Na het douchen trek ik lekker mijn pyama aan. Ik ga toch niet meer de deur uit.
Ik besluit mijn haren alleen te kammen en lekker te laten voor wat het is.
Rond 19.30 is het begonnen met rommelen. Rond 20.30 zie ik in de verte flitsen.
Om 20.35 zie ik hier voor een man voorbij hardlopen. Ik denk nog `Zo, die heeft lef!´
Wanneer ik goed kijk zie ik ook 2 kleine kindjes op de fiets erbij fietsen...
De eerste grote druppels vallen uit de lucht en en nadat hij al te ver weg was om mijn geroep te horen besluit ik om er met mijn auto achteraan te rijden om te vragen of hij nog ver moet.
Nadat ik hem ingehaald heb blijkt hij in het dorp te wonen. Vanaf waar we staan zo´n 4,5 km.
Als ik hem vraag of ik ze even naar huis moet rijden zegt hij in gebrekkig nederlands dat het niet hoeft.
Ik herken zijn oudste dochter als een klasgenootje van mijn oudste dochter.
Wanneer ik vraag of ik anders alleen even zijn dochters thuis af moet zetten omdat het weer steeds slechter begint te worden, zegt hij weer dat het niet hoeft.
Hij is nog niet klaar met die woorden en een ongelooflijke flits en gedreun klinkt. De regendruppels vallen steeds sneller en sneller.
Hij zegt tegen zijn meiden dat ze in moeten stappen en zegt dan `graag´.
Onderweg zegt hij dat hij niet verwacht had dat het zo snel, zo slecht zou worden.
Het regent inmiddels zo hard dat je geen hand voor ogen meer kan zien. Bliksem schiet door de lucht gevolgt met oorverdovend gedonder.
De hele weg zegt hij `Goed, heel goed. Dank u!´
Bij hun huis vraagt hij of ik iets te drinken wil als bedankje. Daar bedank ik voor.
Ik zie mijn benzine lampje branden en probeer me te bedenken sinds wanneer...
Ik zeg hem dat ik gauw ga tanken en terug naar mijn kindjes ga.
Wanneer ik in mijn achteruitkijk spiegeltje kijk zie ik hoe mijn haren zitten

Dan bedenk ik me in eens dat ik in pyama zo de auto ingestapt ben....

Ik rij vlug terug naar huis!
Thuis kan mijn man alleen maar lachen. Hij vroeg zich al af waar ik zo in eens naar toe gevlugt was.
