met vandaag. Daarenboven was er geen overzeese concurrentie.
Olympisch medaillewinnaar in 1936
In 1936 stuurde Oostenrijk een team naar Berlijn, waar de nazi’s de Olympische Spelen organiseerden. Op dressuurgebied waren de Spelen erg succesvol: negen teams, onder andere uit Hongarije, Noorwegen, de Tsjecho-Slovaakse republiek en de Verenigde Staten, namen deel. Nero werd tot de favorieten gerekend, maar de Duitse paarden, vooral de zwarte Trakehners Kronos en Absinth, waren ook medaillekandidaten.
Podhajsky moest zich eerst bezighouden met andere problemen. Dit keer waren het niet de hoeven van Nero die hem hoofdbrekens bezorgden, maar wel zijn gevoelige karakter. In Berlijn waren het de witte lijnen op het gras in de dressuurring die hij argwanend had bekeken, ervan was geschrokken en erover was gesprongen. Podhajsky slaagde erin om diezelfde lijnen te laten aanbrengen in de oefenpiste en liet Nero er zo lang hij wilde naar kijken. Op de dag van de wedstrijd gaf de volbloed er niet meer om en liep hij een goede proef.
Het Oostenrijkse team eindigde op de vierde plaats en Nero en Podhajsky kregen individueel brons. Een hele prestatie, want het paard was werd op drie jaar tijd naar Olympisch niveau getraind.
Nero, een paard om rekening mee te houden
Een week na de Spelen in Berlijn ontmoetten de Olympische ruiters elkaar opnieuw in Aken. Nero won daar de Grand Prix, hoewel hij iets moest doen waar hij niet van hield: springen. In veel dressuurwedstrijden moest aan het einde een kleine hindernis genomen worden. Tijdens de eerste Olympische wedstrijden moesten de paarden zelfs over een balk springen die naar hen toegerold werd. Nero was altijd bang geweest om te springen en omwille van zijn fragiele hoeven kon Podhajsky dat nooit uitgebreid oefenen. Door de hindernis lange tijd te bekijken en andere paarden te zien springen, raakte Nero uiteindelijk over zijn angst. In Aken had Nero al een jaar niet meer gesprongen, maar hij bevestigde zijn overwinning door gehoorzaam de hindernis te nemen.
In 1937 was de volbloed een aantrekkelijk en gespierd paard geworden dankzij de klassieke training. Hij keerde terug naar Berlijn voor de FEI-kampioenschappen, maar werd verslagen door de Duitse Trakehner Absinth. Vreemd genoeg besliste de FEI eind 1936 dat enkel paarden jonger dan veertien mochten deelnemen aan de Grand Prix-wedstrijden. Die regel sloot landen met minder sterke paarden uit voor dressuurwedstrijden. De tienjarige Nero had gelukkig geen last van de regel.
In 1938 nam Nero deel aan zijn vierde FEI-kampioenschap. Hij loste daar de verwachtingen niet in en werd vijfde op elf deelnemers.
Laatste overwinning en gedwongen fin de carrière
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog had Podhajsky een lange tournee door Duitsland gemaakt. De combinatie nam deel aan wedstrijden in Verden, Hannover, Münster en Munchen. Toen ze in augustus 1939 aankwamen in Insterburg, vond Podhajsky Nero zwalpend in de stal. De dierenartst stelde de gevreesde diagnose: exertionele rhabdomyolyse, een aandoening die zorgt voor ontstoken spieren in de rug die, als ze niet onmiddellijk en effectief behandeld wordt, zorgt voor vergiftiging van het hele lichaam. De dierenarts paste een aderlating toe, een oude en beproefde methode, en gaf Nero injecties. De gezondheidstoestand van het paard verbeterde, maar Podhajsky nam het zekere voor het onzekere: een groom bracht Nero naar een rivier in de buurt om zijn gevoelige hoeven te koelen. Nero kon uiteindelijk deelnemen aan wat zijn laatste wedstrijd zou worden en won de S-klasse.
Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakte een abrupt einde aan de carrière van Nero. Hij was toen pas 12 jaar oud.
Nero’s bijdrage aan het redden van de Lipizzaners
Podhajsky werd in 1939 commandant van de Spaanse Rijschool en bleef daar tot 1964 aan de leiding staan. Bij zijn terugkeer naar de Spaanse Rijschool bracht hij twee paarden mee: Nero en Teja, een Hongaars paard waarmee hij in 1948 zou deelnemen aan de Olympische Spelen. Georg Wahl herinnert zich: “De twee paarden leken erg op elkaar, maar voor mij sprong Nero er bovenuit als dressuurpaard. Wanneer we buitenritten maakten met de Lipizzaners, nam Podhajsky vaak Nero mee om ons te begeleiden. De paarden, Nero inclusief, kregen een nieuwe thuis in een klein dorp in het noorden van Oostenrijk. Het was onzeker wat er met hen zou gebeuren na de oorlog, als de geallieerden het land zouden controleren.
Toen de Amerikaanse troepen na de Tweede Wereldoorlog in 1945 het land bevrijdden en door de straten marcheerden, werd Nero herkend door een Amerikaanse majoor, die hem in 1936 in Berlijn aan het werk had gezien. De ontdekking van Nero gaf het startschot van de legendarische redding van de Lipizzaners en de Spaanse Rijschool. Generaal Patton, een voormalig Olympisch atleet, plaatste de Spaanse Rijschool onder de bescherming van de Amerikaanse troepen.
Podhajsky had Nero voor het laatst gereden toen hij 18 was en wilde hem van een welverdiend pensioen laten genieten bij de fokmerries. Nero werd echter erg opgewonden door de merries en hun veulens en kon niet kalmeren. Podhajsky liet zijn vriend dan maar terugkeren naar de Spaanse Rijschool, waar het paard bleef tot zijn dood in 1953. Hij werd op 26-jarige leeftijd ingeslapen.